Door: Paul Mennens
Dokter Hendrik Joseph Beckers (1862-1950) woonde in huize Nieuwenhof te Beek. Hij startte zijn geologische en archeologische werkzaamheden in 1918 op 56-jarige leeftijd. In dat jaar was hij een van de vele slachtoffers van Spaanse griep. Hij kreeg het advies om zijn werkzaamheden als arts gedeeltelijk te staken. Joseph Beckers pakte weer studieboeken in zijn handen: geologie, paleontologie en archeologie. Dat was niet vreemd, want in zijn schaarse vrije tijd wandelde hij door zand, kalk en grindgroeven, op zoek naar het ontstaan van de Limburgse bodem. Door de nieuwe studies raakte hij steeds meer geïnteresseerd in archeologie.
Toen Beckers in 1924 een Romeinse begraafplaats in Stein ontdekte, was hij verkocht. Archeologie kreeg een vaste plek in zijn hart. Hij volgde voortaan niet alleen alle bouwactiviteiten in Stein, maar ook in geheel Zuid-Limburg. Als er een vindplaats werd ontdekt, was Beckers van de partij. Zijn vondsten hadden betrekking op alle perioden uit de archeologische geschiedenis van Limburg, van de Bandkeramiek via de IJzertijd en de Romeinse periode tot de Middeleeuwen.
In 1926 vond in samenwerking met Holwerda en Remouchamps een onderzoek plaats te Stein. Joseph Beckers kwam hier voor het eerst aanraking met de Bandkeramische cultuur. Zijn verdere archeologische carrière zou vanaf dat moment voornamelijk bepaald worden door deze ‘eerste boeren’ in ons land.
Vanaf 1932 werd hij geholpen door zijn zoon Gabriël Beckers. Toen deze in 1936 zijn huisartsenpraktijk overnam, kon Joseph Beckers zich op 74-jarige leeftijd fulltime wijden aan archeologisch onderzoek. In die periode ontmoette hij regelmatig de beroepsarcheologen, Holwerda en Van Giffen. Hij had ook iets gemeen met beiden: Beckers werkte graag alleen en hield vast aan een ingenomen standpunt. De kroon op het werk van vader en zoon Beckers was het boek “Voorgeschiedenis van Zuid-Limburg”, dat in 1940 verscheen. Professor Van Giffen noemt het in de inleiding “Een eerbiedwekkend werk van grote en blijvende betekenis”. De professor kreeg gelijk, want het boek wordt nog steeds door deskundigen geraadpleegd. Twee jaar na de dood van Joseph Beckers (1952) gaf het bestuur van de inmiddels opgerichte stichting “Museum Dokter Beckers” aan dr. Frans Bursch de opdracht om de gehele collectie te inventariseren. Zijn zoon Gabriël Beckers bleef nog wel actief de archeologie volgen, maar zijn interesse ging meer uit naar de ontwikkeling van het Limburgs toneel.
In 1969 werd de verzameling Beckers overgedragen aan de stichting Archeologisch Reservaat te Stein en opgeborgen in de BB-kelder van de gemeente Stein.
Door het werk van vader en zoon Beckers raakten verschillende Beekenaren betrokken bij zijn archeologisch onderzoek. Vanuit hun liefde voor geologie vergezelden Joh. Coumans en Sef Huveneers dokter Joseph Beckers vaak op zijn tochten door de Limburgse groeven. De Beeker architect Cel Lemmens toonde veel interesse voor het onderdeel archeologie. Toen in 1962 het plan Proosdijveld in Beek ontwikkeld werd, waren het Joh Coumans en Cel Lemmens die samen met pater Munsters Bandkeramische kuilen blootlegden. In 1975 werd in Beek de Heemkundevereniging opgericht. Een van de werkgroepen van de nieuwe vereniging was de WAB (Werkgroep Archeologie Beek). In dat zelfde jaar vond een grootschalige opgraving plaats in het gebied Hoolstraat/Kerkeveld. Met medewerking van o.a. prof. Corrie Bakels en Marjorie de Grooth gaven de Beeker Bandkeramiekers iets meer van hun leefwijze prijs. Deze kennis werd verder uitgebreid tijdens een opgraving in de Molensteeg onder leiding van de legendarische prof. Modderman, een autoriteit op het gebied van Bandkeramiek. Na het overlijden van Joh. Coumans nam Paul Mennens de leiding over van de WAB. Tientallen onderzoeken volgden met als hoogtepunten de ijzertijdopgraving in de beekbedding nabij de Oude Pastorie en de ontdekking van twee omwalde Bandkeramische nederzettingen (Kelmond en Remigiusstraat).
Het verdrag van Malta luidde een nieuw tijdperk in voor het archeologisch onderzoek in ons land. Voordat een weg of woonwijk wordt aangelegd, vindt er eerst een archeologisch onderzoek plaats. Provincies hebben het belang van archeologie opgenomen in hun streekplannen. Gemeenten die een bestemmingsplan willen wijzigen of actualiseren, krijgen daar hoe dan ook mee te maken.
De amateur-archeologen kunnen echter een belangrijke rol blijven spelen in het onderzoek in hun regio: signalering, deelname in commissies en klankbordgroepen, het volgen van de voorfase van het archeologisch onderzoek, meewerken bij het onderzoek en zelfstandig onderzoek doen.
De WAB stelt zich als taak om in de toekomst de samenwerking tussen gemeente, professionele onderzoekers en de amateur-archeoloog te intensiveren en te verbeteren. Op deze wijze kunnen amateur-archeologen hun kennis en hulp blijven inbrengen tijdens onder-zoeken binnen de gemeentegrenzen van Beek.