Door Sef Mennens
Sjooke, jullie kennen hem toch allemaal, dat was een echte wrek. Hij was iemand die, zoals ze zeggen, een halve cent door beet. Durfde het niet om in de kerk op een centenstoeltje te gaan zitten en als de collecteschaal rond ging, reikte hij meestal naar het bord, maar legde er nooit een cent op.
Toch was hij niet vies van een biertje, als hij maar niet zelf hoefde te betalen. Met Nieuwjaar ging hij overal verrassen, Ja bijna overal, daar waar hij dacht wat te krijgen, een Elske of zo over bleef. Als hij eens graag een glaasje dronk en er was nergens iets gratis te krijgen dan slenterde hij parmantig naar Neerbeek want daar kostte een glas bier een cent minder Ook als dansen was. En dat was met kermis, dan ging hij ook altijd naar Neerbeek, de Keulsteeg in. Daar wilde hij een beetje flirten met Friena, en mocht hij graag een schottechs voor niets maken. Maar Sjooke had ook een oogje op Berbke van de buurman Huub en die had wat aan de voeten. Berbke scharrelde een beetje met Pierre van de Kelmonderhof, maar dat zou wel veranderen, dacht Sjooke.
Vandaag moest hij weer met een varken naar Maastricht . een varken van 150 kilo, dat leverde wel wat op. Een klein cadeautje voor Berbke, kon hij zich dan wel veroorloven. Zo als gezegd, leende hij paard en wagen bij buurman Hub. Het sneeuwde, hagelde en regende, het weer was nog te slecht om een hond naar buiten te jagen. Als hij nu eens het varken in een kist zette, dacht hij. Hij had het paard, kar en uitrusting gekregen, de kist erop gezet, een bos stro in de kist, het varken er in en dan op weg.
Onderweg dacht hij wat hij voor Berbke zou mee brengen. Een broche, een plakje, kleine horloge, tas, armbandje , oorbellen, ring, zakdoekjes, iets on te snoepen, of iets tegen de hoest, maar nee, dat had ze niet zo graag. Hij twijfelde en kon geen keus maken.
Het paard van Hub liep goed door en ondertussen waren ze in Maastricht aan gekomen . Hij had het paard regelmatig aan gevuurd. Het varken wordt afgeleverd en nu heeft hij tijd eens goed rond te kijken naar iets moois waar Berbke van zou opkijken en Pierre van de Kelmonderhof . die druktemaker, snel vergeet. Dan ziet Sjoke een man met vis die hij langs de deur verkoopt.
“He meester” ,roept Sjoke,” Wat zijn dat voor vissen ?“Bokkeme boer “m klinkt er terug. Bokkemeboer, bokkemeboer, bokkemeboer , van zo’n vis heb ik nog nooit gehoord. Weet je wat ….. Geef mij zo’n bokkemeboer . Hij geeft een halve grosche en krijgt zijn vis.
Dat is al wat voor Berbke en ook nog niet te duur. Nu nog een kleinigheid uit de winkel en Sjoke is klaar. Dan stapt hij heel parmantig een mooie winkel binnen. Wat kan ik voor u doen, klinkt er van achter de toonbank. Ik had graag een geschenk, zo’n cadeautje voor mijn liefste. Een plakje, een hoed of zo iets.
“welke maat heeft ze?”
Zij heeft maat 44 in de schoenen met pijn en heeft nogal een flinke kop. Een dikkop, groot en met een kleur als een belle fleur. Geef mij zo’n hoed en doe hem in een doos. Wat kost dat ?
‘Voor die groschen ben je de man’.
Schiet alsjeblieft een beetje op.
De vrouw doet de hoed in een doos, een touwtje er om heen en vraagt nog : Lukt dat zo ?
Ja zeg Sjoke en gooit drie groschen op de toonbank.
Wat is dat, ook de hoed betalen.
U heeft drie groschen gezegd en daarmee is de baard af.
Ja, voor de doos zegt de vrouw en Sjooke is al de deur uit , met de vrouw achter hem aan.
Dan loopt Sjooke de munt af, over de markt en loopt daar pardoes een kraam met porselein onderste boven. Een hoop geschreeuw op de markt en Sjooke rent door de Hoendersraat tot bij zijn kar , springt er op en geeft het paard er van langs en dan de stad uit. Achter hem aan de vrouw van de winkel en de marktlui. Dan jaagt hij het paard op tot aan Kruisdonk. Hier stopt hij en kijkt achter zich. Hij klimt van de kar af , kijkt naar de hoed en likt eens aan de bokkem, maar de mensen die langs komen, kijken hem aan. Wat nu, denkt Sjooke, Dan de kist maar in , dan ziet niemand mij en niemand kan zeggen dat ik hier langs ben gekomen. En nu begint het ook nog te regenen. Hij kruipt in de kist en laat de deksel op een kier staan.
Maar, daar komt een windvlaag, het deksel slaat dicht en Sjooke zit in de kist opgesloten. Het paard loopt door. Een geluk dat het de weg kent. Het kleppert zo snel als het kan . Ineens schiet het geweldig op. Wij zijn op de Hoogkuil, denkt Sjooke.
Het paard loopt maar door . Sjooke, in de kist, weet zich geen raad . Voor hem lijkt het er op dat hij een beroerte krijgt. Hij wordt bang. Zijn lijf rilt. Hij neemt zich voor een boete te doen tot Sintelecie. Dat helpt hem een beetje uit de problemen.
Plotseling voelt hij een schok en is in de goot bij Huub. Het paard loopt door naar de stal. De kist stoot tegen een balk, valt van de kar op de mesthoop. Lang hoort hij niets. Dan hoort hij Berbke met Peer van de Kelmonderhof babbelen. Zij gaan op de kist zitten, praten over trouwen, samen wonen en slapen in een mooie bedstee. Sjooke hoort ze praten, dat raakt hem. Waaron zou je omgang hebben met Sjooke. Zegt Peer., Zo’n nietsnut en gierigaard. Een slijmbal en prullenboer en is ook niet al te slim.
Nu is hij weer naar Maastricht, daar krijgt hij vijf groschen meer dan bij Mozes. Sjooke houdt het niet meer vol, denkt een beroerte te krijgen en begint te schreeuwen. Berbke en Peer worden bang en lopen weg om hulp te halen. Zij komen met het een en ander terug, om de man een flink pak rammel te geven, met dorsvlegels, poken, bijlen, stokken , gaffels en wat al niet meer. Laat maar voor je bidden zegt Peer. Wij maken gehakt van je . Nu is het afgelopen. En meteen vallen er een paar slagen op de kist, ze slaan er op los totdat de stukken er van af vliegen. Hij moet er aan. Die vreemde kerel, roept Berbke. Meteen erna klinkt huilend uit de kist:
“Ik ben het, Sjooke van hiernaast”. Zij kijken allemaal stom verbaasd en houden op met slaan. Door een gat in de kist, steekt Sjooke zijn hoofd naar buiten met de dameshoed op en de bokking in de hand. Direct gingen ze allemaal weg en lieten Sjooke alleen achter. Hij bedacht zich niet lang en, sloop het erf af naar huis, met de hoed voor Berbke en de bokkingenboer.