Door Paul Mennens
Ze worden wel de eerste boeren van Europa genoemd en ze woonden in prehistorisch Limburg. Zo’n 7000 jaar geleden kenden we een bandkeramiek-cultuur in Zuid-Limburg.
Zo’n 7.000 jaar geleden vond in West-Europa één van de grootste revoluties ooit plaats: mensen gingen op één plek wonen, ze bouwden huizen, hielden vee en bewerkten hun akkers. Kortom: ze werden boer. Voor die tijd leefde alle mensen als jager-verzamelaars: ze trokken constant rond op zoek naar voedsel. Sommigen bleven dat nog doen, duizenden jaren lang zelfs. Maar uiteindelijk bleek het boerenleven toch de meest aantrekkelijke keus.Rond 5.250 voor Christus arriveerden de eerste boeren in Nederland, meer specifiek in Zuid-Limburg. Ze bouwden hun boerderijen op de vruchtbare löss rondom de Graetheide – in Sittard, Geleen, Stein, Elsloo, Beek – en bij Maastricht.
Archeologen vinden tegenwoordig zowel sporen van die boerderijen als allerlei andere vondsten, met name aardewerk. Dat is zo typisch dat het de naam is geworden voor hun hele cultuur: de Bandkeramiek
De naam ‘Bandkeramiek’
‘Bandkeramiek’ – vaak ook ‘Lineaire Bandkeramiek’ of afgekort ‘LBK’ – is de naam die de Duitse archeoloog Friedrich Klopfleisch al in 1883 aan de allereerste landbouwerscultuur van Midden-Europa gaf.
De inspiratie voor die naam waren de versieringen die hij aantrof op het aardewerk van deze prehistorische boeren: op het oppervlak van een aardewerken pot brachten ze meanderende bandvormige versieringsmotieven aan. Die bestonden doorgaans uit één doorlopende lijn. Vandaar de naam ‘Lineaire Bandkeramiek’.
De tijd van de Bandkeramiek
Archeologen hebben vastgesteld dat de periode van de Bandkeramiek rond 5.500 voor Christus begon en duurde tot circa 4.950 voor Christus. Dat betekent dus dat de hele periode van de Bandkeramiek zo’n 550 jaar heeft geduurd. Niet eens heel lang dus. (Hoewel: als je nu 550 jaar teruggaat in de tijd, dan zit je in het jaar 1450, oftewel het einde van de Middeleeuwen, dat is toch wel lang geleden.
Binnen die 550 jaar onderscheiden archeologen verschillende periodes. Bandkeramische vondsten uit de oudste periode zijn – tot nu toe – alleen gedaan in Oostenrijk en Hongarije. Na ongeveer 250 jaar begon de Bandkeramiek aan een expansie. Rond 5.250 voor Christus arriveerde de Bandkeramiek in Nederland. Meer specifiek: in Limburg, want in de rest van Nederland zijn (bijna) geen sporen uit de tijd van de Bandkeramiek gevonden.
Een deel van de periodes is aan harde jaartallen te koppelen. Voor een even groot deel kan dat niet. Archeologen zien in het aardewerk wel veranderingen optreden door de tijd heen, maar ze weten niet wanneer die veranderingen in de tijd zich preciesvoordeed
Het verspreidingsgebied van de Bandkeramiek
Op het hoogtepunt van haar bestaan reikte het verspreidingsgebied van de Bandkeramiekers van de Oekraïne in het oosten tot Parijs in het westen, en van de Oostzee in het noorden tot de Donau in het zuiden. Het strekte zich dus uit over grote delen van Noordwest- & Midden-Europa.
In Limburg zijn er 2 clusters van bewoning gevonden: rondom de Graetheide en bij Maastricht. Dit zijn de enige twee plekken in Limburg, en zelfs in heel Nederland, waar de Bandkeramiekers woonden.
In het oosten – in Duitsland – lag een bewoningscluster die bekend staat als de Aldenhovener Platte. En in het westen – in België – lag een bewoningscluster die bekend staat als het Heeswater Cluster.
Wat opvalt is dat de Bandkeramiekers hun huizen altijd in de nabijheid van water bouwden. Water was voor hen (en is nog steeds) immers een van de eerste levensbehoeften. Zonder water geen leven.
