Een wandeling door de oorlog

Beek 60 jaar bevrijd

1944-2004: 60 jaar bevrijding

Beek is op 17 september 2004 zestig jaar bevrijd. Het is waarschijnlijk de laatste
keer dat wij een jubileum van deze belangrijke gebeurtenis vieren, waarbij de
getuigen ons nog uit de eerste hand hun verhaal kunnen vertellen. Ze kunnen
vertellen, hoe ze uit Beek werden weggesleept naar een vrijwel zekere dood.
Anderen kunnen getuigen op welke manier ze dorpsgenoten hebben geholpen
om hun leven te redden door middel van een moeilijke onderduikperiode. Er zijn
nog mensen die verhalen kunnen vertellen over de spannende momenten van die
oorlog, en over de verwoestende bombardementen. Over hoe ook in Beek na de
oorlog mensen werden uitgestoten en vernederd.

Het is een zeer goed idee van de Stichting Herdenking Oorlogsslachtoffers Beek om een aantal van de meest indringende verhalen op te schrijven in de vorm van deze brochure. Zo kunt u het ter plekke als het ware opnieuw meebeleven.

U zult verraders tegenkomen. Maar ook maakt u kennis met echte helden, soms uit
onverwachte hoek. U maakt kennis met de dilemma’s waarmee de Kerken worstelden in
die moeilijke tijden. U hoort hoe de Sinti-zigeuners dubbel gediscrimineerd werden. U
volgt de beslissingen die overheidsdienaren moesten nemen. U voelt de tragiek van
mensen die, ondanks een veilig geacht onderduikadres, toch werden weggevoerd. U hoort
hoe wij omgingen met politieke vluchtelingen.

Ik hoop dat u door deze wandeling aan het denken wordt gezet, en dat u ervaart dat grenzen
tussen goed en kwaad niet altijd even scherp zijn. U zult zien dat goede bedoelingen soms
dramatische gevolgen hebben. Tenslotte hoop ik dat u af en toe probeert over te schakelen
naar de actualiteit. De Tweede Wereldoorlog staat korter bij dan wij vaak denken, ook al is
het zestig jaar geleden.

Armand Cremers
Burgemeester van Beek

Inleiding

Deze rondleiding is bedoeld om u ter plekke iets te vertellen over de Tweede
Wereldoorlog in Beek.


