Door Marietje Lahaij-Leenen
Er was eens een meisje uit Maastricht dat in de kost was bij een Beekse brikkenbakker. Zoals elk stads meisje had ze niet veel op met die boeren uit Beek. Ze was een echte spring in het veld, nam het niet zo nauw met het geloof en flirtte met elke jongeman die op haar pad kwam.
Hoofdschuddend keken de Beekenaren toe. Geregeld werd de brikkenbakker aangesproken over zijn wulpse dienstmeid. Hij hoorde de klachten schokschouderend aan. Het meisje werkte als een paard, was goed voor de kinderen en bracht vrolijkheid in huis. De rest interesseerde hem niet veel. Het dorp keek afkeurend toe. Dit kon niet goed gaan. Op zekere avond kwam de vrouw van de brikkenbakker er achter dat ze bij het boodschappen doen iets vergeten was.Het dienstmeisje bood aan om het alsnog te gaan halen. De brikkenbakker keek naar buiten. Het was donker en het kon elk moment gaan onweren. Hij raadde het meisje aan om binnen te blijven. Die boodschap kon wel tot morgen wachten. „’t deit nùt boete, ’t is niks veur ein maedje om noe nog droet te goan !” Maar de Maastrichtse sloeg de raad van de brikkenbakker in de wind en ging er toch op uit. ”Iech bèn neet bang in’t duuster,wat kènt miech noe gebeure!” De boodschap was snel gedaan en het meisje begaf zich terug naar het huis van de brikkenbakker. Ze was er bijna aangekomen toen ze in de verte een vuurbol in het veld zag staan. Ze was voor de duivel niet bang en deed zelfs enkele stappen in de richting van de gloeiende bal. Nieuwsgierig tuurde ze naar het felle licht tot plotseling . . . De vuurbol kwam op haar af! In een razende vaart schoot de verschijning door de lucht in haar richting. Lijkbleek stond ze daar. Ze liet de boodschap uit haar handen vallen en maakte dat ze weg kwam. De vuurbol was zo snel dat ze nauwelijks de tijd had om het huis van de brikkenbakker te bereiken. Ze liep gauw naar binnen en kon nog net op het nippertje de deur achter zich dicht doen. De volgende morgen inspecteerde de brikkenbakker zijn deur. Buiten stond al een groepje dorpelingen te wijzen en te krakelen. De deur was gedeeltelijk geschroeid en iedereen wist dat dit een teken was. Nog dezelfde dag vertrok het dienstmeisje naar Maastricht om nooit meer terug te komen. Het gerucht ging dat zij, het vrolijke onbevangen meisje, nog geen week later in een klooster was ingetreden. De brikkenbakker nam een nieuw, keurig dorpsmeisje in dienst en verving de geschroeide deur.