Het joodse gezin Adolf, Johanna en zoon Franz Kanarek was in 1934 vanuit het Duitse Hörde naar beek gevlucht, samen met de trouwe niet-joodse diensbode Henny Blaszyk. Het berooide middenstandsgezin en Henny openden een kruidenierswinkel in Beek. Zij burgerden in Beek in op een ideale manier. Franz ging deel uitmaken van een hechte vriendengroep, waartoe ook twee broers Hennekens behoorden, mede-eigenaars van sigarenfabriek Hennekens.
Na de Duitse inval werd de familie Kanarek opnieuw slachtoffer van de anti-joodse politiek. Henny moest worden ontslagen. De jodendeportaties uit Limburg begonnen. Op 24 augustus 1942 kreeg Franz, evenals bijna alle Limburgse joden die jonger waren dan 60 jaar, de aanzegging dat hij zich de volgende dag moest melden voor ‘arbeidsinzet in het oosten’. Onmiddellijk kwam men in actie: samen met Harry Piek, Bert Soetbrood en Willy Sangers werd door Maxime (Siem) Siem Hennekens een onderduikmogelijkheid geschapen op de achterzolder van zijn sigarenfabriek. Het werd een ‘vierkamerwoning met dakterras’ waar Franz tot de bevrijding kon wonen en …. werken voor het Verzet. Hij vouwde het illegale blad Trouw, en bundelde de krant voor de illegale bezorgers.
Franz’ moeder Johanna weigerde in april 1943, met andere oudere joden uit Limburg, naar kamp Vught te verhuizen. Zij dook onder bij haar zoon. Vader Adolf bleef verdere vernedering bespaard, omdat hij eerder al was overleden (aan een natuurlijke dood). Franz zag de begrafenis van zijn vader vanuit een raam van zijn onderduikadres.
Franz had inmiddels gezworen dat hij zijn zwarte haren pas weer zou laten knippen als hij weer vrij over straat kon lopen in Beek. Het eerste dat de Beekenaren na de bevrijding zagen was een over de straat dansende jongeman met een grote oranje strik in zijn lange haren.
Nadat Beek was bevrijd sloot Franz zich aan bij de KS (Koninklijke Stoottroepen). Hij wilde samen met de bevrijders de bezetter verder verdrijven. Tragisch genoeg werd hij al spoedig ziek en overleed op 15 maart 1945 in Maastricht. Franz Kanarek werd met militaire eer ter aarde besteld op de Joodse Begraafplaats aan de Putbroekerweg in Beek.
Joodse onderduiker sterft als militair
Wie er bij was, zal het beeld niet snel vergeten. 17 september, de dag dat het Limburgse Beek bevrijd werd. Vooraan een groeiende stoet feestende mensen danst een bleke jongeman met lange donkere krullen. In zijn haar een grote oranje strik.
Het is Franz Kanarek. Na 25 maanden onderduik kan de Joodse jongen eindelijk weer vrij rondlopen. “Pas als ik weer veilig de straat op kan, knip ik mijn haar”, had hij beloofd toen hij zijn schuilplaats betrad.
Met haar tot aan zijn taille viert hij het feest van de vrijheid. De bevrijding heeft hij gehaald, de oorlog heeft hij overleefd. Maar nu is hij in vredestijd bezweken.
Gevlucht
Kanarek vluchtte in 1934 met zijn ouders en zus vanuit het Duitse Horde naar Nederland. Net als tienduizenden andere Joodse Duitsers tracht de familie de vervolging in hun thuisland te ontlopen.
Velen waren niet welkom. Ze werden bij de grens geweigerd en teruggestuurd. De familie Kanarek hoort bij de groep van naar schatting 30.000 vluchtelingen die wel in Nederland wordt toegelaten.
Het gezin vestigde zich in het Limburgse Beek. Ze openden een kleine kruidenierswinkel. Zus Gerda overlijdt in 1936 aan tbc.
Razzia
In augustus 1942 bleek het nieuwe thuisland niet zo veilig als gehoopt: de Duitsers hielden een grote razzia in Limburg. 600 Joden jonger dan 60 jaar moesten zich melden in Maastricht. Vandaaruit werden ze naar Westerbork gebracht, waarna arbeidsinzet in Duitsland zou volgen, zo zeiden de Duitsers.
Vader en moeder Kanarek hoefden zich vanwege hun leeftijd voorlopig niet te melden. De 27-jarige Franz wel. Hij besloot onder te duiken. De onderduik werd door hem en zijn vrienden zorgvuldig voorbereid. In een brief aan zijn ouders schreef hij dat hij naar Zwitserland is gevlucht. Zijn ouders meldden dat bij de politie van Beek.
Franz zit echter slechts 100 meter van zijn ouderlijk huis, op de zolder van de sigarenfabriek van de familie Hennekens. Een vriend regelde de onderduikplek, die gezellig wordt ingericht, inclusief dakterras om te zonnen.
Een paar maanden later overlijdt de vader van Franz. De jongen kan niet naar de begrafenis. Als ook Franz’ moeder zich voor deportatie moet melden in 1943, duikt zijn samen met haar zoon onder. Samen overleven zij hier de oorlog.
Gescheiden met golfplaten
Hun huis krijgen moeder en zoon Kanarek niet terug. Het is tijdens de oorlog toegewezen aan een NSB-gezin. Moeder en zoon verblijven nog enige tijd op hun onderduikadres.
Uiteindelijk mogen ze de helft van hun eigen huis gebruiken. Een golfplaten afscheiding wordt tussen de familie Kanarek en het NSB-gezin geplaatst.
Vechten tegen de Duitsers
De dag na de bevrijding van Beek meldt Franz zich bij het Militair Gezag. Hij wil zijn bijdrage leveren en vechten tegen de terugtrekkende Duitsers. Hij wordt ingedeeld bij de stoottroepen.
Tijdens het wachtlopen loopt hij een zware longontsteking op. De periode in onderduik heeft de jonge Frans waarschijnlijk verzwakt. Hij krijgt tuberculose, waaraan hij vandaag overlijdt.
Soldaat Kanarek zal met militaire eer en saluutschoten worden begraven. Een schrale troost voor zijn moeder die alleen achterblijft.