U staat voor het Beekse oorlogsmonument, dat is vervaardigd door de
bekende Beekse kunstenaar Arthur Spronken in 1969. Op de grond rond de
zuil zijn bronzen platen aangebracht met de namen van alle oorlogsslachtoffers, die
uit Beek afkomstig zijn, of die op Beeks grondgebied hun leven verloren. Bij elke
naam vindt u, naast de datum en plaats van overlijden, een symbool. Een leeuw duidt
op een gesneuvelde militair. Een davidsster vergezelt de naam van een vermoorde
jood, en een wagenwiel een vermoorde zigeuner. Bij de overigen, slachtoffers van
gevangenschap en oorlogsgeweld, staat een kruis. Ook de mensen die zijn
omgekomen in Nederlands-Indië tijdens de Tweede Wereldoorlog en tijdens de
Politionele Acties staan vermeld. Op één bronzen tegel staan de namen van drie Amerikaanse piloten, die in Beek zijn omgekomen, toen hun vliegtuig op 24 oktober 1943 boven Beek werd neergehaald.
In de rest van de rondwandeling door Beek zal het vooral gaan over de vervolging van de
joden en zigeuners. Vanaf deze plek is het echter goed om in herinnering te houden dat er
meer is gebeurd in dit dorp. Op 5 oktober 1942 vond het gruwelijke ”bombardement van
Geleen” plaats. 256 Engelse bommenwerpers lieten hun dodelijke lading vallen, vooral
boven de buurgemeente. Het was een tragische vergissing van de luchtmachteenheid, die
ten onrechte dacht dat ze bezig was het Duitse Aken te treffen. In Geleen waren 83 doden
te betreuren, en er was een enorme materiële schade. In Beek viel slechts één dode, maar
de verwoesting was groot. Vrijwel alle winkels in het centrum tegenover de kerk waren
vernield of zwaar beschadigd.
De oorlogsgeschiedenis van Beek is echter vooral bijzonder om de vervolging van mensen,
aan wie het recht om te leven werd ontzegd omdat ze tot een andere etnische groep behoorden: de joden en de zigeuners. De Shoah, of Holocaust, maakt de Tweede Wereldoorlog
anders dan andere gewelddadige conflicten. En juist op dit terrein heeft Beek een aparte
geschiedenis. In tegenstelling tot vrijwel alle andere plaatsen in Nederland, wist Beek de
meerderheid van zijn joodse burgers te redden. Inwoners van Beek hebben zelfs àlle joden
proberen te beschermen, ook de gezinnen die uiteindelijk toch door de Nazi’s werden
gevangen en vermoord. Daarnaast hebben meerdere joden afkomstig van buiten Beek hier
veiligheid gezocht. Ook onder deze groep onderduikers vielen door verraad op een
3tragische manier slachtoffers. Tijdens de rondwandeling zult u kennis maken met het lot
van de kleine joodse gemeenschap in Beek.
Beek was ook een van de weinige gemeenten van waaruit zigeuners werden gedeporteerd.
U zult horen hoe dat in zijn werk ging, en welk aandeel Beekenaren hadden in die
deportatie.
De Stichting Herdenking Oorlogsslachtoffers Beek wenst u een prettige wandeling,
waarbij u het beste het kaartje op de achterpagina van dit boekje als leidraad kunt
gebruiken. Ga nu de Sint-Martinuskerk binnen. De kerk is overdag vrijwel altijd open.
Mocht het gebouw gesloten zijn, dan mist u nummer 2. Loop dan om de kerk heen naar het zigeunermonumentje tegenover de Openbare basisschool de Kring, Stegen.

  1. Sint-Martinuskerk, Edith Stein
    De Duitse Carmelites en filosofe Edith Stein was van joodse afkomst. Toen in Duitsland de vervolging van de joden begon, vluchtte zij samen met haar zus Rosa naar Nederland. Zij vonden beiden
    onderdak bij de Carmelitessen in Echt. Op 15 juli 1942 vertrok de eerste trein met
    joden uit Westerbork naar Auschwitz. De gezamenlijke Nederlandse Kerken stuurden een krachtig protesttelegram naar de Duitse autoriteiten: We ”hebben met ontzetting kennis genomen van de . . .
    maatregelen, waarbij . . . gehele gezinnen . . . worden weggevoerd . . .”. Tevens was gepland, dat in alle kerken de volgende zondag een herderlijke brief vanaf de kansel zou worden voorgelezen. De Duitsers waren woedend. Zij dreigden met represailles, als de brief zou worden voorgelezen. Anderzijds lieten ze doorschemeren, dat er gewerkt werd aan verzachtende maatregelen in het geval de kerken alsnog zouden besluiten het herderlijk schrijven in te trekken. De grootste protestantse kerk, de Nederlands Hervormde Kerk, zwichtte voor deze chantage. Kardinaal de Jong, en overigens ook de kleine protestantse kerken, beslisten dat de brief gewoon zou worden voorgelezen. Aldus geschiedde. De reactie van de Duitsers was snel, en keihard. Al op 2 augustus werden alle katholiek gedoopte joden gearresteerd. Een mooie gelegenheid om tweespalt te zaaien tussen de Protestantse en de Katholieke Kerken. Op 6 augustus stapten vele van de gearresteerden in de trein naar Auschwitz. Tijdens dit transport werd in de trein hardode rozenkrans gebeden. Onder degenen die op 9 augustus werden vergast, waren ook Edith Stein, en haar zus. De medezusters van Edith Stein verhuisden later naar het Carmelitessenklooster in Beek. De heiligverklaring van deze joodse zuster heeft veel stof doen opwaaien. Sommige jodenzagen hierin een poging van de (Poolse) Katholieke Kerk om de Holocaust als het ware teannexeren als een christelijk gebeuren. Van de andere kant is het duidelijk dat Edith Steinvermoord is, niet alleen omdat zij joodse was, maar evenzeer omdat zij katholiek was. Haardeportatie is het directe gevolg van het protest tegen de jodenvervolging door deKatholieke Kerk. In de Sint-Martinuskerk te Beek heeft Edith Stein, onder de naam zusterTeresia Benedicta van het Kruis, achter in de kerk een drieluik.