Onderzoek naar de Bandkeramiekers
In de volgende jaren doken overal in Zuid-Limburg Bandkeramische vondsten op: in Beek (door vader en zoon Beckers), in Geleen, in Sittard, in Stein en in Elsloo. Bekende onderzoekers uit die tijd waren vader en zoon Beckers uit Beek, pastoor Kengen uit Maastricht en de Nederlandse archeologen Holwerda, Busch en Remouchamps.
In de jaren ’50, ’60 en ‘70 beleefde het onderzoek naar de Bandkeramiek zijn hoogtijdagen: als gevolg van de grote naoorlogse stadsuitbreidingen vonden op veel plekken grootschalige archeologische onderzoeken plaats. In die periode werd onder andere het Bandkeramische dorp en het grafveld van Elsloo opgegraven. Namen van opgravers uit deze periode zijn professor Modderman en pater Munsters.
Daarna werd het even stil, maar in de jaren ’90 werden weer nieuwe grote vondsten gedaan zoals bijvoorbeeld op het Janskamperveld in Geleen, waar een bijna complete Bandkeramische nederzetting werd opgegraven.
Vanaf 2000 zijn er ook behoorlijk wat vondsten gedaan, hoewel niet meer zo groot als voorheen. De tijd van de grootschalige opgravingen is in principe voorbij. Archeologen zijn nu meestal aangewezen op kleine opgravingen als gevolg van stedelijke inbreidingsprojecten.
Overigens: dit overzicht betreft alleen het onderzoek naar de Bandkeramiek in Nederland. In de rest van Noordwest-Europa hebben vele archeologen in de afgelopen eeuw ook vele opgravingen gedaan.
Aan het einde van de 19de eeuw werd de Bandkeramiek voor het eerst gedefinieerd als een afzonderlijke archeologische periode. In 1925 werd in Nederland de eerste Bandkeramische vondst gedaan op de Caberg in Maastricht.
Nederzetting in Kelmond
Jim Pepels, voormalig bestuurslid IoLvV, ontdekte een site van de Lineaire Band Keramiek in Kelmond (Beek, L.) en deed daar mee aan het waardestellend onderzoek door de Rijks Archeologische Dienst, waaraan ook drs. Fred Brounen, bestuurslid IoLvV, mee deed. Met steun van de stichting IoLvV maakte Jim Pepels met cineast Vincent Frencken de documentaire ‘7000 jaar terug, de eerste boeren in Kelmond’. Pepels ontdekte meer overblijfselen van de Bandkeramische cultuur in deze streken en publiceerde daarover in ‘Archeologie in Limburg’ . Zo deed ook zijn compaan Max Klasberg (eveneens oud-bestuurslid van IoLvV), die een Bandkeramische site ontdekte over de grens bij Maastricht.
Op initiatief van Jim Pepels en de stichting IoLvV werd de documentaire ‘7000 jaar terug, de eerste boeren in Kelmond’ gelijk gepresenteerd met het rapport van de opgraving in Kelmond door de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (R.O.B.; nu R.C.E.: Rijksdienst Cultureel Erfgoed) in het gemeentehuis van Beek, in samenwerking met die gemeente op 4 april 2008. Dit leidde tot krantenkoppen als “Beek oudste dorp van Nederland”. Immers, bij die opgraving is voor het eerst een ‘Erdwerk’, i.e. een gracht om de gevonden resten van woonhuizen gevonden. ‘Dorp’, want zo’n gracht, die op vergelijkbare sites in Duitsland en België wel, maar in Nederland nog nooit gevonden was, betekent dat de daar liggende boerderijen een eenheid, ‘dorp’, vormden.
Bandkeramische huizen
Als gevolg van grootschalige opgraving in Sittard, Geleen en Elsloo die door Modderman werden uitgevoerd, werd bekend hoe de bandkeramische huizen er uit hebben gezien. En daarmee bedoelen we vooral hoe de opbouw en indeling van een huis in elkaar stak. Archeologen vinden namelijk alleen nog maar verkleuringen in de grond waar ooit palen hebben gestaan die het skelet of funderingen van het huis vormden. Deze palen zijn weggerot of uitgetrokken waardoor de kuilen die voor de palen zijn uitgegraven een andere (meestal donkere) kleur hebben gekregen dan de omliggende grond. Soms vinden we in deze paalkuilen nog afvalresten terug zoals houtskool, verbrande leem of heel soms een bouwoffer zoals een dissel (stenen bijl). Zo kunnen we de paalsporen nu nog herkennen nadat ze 7000 jaar geleden al zijn vergaan.
