Kerensheide, impressie van de verdwenen Beekse buurtschap.

Auteur: François Toussaint, Amsterdam; 18-07-2025

Kerensheide, in Limburg vaak ‘Kaereshei’ genoemd, dankt haar naam aan het landgoed van jonkheer Kerens de Wolfrath waarop in 1820 boerderij Kerenshof is gebouwd op de Beekerheide.

Herinneringen aan Oud-Kerensheide,
boerderij de Kerenshof

Kerensheide was  gemeente Beek maar Post Geleen. De kerk, de kleuterschool en de lagere school waren in Stein (Nieuw-Kerensheide).
Er was een kruidenier, een bakker en een café. Voor de meeste andere boodschappen moest men naar Geleen. De groenteboer, de melkboer de bakker en de limonadeboer kwamen langs de deur.

Kaarten, links Kerensheide toen, rechts zoals de situatie nu is.
Herinneringen aan Oud-Kerensheide, beambtewonig

Al kort na de oorlog werd duidelijk dat Kerensheide bij de uitbreidingsplannen van de diverse staatsmijnbedrijven in de weg zat. Nieuwbouw werd daarom verplaatst naar Stein in een buurt die Nieuw-Kerensheide zou gaan heten, en nog steeds bestaat. De voormalige staatsmijnbuurt Kerensheide lag ten zuiden van de weg van Geleen Krawinkel) naar Stein (Nieuw-Kerensheide) destijds de Kerenshoflaan genaamd, tegenwoordig de Kerenshofweg.

Kerensheide lag ten oosten van de in de jaren ‘60 aangelegde snelweg met ‘Knooppunt Kerensheide’ en telde ongever 120 huizen. Het zal dus zo’n 500 inwoners hebben gehad. De bewoners waren ondergronds, technisch of administratief personeel in dienst van de Staatsmijnen, beambten genaamd.

Met het bouwrijp maken van het ‘Beekse’ Kerensheide is rond 1918 begonnen in opdracht van de Staatsmijnen, de voorganger van het huidige DSM. In opzet waren het bedrijfswoningen in de vorm van een tuindorp zoals er meerdere in het land waren. Ook elders in Zuid-Limburg werden buurten of wijken voor het mijnpersoneel gebouwd. Die worden soms met ‘kolonie’ aangeduid (met de klemtoon op de laatste lettergreep). Enkele van deze koloniën bestaan nog. De ‘ouw kolonie’ in Lindenheuvel, niet ver van Kerensheide is er een voorbeeld van.

Kerensheide bestond vroeger uit vijf straten: de Kerenshoflaan, de Kerensstraat, de Graatheidelaan, de gravin Odastraat en Mgr. Seipellaan.

Zie afbeelding.

Het was er weelderig groen, de straten werden geflankeerd door lommerrijke platanen. De buurtschap werd aan de westkant begrensd door de weilanden en akkers van boerderij Kerenshof en lag verder tegenover het SBB (Stikstofbindingsbedrijf) de Steenberg van de Staatsmijn Maurits en de Cokesfebriek Emma ( het latere Polychem).

Kerensheide is in de jaren ’70 geheel gesloopt voor de uitbreiding van het bedrijventerrein van DSM. De bomenrijen met platanen zijn nog steeds te zien op Google Earth. De buurt Kerensheide – ik kan me geen andere aanduiding herinneren dan ‘De Kaereshei” – bestond uit vier straten in kruisvorm en was gelegen aan de verbindingsweg tussen Stein en Geleen – de huidige Kerenshofweg (destijds Kerenshoflaan) lopend van de spoorweg Geleen-Maastricht te Krawinkel tot aan Nieuw-Kerensheide in Stein.

De eerste mijnwerkerswoningen werden aan de Kerenshoflaan en de gravin Odastraat gebouwd. De meeste beambtewoningen zijn gerealiseerd in de jaren ’30. Enkele ingenieurswoningen werden in het begin van de oorlog toegevoegd. De laatste (houten) prefab-woningen werden kort na de oorlog gebouwd aan een straat die de Mgr. Seipellaan zou gaan heten.