Zigeunermonument Stegen

In de opvatting van de Nazi’s waren de zigeuners, evenals de joden, van een
minderwaardig ras. Ook zij moesten worden vernietigd. Er was echter een
verschil: joden waren vanaf het begin van de oorlog duidelijk als zodanig geregistreerd; zigeuners stonden in de burgerlijke stand gewoon als ”RoomsKatholiek”. Om hen op te sporen was de medewerking van de plaatselijke bestuurders nodig.
In Beek woonden tien zigeuners: de grote familie Franz. Negen van hen woonden in
een woonwagen, die stond in een weilandje aan de Stegen: vader Johann, moeder
Ernestine, en de dochters Buntla, Zulla en Mady, en de zoons Luitze, Hans, Peppie,
en Eifa. De vijfde zoon Mannela was getrouwd, en woonde met vrouw en twee
kleine kinderen in een huis in de Kloostersteeg. De familie Franz verdiende de kost met muziek maken, en kleine handel.
Op 16 mei 1944 werd in heel Nederland een grote razzia gehouden op zigeuners. Sommige
burgemeesters hadden – in strijd met de waarheid – ontkend, dat zich binnen hun gemeente
zigeuners bevonden. Zo niet N.S.B.-burgemeester Regout van Beek. Hij belastte twee
Beekse politieagenten met de taak de familie Franz te arresteren.
Mannela Franz in zijn woning wist te ontsnappen. De negen bewoners van de
woonwagen werden gearresteerd, en via Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd. Slechts
Zulla, Mady en Eifa keerden ziek en uitgehongerd terug.
In 1993 werd het monument geplaatst op de plaats waar de woonwagen stond. De maker
is beeldhouwer Math van Kampen uit Beek. Uitgebeeld is het dagelijks leven van een
gewoon rondtrekkend gezin. U moet vooral het monument van beide zijden bewonderen.
Het opschrift ”Wij lieten hen gaan” verwijst naar het feit, dat Beek deze dorpsgenoten niet
heeft beschermd. Ten tijde van de onthulling was dit opschrift aanleiding tot een heftige
discussie in de gemeenschap.
Mensen van het Sinti-volk wijzen er terecht op dat hun leed tijdens de Tweede
Wereldoorlog nog weinig erkenning vindt, en dat discriminatie van zigeuners niet beperkt
is tot die tragische periode van de geschiedenis. Het zigeunermonument is het enige in
Nederland.