Modderman (samen met de Groningse professor Waterbolk) ontdekte dat de bandkeramische huizen altijd volgens een bepaald schema in delen gebouwd waren. Sommige huizen bestonden alleen uit een middendeel (zogenaamd type 3 huis), andere uit een achterdeel en een middendeel (type 2) en het grootst aantal huizen heeft een voordeel, middendeel en achterdeel (type 1). Het zijn vooral deze laatste type huizen die langer dan 30 m kunnen zijn.
De opbouw van de huizen is ook zeer uniform: de wanden bestaan uit kleine palen die ongeveer om de meter in de grond zijn gezet. Daartussen heeft een vlechtwand gestaan, besmeerd met leem. Het dak werd gedragen door een rij van drie grote palen (middenstaanders), verdeeld over het hele huis. Helaas vinden we geen onderdelen van de houten bovengrondse constructie terug maar men kan aannemen dat om die palen op hun plaats te houden en enigszins weerstand te bieden tegen weer en wind, er allerlei dwarsverbindingen moeten hebben bestaan. Het zal een zware constructie zijn geweest. n 5 tot 7,5 meter breed. Een boerderij bestond uit een woonruimte, een werkruimte en een opslagruimte en herbergde tussen de 10 en 12 mensena
Bandkeramische dorpen
Bandkeramische dorpen waren kleine enclaves te midden van uitgestrekte (oer)bossen. Water was (net als tegenwoordig) een primaire levensbehoefte. Bandkeramische dorpen lagen dan ook altijd dicht in de buurt van water. Dat kon een rivier zijn, maar ook een klein beekje.
Om hun huizen en akkers aan te leggen kapten de Bandkeramiekers open plekken in de bossen. Een Bandkeramisch dorp bestond meestal 2 tot 5 boerderijen. Grotere dorpen konden bestaan uit enkele clusters boerderijen. De omvang van een doorsnee Bandkeramische dorp met zo’n 80 inwoners zal in totaal zo’n 3 km2 zijn geweest
Dorpen waren een aaneenschakeling van verschillende huizen en hun erven. Daaromheen lagen de akkertjes. Die waren nog maar zeer bescheiden in grootte ten opzichte van de huidige vaak enorme akkers. De Bandkeramiekers verbouwden er van alles.
In de koude jaargetijden lieten de Bandkeramiekers hun vee rond het dorp grazen. In de zomer trok men met het vee naar verder weg gelegen weidegronden (in het Maasdal en de beekdalen).
In de latere Bandkeramische fase treffen archeologen soms ’Erdwerke’ aan rondom een dorp. De functie hiervan is nog onduidelijk.
Opgravingen in Beek
In Beek zijn de afgelopen eeuw een flink aantal opgravingen gedaan naar de Bandkeramiek. Dit is een overzicht van de belangrijkste.
Jaar | Opgraver | Locatie | Vondsten |
1993 | Dr. Beckers | Maastrichterlaan Molenstraat | 2 ‘hutten’ en losse vondsten |
1961 | Cel Lemmens & Joh. Coumans | Veldekelaan | Afvalkuilen en losse vondsten |
1975 | Werkgroep Archeologie Beek | Hoolstraat Kerkeveld | Sporen woning, losse vondsten, verkoolde voedselresten |
1982 | Werkgroep Archeologie Beek o.l.v. professor Modderman & Henny Groenendijk | Molensteeg | Diverse huisplattegronden en afvalkuilen |
1995 | Dr. Stassenstraat | Aardewerk, vuurstenen werktuigen en een dissel | |
2000 | Universiteit Leiden, RAAP, Harry Vroomen, Werkgroep Archeologie Beek | Geverikerveld | Diverse huisplattegronden |
2005 | Rijksdienst voor Archeologie, Cultureel Erfgoed en Monumenten | Kelmond/Beekerveld | Nederzettingssporen, Erdwerk |
2007 | ADC, ARCHOL, Werkgroep Archeologie Beek | Remigiusstraat | Erdwerk, Afvalkuilen, aardewerk en vuursteen |
2012 2015 | Econsultancy RAAP | Bourgognestraat O.L.Vrouweplein Veldekelaan | Aardewerk en vuursteen Afvalkuilen |