Bij de verhuizing in dec.1980 van de Brugstraat naar de school achter het gemeentehuis kreeg men de ruimte om het vele dat er verzameld was thematisch te exposeren. Op basis van de depotcollectie was er nog meer mogelijk, alleen ontbrak daarvoor die extra ruimte die dat zou betekenen. Om er op zijn tijd toch het nodige van te laten zien, werd een van de lokalen vrij gehouden voor wisselende expo’s, die er de afgelopen jaren dan ook in grote verscheidenheid geweest zijn. Omdat er in die depots ook het nodige meubilair stond uit eigen streek, werd besloten daar een tentoonstelling aan te wijden. De interesse voor meubels is sinds de antiek-rage jaren geleden enorm losgebarsten. Om aan de gigantische vraag te voldoen werd er van-uit vrijwel heel Europa meubilair aangevoerd, waardoor het vanouds gebruikte Limburgse meubilair een beetje in de verdrukking geraakte. Dit ook en vooral omdat iedereen liefst van geloogd eikenhout gemaakte meubelen wenste, zijn er in Limburg maar weinig van andere houtsoorten gemaakt. Toch komen er vele van essen, noten, kastanjes, beuken en populieren gemaakte voor. Die houtsoorten werden gebruikt aan kasten, tafels, stoelen en banken, deken-kisten, bedden en alle mogelijke kleingoed als kapstokken, kamergebakken en keukenrekken.
Dit in Limburg door plaatselijke schrijnenmakers gefabriceerde spul kenmerkt zich in de regel door eenvoud, wat niet wegneemt, dat er zo nu en dan stijlinvloeden van de officiële stijlen doorsiepelden, waarna die op eigen manier verwerkt werden. Overigens is niet alle meubilair indertijd van blank hout geweest; veel werd gemaakt met de bedoeling beschilderd of ge-beitst te worden, hetgeen blijkt bij meubels, die zijn samengesteld uit meerdere soorten hout.
Behalve losstaande meubelen kende men meerdere ingebouwde kasten, wat zeer zeker geldt voor de beddekoets en de kastjes naast de haard. In dat laatste geval hebben de deuren meestal dezelfde profilering. Om te laten zien hoe dit soort zaken gemaakt werden is een selectie ge-maakt uit schrijnemakersgereedschap, dat meteen de ambachtelijkheid op handkracht illus-treert. Pratend over op zichzelf staand meubilair moeten we wel bedenken dat er vroeger een onlosmakelijke band was met de hele uitmonstering van een gebouw, als de voordeur , de luiken en de timmermanskunst, die verantwoordelijk was voor voor het bouwen in houtskelet- of vakwerkbouw.
Handwerk bestond er per definitie net zo goed binnen de bouwambachten als de landbouw. Om een idee te geven van die verschillende aspecten legt het museum zich in samenspraak met de musea in Elsloo en Valkenburg, toe op het documenteren van die activiteiten, geplaatst in dat grotere kader.
Het museum in Beek schenkt in ruime mate aandacht aan de boerenbakkerij en wat daar op volgde, aan de schoenmaker, de slager, de voerman, de klompenmaker, de sigarenmaker en de smid. In wisselende opstelling wordt ook aandacht geschonken aan de relatie tussen mens en natuur, wat de flora en fauna betreft. Waar u bij de bandkeramiek een indruk van krijgt is de enorme activiteit die de werkgroepen ontplooien en daardoor het museum tot een levende zaak maken op het gebied van archeologie, geschiedenis en publiciteit.
Intussen is door verhuizing naar Huize Franciscus sinds 2005 aan deze situatie het een en ander veranderd en wordt enkel geëxposeerd in door het pand verspreid staande vitrines en enkele hallen.