Ik heb lang gezocht naar wie de architect van de jaren ’30 woningen is geweest. Te oordelen aan de stijl van vergelijkbare opdrachten voor het mijnbedrijf in de omstreken is het misschien wel Alphons Boosten geweest. Dat is ook de bouwer van de St. Jozefkerk in Nieuw-Kerensheide en de identieke woningen van het Mauritspark in Geleen. Die zijn inmiddels ook afgebroken.

Kerensheide lag ingeklemd tussen de Staatsmijn Maurits, het SBB (Stikstofbindingsbedrijf) en Cokesfabriek Emma. Al in de jaren vijftig werd gezegd dat de drie bedrijven naar elkaar toe zouden groeien, waarbij heel de buurt Kerensheide zou gaan verdwijnen. In de jaren zeventig is dit uiteindelijk ook gebeurd.

Buurt bewoners bij het hekje aan de
straatkant, jaren ’50
(Foto G.F. Toussaint)

De huizen in de wijk.

De prachtige en solide jaren ’30-huizen van Kerensheide waren vaak gemetseld met blauw gesinterde bakstenen. Ze lagen aan klinkerwegen onder lommerrijke platanen. Tussen de straten en de huizen waren ruime stoepen met daartussen stroken gras. Beukenheggen omlijstten de tuinen. De huizen hadden een houten hekje aan de voorkant waarachter een tegelpad naar de voordeur liep.

Kort na de oorlog werd er nog een straat met houten, zgn. ‘Oostenrijkse woningen’ en ‘blokhutten’ (houten prefab-woningen), bijgebouwd. Ze vormden een boog van de Kerensstraat naar de Graetheidelaan, die straat zou de Monseigneur Seipellaan gaan heten.

De huizen in Kerensheide waren voorzien van ruime voor- en achtertuinen, die liefdevol onderhouden werden door hun bewoners, tevreden als ze waren met de afwisseling van het werk op de vaak vuile en lawaaierige staatsmijnbedrijven. Gezien door de ogen van nu was er in Kerensheide veel cohesie tussen de mensen. De meeste achterdeuren stonden open, kinderen en moeders liepen bij elkaar naar binnen. In de straten was zo weinig verkeer dat kinderen er zonder problemen konden spelen. Er werd gerolschaatst, gevoetbald en soms zelfs gevolleybald met een net gewoon over de straat gespannen.

Er was o.a. een kruidenier, een café, een bakker, een voetbalveldje, een tennisbaan, een bushalte en de eerder genoemde boerderij de ‘Kerenshof’. Ieder vader werkte bij de Staatsmijnen. Het leven in Kerensheide was overzichtelijk. Het had een kwaliteit die niet meer bestaat.

Toonaangevend en alom aanwezig in het culturele leven waren de Staatsmijnen en de Rooms-katholieke kerk. Er was geen school, geen opleiding, vereniging of ze werd erdoor bepaald en/of betaald. Voor de autochtone Limburgers was dit de voortzetting van hun bekenden leven. Voor niet-Limburgers moet het apart geweest zijn.

De Kerensstraat kwam uit op de Kerenshoflaan, (de doorgaande weg van Stein naar Geleen) en vormde de hoofdstraat van Kerensheide. Verder waren er: de Gravin Odastraat, de Graetheidelaan en de Mgr. Seipellaan. Achter de Mgr. Seipellaan lagen de landerijen van boer Hennekens. Zijn boerderij de Kerenshof stond – komend vanuit Stein – nog vóór de wijk. Als je deze weg vanuit de Mauritsweg in Stein nam kwam je eerst langs het Steinerbos. Daarna, waar nu het knooppunt Kerensheide ligt, stonden een groepje huizen en een bakkerij genaamd Wehrenbeck. Hun “zwart broead, een donker Limburgs roggebrood, was beroemd in de hele streek. Verderop bij een van de twee treinviaducten van de Staatmijnen was de tuin van opleidingsschool voor jonge mijnwerkers, de OVS. Door ons kinderen werden ze oneerbiedig als ‘koelpietjes!’ nageroepen wanneer ze in rijen van twee langs gemarcheerd kwamen. Ze mochten niets terugzeggen …