Grafmonument van Gerrit Cohen op de joodse begraafplaats, Putbroekerstraat


De familie Cohen was een joods middenstandgezin uit Geleen, goed geïntegreerd in de
Geleense samenleving. Kerkelijk behoorde de familie bij de synagoge van Beek.
De meeste Limburgse joden zijn in één groot transport via Westerbork naar Auschwitz
gedeporteerd, op 25 augustus 1942. Dat ging onder het mom van werkverschaffing,
arbeidsverruimende maatregelen. Daarom stonden alleen mannelijke joden tussen 16 en 65
jaar op de lijst. Zij moesten wel hun echtgenoten en kinderen meenemen. Toen was al
duidelijk, dat het lot van de joden in het oosten zwaar, vaak dodelijk zwaar zou zijn. Dat leidde tot heftige discussies in vrijwel alle joodse gezinnen: gehoorzamen aan de overheid of onderduiken?
In Beek beslisten de meesten om NIET te gaan, met uitzondering van Leo Benedik, en het
gezin van der Horst (zie nr. 9). Ook in het gezin Cohen vonden pittige discussies plaats. De
stem van de gezagsgetrouwe vader Simon gaf de doorslag: men wachtte op de komst van
de politieagenten. Zoon Gerrit, die fel had gepleit om onder te duiken, wachtte ook. Maar
toen op de deur werd geklopt, ontvluchtte hij alsnog. Via een dakraam bereikte hij het
platte dak en de zolder van de buren. Daarna dook hij onder.
Van zijn familieleden, en van de andere 25 gedeporteerden uit Geleen en Beek kwam
niemand terug. Op 31 augustus, koninginnedag, kleurde voor één keer de lucht boven
Auschwitz grauw van Limburgse rook.
Gerrit leefde de rest van zijn leven verder in Geleen. Voor zijn overlijden had hij beslist dat
zijn grafmonument ook een herinnering moest zijn aan zijn vermoorde ouders en zusjes.
Het monumentje op de intieme joodse begraafplaats, waar u nu staat, vermeldt dan ook zes
namen. De zegenende handen wijzen er u op dat hier begraven is een mens uit het
priestergeslacht Cohen

Joods monument, Burgemeester Janssenstraat – kruispunt met Raadhuisstraat

Beek heeft op dit ogenblik geen synagoge meer, en geen joodse gemeenschap. Dat komt
slechts voor een deel door de oorlog. Van alle 26 Beekse joden, met uitzondering van het
vluchtelingenechtpaar Steinberg , is bekend dat zij minstens een aanbod kregen
om onder te duiken. Dorpsgenoten waren het steeds die hen wilden beschermen. In die zin
is de geschiedenis van Beek bijzonder. Uiteindelijk besloten 8 personen om niet onder te
duiken, om uiteenlopende redenen. Zestien Beekse joden werden wel gered.
De synagoge verloor zijn functie omdat de overlevenden uit Beek verhuisden, op natuurlijke wijze overleden, of naar het katholieke geloof overgingen.
Om de herinnering aan de joden, die eeuwenlang een markant aandeel hebben gevormd
van de Beekse bevolking, levend te houden, werden twee herinneringstekens geplaatst.
Op het trottoir bij de kruising Burgemeester Janssenstraat – Raadhuisstraat staat het joods
monument, vervaardigd door de Beekse beeldhouwer Francisca Zijlstra, en onthuld in
1987.
Een sterk gestileerde liggende figuur symboliseert de verdwenen joodse gemeenschap. Op
een dwarse hardstenen balk leest men in het Hebreeuws en in het Nederlands de tekst uit
psalm 118, vers 20, die ook boven de deur van de Beekse synagoge stond: ”Dit is de poort
naar de Eeuwige. Rechtvaardigen mogen hierdoor binnengaan”.
Precies op de plek in de Molenstraat, waar tot 1954 de synagoge stond, is tegen de gevel
van het appartementencomplex dat – toepasselijk – aan het Synagogepad ligt, in 2004 een
plaquette aangebracht. Beeldhouwer Math van Kampen ging uit van de enige foto die
bekend is van de joodse synagoge. Om het reliëf van de synagoge heen staat een tekst uit
Genesis: ”Inderdaad, de Eeuwige is op deze plaats aanwezig, en ik wist het niet”

