Sin­ti her­den­king in ge­meen­te Beek

Op 16 mei 1944 worden in 21 Nederlandse gemeenten Sinti, Roma en woonwagenbewoners gearresteerd. In Amsterdam worden 22 Sinti uiteindelijk weer vrijgelaten nadat agent Jaap Knol verschillende horecaondernemers laat verklaren dat zij als muzikanten onmisbaar zijn voor het lokale nachtleven, vaak ook door de bezetter bezocht. In Doetinchem doet circusdirecteur Toni Boltini zich voor als SS-officier en overtuigt de bewakers dat de gearresteerde Sinti-familie, waaronder de beroemde muzikant Tata Mirando, moet optreden voor de Wehrmacht. Andere familieleden worden wel op de trein gezet, maar missen vanwege een technisch mankement de aansluiting naar Westerbork. 22 Roma die na een tip van het verzet uit IJsselstein weten te vluchten, worden later in Deil alsnog opgepakt.

De helft teruggestuurd

Uiteindelijk komen er op de dag van de razzia 576 personen aan in Westerbork. Daar blijkt dat de beschrijving ‘alle personen, die op grond van hun uiterlijk, hun zeden en gewoon­ten als zigeuners of als zigeunerhalfbloeden kunnen worden aangemerkt, zoomede alle personen, die naar de geaardheid der zigeuners rondtrekken’ uit het telex-bericht door sommige gemeenten te vrij is geïnterpreteerd. Kampcommandant Gemmeker haalt 276 ‘Arische’ woonwagenbewoners, de meesten uit Utrecht en Zutphen, uit de rij en stuurt hen weer terug. Ook worden zo’n zestig Sinti en Roma weer vrijgelaten omdat zij een Italiaans, Duits, Guatemalaans of ander buitenlands paspoort bezitten.

De overige 245 personen worden geregistreerd, kaalgeschoren, ontluisd, gekeurd, van hun bezittingen ontdaan en opgesloten in militaire barakken. Op 19 mei 1944 worden alle mannen, vrouwen en kinderen op het Zigeunertransport gezet en naar Auschwitz gedeporteerd. Van deze gebeurtenis is ook de beroemde Westerborkfilm gemaakt door Rudolf Breslauer. Het Sinti-meisje Settela Steinbach dat in de film voorkomt staat na de oorlog internationaal symbool voor de Jodenvervolging. Pas in de jaren ‘90 wordt haar ware identiteit bekend.

Settela Steinbach

Zigeunerlager

In Auschwitz worden de Sinti en Roma naar een apart Zigeunerlager gebracht, dat vlak naast het crematorium ligt. Families blijven bij elkaar, zij die het overleven vertellen verschrikkelijke verhalen. Het is een graag bezochte plek van de beruchte kamparts Josef Mengele, die kinderen uitkiest voor experimenten en mensen injecteert met vloeistoffen waarna veel van hen overlijden of verlamd raken. Anderen bezwijken vaak al voor ze naar de gaskamer worden gevoerd aan honger of ziektes.

In juli 1944 wordt de toestand in het Zigeunerlager zo ondragelijk dat de Sinti en Roma in opstand komen. De kampbewaking is vooraf ingelicht en de opstand wordt direct neergeslagen. Wie nog kan werken, wordt vervolgens naar werkkampen gestuurd: mannen naar Buchenwald, vrouwen naar Ravensbrück. De ± 2.900 achtergebleven vrouwen, kinderen en ouderen worden in de eerste nacht van augustus vergast.

Niet erkend leed

In totaal worden naar schatting zo’n 500.000 Sinti en Roma, de helft van de Europese bevolking, tijdens de Tweede Wereldoorlog omgebracht. Van de 245 Nederlandse Sinti en Roma die op 19 mei 1944 naar Auschwitz zijn gedeporteerd, keren er uiteindelijk 32 terug. Naar schatting werd ongeveer de helft van alle Nederlandse Sinti en Roma vanuit Westerbork afgevoerd.

Maar hoewel het eerste Zigeunermonument ter wereld in 1978 wordt onthuld in Amsterdam, blijft het oorlogsleed van Sinti en Roma in Nederland zwaar onderbelicht en wordt het nauwelijks erkend. In een overheidsonderzoek naar rechtsherstel in de jaren ‘90, waarin wordt geconcludeerd dat er onvoldoende aandacht is geweest voor het leed van de Joodse bevolking, wordt een halve pagina gewijd aan Sinti en Roma. Ook worden door het Rode Kruis verschillende overlevenden niet geloofd, als zij zeggen dat zij hun verwondingen in de kampen hebben opgelopen. Anderen moeten kunnen aantonen dat zij vanwege hun ‘Zigeuner-zijn’ zijn gearresteerd en niet vanwege ‘asociaal gedrag’ om aanspraak te maken op een Uitkering Oorlogsslachtoffers. 

Dat dit nooit meer mag gebeuren wordt al sinds 1945 gezegd, maar het gebeurt nog steeds. Daar mogen we niet van wegkijken.
(Anjes Wolfs-Driessen, dochter van overlevende Sintezza Mädie Franz)

Toch lijkt er langzaam meer aandacht te komen voor deze geschiedenis. Op het nieuwe Holocaust Namenmonument, dat in september 2021 wordt onthuld, zullen voor het eerst ook de namen van overleden Sinti en Roma staan. Verhalen van overlevenden en nabestaanden komen ook vaker naar buiten. “Er is binnen de gemeenschap heel lang gezwegen”, zegt Anjes Wolfs-Driessen. “Mijn moeder wilde er ook niet over praten, dat is ze pas later in haar leven gaan doen.” Mädie Franz werd in Beek gearresteerd en overleefde Auschwitz, Ravensbrück en Flossenburg/Wolkenburg. Anjes hoopt dat het boek dat ze vorig jaar over haar moeders ervaringen schreef duidelijk maakt waar vooroordelen toe kunnen leiden, ook na de oorlog: “Dat dit nooit meer mag gebeuren wordt al sinds 1945 gezegd, maar het gebeurt nog steeds. Daar mogen we niet van wegkijken.”

In het bijzijn van gouverneur Bovens en burgemeester Bastin-Boddin heeft op 16 mei de herdenking van de razzia op de Sinti plaatsgevonden. Op deze datum herdenken we dat het 75 jaar geleden is dat een aantal in Limburg wonende Sinti families zijn gedeporteerd. Velen van hen lieten het leven in een van de concentratiekampen waarin zij terecht kwamen.

Stichting Kleeza in beek organiseert de dodenherdenking van de Sinti. Tijdens de herdenking werd stil gestaan bij deze tragische gebeurtenis. De bijeenkomst bij het monumentje aan de Stegen 35 was indrukwekkend. Het samenzijn op het gemeentehuis maakte minstens zoveel indruk door de toespraken van de heer Weiss (voorzitter van de Stichting Kleeza) en gouverneur Bovens.

Bron: KRO-NCRV Pointer