Op het fietspad langs de Kerenshoflaan reden de mijnwerkers na de ‘sjieg’ – de ondergrondse dienst – vermoeid ‘heives’ (naar huis). Met een alpinopet op het hoofd en een shaggie op de onderlip, de voeten wat uit elkaar op de trappers, omdat ze hun tas over de stang hadden geslagen. Tegenover Kerensheide lag ‘de Steinberg’ (afvalberg van steenstort uit de kolenwasserijen). De grote cirkelvormige heuvel die je nu nog op Google Earth kunt zien is het restant ervan. Tussen de Steenberg en Kerensheide lag een druk rangeerterrein. Vandaar gingen de geladen spoorwagons naar de haven van Stein. De Staatsmijnen hadden een eigen onderling spoorwegnet.

Voor je Kerensheide helemaal uitging, bij de driesprong van de Mijnweg en de weg naar Krawinkel was er nog een groepje huizen waar café Spoorzicht (Harms), een bakker (Drenth) en een bandenreparatiebedrijf (Spronck) waren gevestigd.

Verder was er de eerder genoemde rijdende groenteboer, ‘Sjripsjrap’ genoemd. Met paard en wagen, de rode weegschaal heftig slingerend aan de achterkant, deed de uit Polen afkomstige groenteboer zijn ronde in Kerensheide.

De bushalte van Kerensheide was tegenover het begin van de Kerensstraat. Dat was de halte voor de blauwe bussen van de EBAD, de Eerste Beekse Autobus Dienst, schertsend ook wel ‘ Eerst Betalen Anders Druit’ genoemd. Het culturele leven en de vrije tijd van het staatsmijnpersoneel werden zoals eerder gezegd gefaciliteerd door de Staatsmijnen, met Ontspanningsoord Steinerbos als grote trekpleister. Massaal bezocht men daar op zondag de speeltuinen, de roeivijver of het openluchttheater.

Bijna alle inwoners van Kerensheide tuinierden in ‘de gaard’ (tuin) of ‘de mosem’ (moestuin). Sommige stukken grond tussen de huizen waren ook weer gezamenlijke moestuinen .

 ( Zie achtergrond op deze foto).

In de schuurtjes werd druk geknutseld met het ‘afval’ van de diverse staatsmijnbedrijven.

Euver wat ich mich wiër nog herinner.

De Kaereshei-luu woare gooi luu. Jederinne wirkde op de koel (mijn Maurits), of op ein van de angere bedrieve wie et SBB (Stikstofbindingsbedrijf), en de Cokesfabriek Emma (thans opgegaan in DSM). De luuj woare gemekkelik, de deure sjtonge oape, de mooders en de kènjer leepe in en oet, get wat me zich in dizzen tied koum meer veur kin sjtille.

Kerensheide nu ( Foto: Klaas Bos)

Naschrift.
Zoals gezegd bestaan gedeeltes van de bomenrijen van Kerensheide nog steeds.

Op satellietfoto’s is dat goed te zien. Alle bestratingen zijn weggehaald en van bewoning is geen enkel spoor meer. Hier en daar lopen wat pijpleidingen en staan er installaties in het gebied.

Het is er groen, parkachtig maar voor een oud-bewoner: akelig leeg. Het terrein vormt een buffer tussen de naftakrakers van DSM en de Kerenshofweg. Om het hele gebied zijn hekwerken aangebracht. De voormalige steenberg is voor de helft afgegraven en voorzien

van een laag ‘Bentoniet’ een afdekklei met een hoog zwelvermogen om indringing van regenwater tegen te gaan. Dit i.v.m. de zware bodemvervuiling die bij het afgraven vastgesteld is.

Verantwoording. Dit artikel is een in 2010 geschreven persoonlijke impressie over het leven in Oud-Kerensheide van de jaren ‘50 en ‘60 voor de site Plaatsengids.nl (inmiddels ter ziele). Daarbij kreeg ik al spoedig hulp van voormalige buurtgenoten. Later kwam het boek van Ton Macco en Henny Rooijackers “Herinneringen aan Oud-Kerensheide” met nauwkeuriger informatie en foto’s in mijn bezit. Daar kon ik mijn verhaal verder mee aanvullen. Ook waren er destijds veel nuttige reacties van oud-bewoners. Die zijn bij het kopiëren van de oude tekst helaas niet meegekomen.