De synagoge, Molenstraat – kruispunt met Synagogepad

Kloostersteeg 3

In dit huis woonde in het begin van de oorlog een man, die de Duitse nationaliteit had: Frits Linke. Hij werd na de inlijving van Nederland opgeroepen voor dienst in de Wehrmacht. Hij ging, maar deserteerde spoedig daarna. Voor deserteurs was er maar één straf: de kogel. Daarom dook Frits onder in Roggel, in een plaggenhut in de Peel.
Hij was familie van de echtgenote van de oudste zoon van de zigeunerfamilie Franz, Mannela. Omdat het huis aan de Kloostersteeg na de onderduik van Frits vrijkwam, trok Mannela Franz met vrouw en twee kleine kinderen in de woning.
Op 16 mei 1944, toen zijn ouders, broers en zussen werden gearresteerd door de Beekse politie, werd midden in
de nacht ook op de deur gebonsd bij Mannela. Terwijl zijn vrouw de agenten
aan de praat hield ontsnapte Mannela in nachtkleren. Met een touw van een paardentuig
wist hij door een raampje aan de politieagenten te ontkomen. Het bewuste raampje is nog
te zien. U moet daarvoor op de kleine parkeerplaats zijn, achter de woning. Mannela zocht
en vond onderdak bij . . . Frits Linke, in diens plaggenhut. De vrouw van Mannela en de
twee kleine kinderen zijn hier later ook nog korte tijd ondergedoken.
Een met de dood bedreigd zigeunergezin, dat wordt beschermd door een Duitse deserteur!

Fritz Linke

Maastrichterlaan 49

In de jaren dertig had Nederland een ”vluchtelingenprobleem”. Tienduizenden joden uit
Duitsland trachtten in ons land veiligheid te vinden voor de vervolgingen in de staat van
Hitler. Zij waren in het algemeen niet welkom. Velen werden geweigerd bij de grens, of
teruggestuurd naar Duitsland. Ongeveer dertigduizend joodse vluchtelingen vonden wel in
Nederland hun nieuwe woonplaats, acht personen, drie gezinnen, in Beek. De familie
Bogen werd meteen na de bezetting overgebracht naar het – toen nog – opvangkamp
Westerbork.
Op de familie Kanarek komen we terug bij nr. 10. Het bejaarde echtpaar Steinberg-Hertz,
een middenstandgezin uit Goch, huurde het pand Maastrichterlaan 49. Kort na de bezetting
moesten zij hun Beekse, en ”arische” dienstmeisje ontslaan. Door de rassenwetten was het
de joden verboden niet-joods personeel in dienst te hebben. Anderhalf jaar later, in 1942,
moesten zij hun huis verlaten. De reden was eenvoudig: de nieuwe N.S.B.-burgemeester
van Beek, G. Smalbach, had dringend een representatieve woning nodig in Beek.
Het echtpaar Steinberg verhuisde naar een kleine woning in Grevenbicht. Vandaaruit
werden ze, evenals alle bejaarde Limburgse joden die in 1942 van deportatie waren
vrijgesteld, omdat ze niet in aanmerking kwamen voor ”arbeidsverruimende maatregelen”,
overgebracht naar het kamp Vught. Op 8 mei 1943 gingen ze naar Westerbork, en op 11
mei stapten ze in de trein naar Sobibor. Bij aankomst werden allen vergast.
De familie Steinberg is het enige joodse gezin, dat geen enkele hulp van Beekenaren heeft
gehad om de oorlog te overleven