François Toussaint, Amsterdam 18 juli 2025

Woonkernen

GEVERIK

De naam Geverik is afgeleid van ‘Gabriacum’ ’toebehorend aan Gabrus’. Een oudere naam voor Geverik is Geverick. Het dorp telt ongeveer 600 inwoners. De ligging is ten zuiden van de gemeente Beek, in de directe omgeving van Maastricht Aachen Airport. Het dorp wordt doorstroomd door de Cötelbeek (Keutelbeek) die ontspringt in het Kelmonderbos.

Bezienswaardigheden zijn: Kasteel Genbroek (1656) met het bijgelegen landgoed, de neogotische dorpskapel uit 1861 en gerestaureerd in 1990, de Geverikhof of Hoeve Corten met jaartal 1782.

Geverik heeft geen eigen (parochie)kerk, maar wel een kapel waar op zondag een mis wordt gelezen.

GENHOUT

Genhout hoort van oudsher bij de gemeente Beek en ligt op het heuvelplateau ten oosten van deze plaats. De plaats omvat het dorp Groot Genhout en het gehucht Klein Genhout, deze (voorheen) aparte kernen vormen tegenwoordig administratief een geheel met elkaar. In de volksmond wordt nog steeds over twee aparte plaatsen gesproken, op de witte plaatsnaamborden die naast de officiële blauwe borden zijn geplaatst staan enkel de oude namen in het plaatselijke dialect. De kernen liggen slechts enkele tientallen meters van elkaar, samen telden ze in 2005 circa 1300 inwoners.

In Groot Genhout staat de parochiekerk Sint Hubertus, genoemd naar de schutspatroon Sint Hubertus van Genhout. Deze kerk werd in 1937 gebouwd naar een ontwerp van de architect Alphons Boosten. Mede hierdoor werd Groot Genhout een dorp en hoorde niet langer bij de parochie van Beek.

De St. Hubertusmolen in Klein Genhout

KELMOND

Kelmond is een gehucht behorend tot het dorp Geverik, dat op zijn beurt weer deel uitmaakt van de gemeente Beek. De naam Kelmond is ontstaan uit het Romaanse calvum montem, hetgeen kale berg betekent. 

De Kelmonderhof in Kelmond
Kapel in Kelmond

SPAUBEEK

Spaubeek valt na de gemeentelijke herindeling sinds 1982 onder het bestuur van de gemeente Beek en heeft circa 3700 inwoners

Spaubeek ligt tegen de helling van het plateau van Schimmert. In de dorpskern van Spaubeek zijn de voormalige buurtschappen Hoeve, Hobbelrade en Looiwinkel opgenomen. De namen van deze buurtschappen zijn nog als straatnamen bewaard gebleven. Spaubeek beschikt over een eigen station.

De parochiekerk van Spaubeek is gewijd aan de heilige Laurentius, en is gebouwd in 1925 door J.E. Schoenmaekers uit Sittard. De kerk staat in de vroegere buurtschap Hoeve.