Proosdijstraat 15

Giel Lacroix was als soldaat tijdens de mobilisatie bevriend geraakt met de Haagse bontwerker Herman Ringer. Herman was jood. Giel zag het gevaar, en nodigde Herman uit in
zijn huis in de Proosdijstraat onder te duiken. Herman vroeg ook hulp voor zijn zus, zijn
zwager, en hun drie kleine kinderen Estella, Samuel en Benjamin Meyers. Die hulp werd
geboden. Herman Ringer, en de kleine Samuel (5 jaar) en Benjamin (2 jaar) kregen onderdak bij Giel en zijn vrouw en dochter. De drie andere onderduikers werden ondergebracht
bij familie in Eijsden en Heer. Herman hield zich schuil. De kinderen kwamen gewoon op
straat, onder de naam Kees en Bennie. Zij zouden evacués zijn uit het gebombardeerde
Rotterdam. Kees bezocht zelfs de kleuterschool in Beek. De kleine Bennie vertelde
argeloos in de buurt rond dat hij eigenlijk Benjamin heette, een gevaarlijke naam in die
dagen. Om veiligheidsredenen werd hij overgeplaatst naar een vierde gezin uit de familiekring van Giel Lacroix, in Stein.
Begin 1944 praatte een Haagse kennis van de familie Meyers haar mond voorbij tijdens een feestje. Zo kwam de politie op het spoor van de zes onderduikers. Op 20 maart deed de Gestapo midden in de nacht een inval, gelijktijdig op de vier adressen in Beek, Stein, Heer en Eijsden. Mevrouw Lacroix moest toezien hoe Herman Ringer en de toen zesjarige Samuel door de politieagenten de trap werden afgejaagd. Het was koud. Snel trok ze Sammie nog twee truien over elkaar aan, en stopte ze Herman een zak ongesmeerd brood in zijn handen. Op 26 maart arriveerde het groepje in Auschwitz. De jonge moeder en haar drie kinderen werden bij aankomst vergast, de twee mannen als arbeiders in het kamp ingeschreven. Zij waren jong en sterk, en overleefden het kamp
.

Professor Spronckpark 4

Simon van der Horst was handelaar in textiel. Een deel van zijn bedrijf bevond zich in
Amsterdam. Omdat joden beperkte bewegingsvrijheid genoten, verbleef hij doorgaans in
Amsterdam. Zijn vrouw Clara en zijn kinderen Karel en Branca bewoonden het huis waar
u nu voor staat. Simon behoorde tot de groep arbeidsgeschikte joden, die in augustus 1942
werden opgeroepen voor ”arbeidsverruimende maatregelen”. Minstens tweemaal werd
door Beekenaren aandrang uitgeoefend op Van der Horst om onder te duiken: door de gemeenteambtenaar Willy Sangers (zie nr. 11), en door Harrie Piek, die ook geholpen had bij de onderduik van Fred Benedik en de familie Kanarek Van der Horst wilde of durfde niet.
Op de dag van de grote Limburse jodendeportatie, 25 augustus, werden de vier gearresteerd.
Moeder Clara en Branca op het station. Zij hadden die dag toestemming om met de trein
naar Roermond te gaan, waar de lichamelijk en geestelijk gehandicapte Branca op controle
moest komen bij de specialist in het ziekenhuis. Vader Simon werd gearresteerd in
Amsterdam. Karel (15 jaar) was thuis, met een vriend. Een verzetsman uit Geleen deed nog
een laatste poging Karel over te halen om met hem mee te gaan, zonder succes. Een paar
uur later kwam de gemeenteveldwachter hem ophalen. Deze bracht hem naar het verzamelpunt voor Limburgse joden in Maastricht.
De ambtenaren in Beek deden hun werk. Het huis werd verzegeld, en een gedegen inventarislijst werd opgemaakt. We weten dat Van der Horst bij zijn deportatie onder meer ”1/2
kg getrocknete äpfel, en 150 maggiwürfel” in huis had.
Clara en Branca werden op 31 augustus in Auschwitz vergast; Simon en Karel werden als
arbeiders in het kamp ingeschreven, en overleden korte tijd later.

Hennekenshof, Wolfeynde 4

In de geschiedenis van het gezin Kanarek laat zich de tragiek van de oorlog vertellen. Vier
gezinsleden, joden, vluchtten in 1934 naar Beek vanuit het Duitse Hörde. Als middenstanders, maar volkomen berooid, openden zij een kleine kruidenierswinkel in Beek.
Dochter Gerda overleed in 1936 aan tuberculose, in die tijd een volksziekte. Hun trouwe
niet-joodse dienstbode en huisgenote moest worden ontslagen. In augustus 1942 vond de
deportatie plaats van alle arbeidsgeschikte Limburgse joden, met hun gezinnen. De ouders
Kanarek werden wegens hun leeftijd voorlopig vrijgesteld. Alleen Frans, de 27-jarige
zoon, moest zich gereedhouden voor vertrek in verband met ”arbeidsverruimende maatregelen”.
De onderduik van Frans werd door zijn Beekse vrienden zeer zorgvuldig voorbereid. Hij
schreef aan zijn ouders een brief dat hij naar Zwitserland was gevlucht. De heer en
mevrouw Kanarek deden aangifte bij de politie in Beek. Ondertussen verbleef Frans op de
zolder van sigarenfabriek Hennekens, waar u thans voorstaat. De schuilplaats tussen de
spitse dakjes was alleen zichtbaar vanaf de kerktoren. Het was er gezellig ingericht, zelfs
een dakterras om te zonnen ontbrak niet. Enkele maanden later overleed plotseling vader
Adolf Kanarek. Hem werd de ellende van verdere vervolging bespaard. Zijn zoon kon niet
naar de begrafenis.
In 1943, toen ook de resterende joden uit Beek zouden worden verzameld in kamp Vught,
voegde mevrouw Kanarek zich bij haar zoon op zijn zolder.
Na de bevrijding van Beek nam Frans dienst bij de Stoottroepen, om mee te helpen bij het definitief verslaan van de Nazi’s. In de vochtige en koude winter 1944-45 stak bij hem een oude tuberculose de kop op; hij overleed in maart 1945.
Wanneer u gaat staan op het trottoir voor de meubelwinkel van Mosmüller aan de overkant
van de Stationsstraat, kunt u net de zijkant van het zolderverblijf van de Kanareks zien
.

Gemeentehuis

U bevindt zich voor de oude ingang van het gemeentehuis van Beek. Burgemeester van
Sonsbeeck was om principiële redenen afgetreden en vervangen door de N.S.B.-er
Smalbach. In het kamertje links van de deur zat de afdeling Burgerlijke Stand. Hier werkte
Willy Sangers, samen met een Duitsgezinde collega. Onder de ogen van deze collega, en
die van de burgemeester, wist Sangers de grootste prestatie van het verzet in Beek gestalte
te geven. ”Och, ik zat nu eenmaal op die plaats”, zei hij later. Een understatement. Hij heeft
van de Burgerlijke Stand een rommeltje gemaakt waar men jaren na de oorlog nog last van
had. Vele tientallen mensen ”verdwenen”uit de administratie, doden werden administratief
tot leven gewekt. Dit alles om mensen te helpen, mensen die voor de arbeidsinzet naar
Duitsland zouden moeten, maar vooral: joden.
Sangers heeft alle Beekse joden gewaarschuwd. Hij stimuleerde hen om onder te duiken.
Hij gebruikte zijn voorkennis van alle plannen van een criminele overheid en van zijn foute baas. Hij produceerde valse persoonsbewijzen met echte stempels. In alle stilte deed hij het, zijn collega’s wisten van niets.
Een anekdote: Sangers adviseert de Beekse jood Alfred Benedik onder te duiken. Hij adviseert hem het persoonsbewijs van zijn leeftijdgenoot Harry Piek mee te nemen, en onder deze naam in Noord Limburg verder te leven. Harry Piek zelf krijgt het advies om aangifte te doen van verlies van zijn persoonsbewijs. In aanwezigheid van de burgemeester geeft Sangers aan Piek een stevige uitbrander, en hij maakt een splinternieuw persoonsbewijs. Piek is geholpen, en gaat door met hulp aan joodse onderduikers.
Vooral door Sangers’ activiteiten overleefde de meerderheid van de joden uit Beek.