Geschiedenis van Spaubeek

Spaubeek heeft in oorsprong waarschijnlijk tot de schepenbank Beek behoord. De plaatsnaam betekent waarschijnlijk “dat gedeelte van Beek waar zich de Spalt (een Grubbe) bevindt”. Het naamsdeel ‘–beek’ verwijst niet naar de Geleenbeek, maar naar de Keutelbeek, waaraan eveneens het dorp Beek haar naam dankt. Tijdens de middeleeuwen is er sprake van Over- en Neer-Spaubeek. Over-Spaubeek lag ter hoogte van de huidige Dorpsstraat. Neer-Spaubeek is het oudste deel van het dorp Spaubeek. Het lag in het Geleendal bij kasteel Terborgh en wordt tegenwoordig aangeduid met de benaming Oude Kerk. Hier bevonden zich ook de watermolen van Spaubeek en een hoeve met de benaming ‘Hof van Spaubeek’. Dit laatste goed wordt enkele malen ten onrechte als oude kasteelwoning beschreven. De hoeve behoorde vanaf de late middeleeuwen tot 1702 toe aan het klooster Sint-Gerlach te Houthem, waaraan het haar naam ‘Kloostergoed van Sint-Gerlach’ dankt. De eigenaren van de hoeve dienden de parochiekerk van Spaubeek te onderhouden. Vlak bij de oude kern van Spaubeek lag het omwaterde huis ‘Die Hegghe’, het huidige huis Ten Dijcken, dat haar naam gaf aan de buurtschap Hegge bij Schinnen, maar dat zelf in Spaubeek ligt.  In Spaubeek lagen vroeger uitgestrekte leengoederen, waaronder ‘den hof van den Weijer’. Zij behoorden veelal toe aan het leenhof van Sint-Jansgeleen. Het huis Jansgeleen –in de oudste akten aangeduid met de term ‘huis van Spaubeek’ ligt niet ver van het gehucht Hobbelrade. Sinds de oprichting van de heerlijkheid Geleen was het huis de heerlijkheidszetel onder de familie Huyn van Geleen. Vanouds was het kasteel echter verbonden met Spaubeek. De oorspronkelijke eigenaren van het kasteel Spaubeek stamden net als die van Wijnandsrade af van de oude heren van Schinnen. De heren van deze heerlijkheden verkregen dusdanig in de late Middeleeuwen het gezamenlijke benoemingsrecht van de pastoor van de Sint-Dionysiuskerk te Schinnen.  De heren van Spaubeek verkregen daarnaast ook nog een deel van de leengoederen, wat mogelijk verklaart, dat een groot deel van de leengoederen van het huis Spaubeek (het latere huis Sint-Jansgeleen) binnen de grenzen van de heerlijkheid Schinnen liggen. Daartoe behoorden onder andere de belangrijke pachthoeven Stammen bij Sweikhuizen, Groot- en Klein-Breinderade bij Nagelbeek en de twee omwaterde herenhuizen Te Broeck en Strijthagen in Hegge.  In de negentiende eeuw verplaatste de dorpskern van Spaubeek zich naar het zuiden. In 1837 werd een nieuwe Sint-Laurentiuskerk gebouwd in de buurtschap Hoeve, niet ver van Over-Spaubeek. De oude kerk in Neer-Spaubeek raakte in verval en werd afgebroken. In 1865 bouwde men op de plek van de oude dorpskerk de Sint-Annakapel.

NEERBEEK

Neerbeek heeft geen eigen postcode en plaatsnaam in het postcodeboek, postaal gezien ligt Neerbeek “in” Beek. Dat geldt overigens voor alle kernen behalve Beek in de oorspronkelijke gemeente Beek.

In het Limburgs heet het dorp Nirbik. Een oudere vermelding uit 1225 spreekt van Nederbeke. Neerbeek heeft ook Hollands Neerbeek geheten, ter onderscheiding van de nabijgelegen voormalige buurtschap Spaans Neerbeek. De betekenis van Neerbeek komt van neder ´lager´ (= stroomafwaarts) gelegen Beek(1362). Met de beek in kwestie wordt gedoeld op de Keutelbeek, die ontspringt in het Kelmonderbos.

Neerbeek ligt ten noord-oosten van Beek en ten zuiden van Geleen. Het grenst in het noorden aan de A76. Tegenwoordig loopt de grens tussen de gemeenten Beek en Sittard-Geleen hier ten noorden langs Neerbeek. Oorspronkelijk had de gemeente Beek hier nog een smalle noordelijke uitloper, waarin het Beekse mijnwerkersdorpje Kerensheide lag.

– In 1840 had Neerbeek 103 huizen met 516 inwoners, waarvan 75/380 onder de gemeente Beek en 28/136 onder de gemeente Geleen (dit gedeelte werd Spaans Neerbeek genoemd)
– Tegenwoordig heeft Neerbeek ca. 1.000 huizen met ca. 2.500 inwoners.

Geschiedenis van Neerbeek

De oude kern van Neerbeek is ontstaan rond een middeleeuwse hoeve, de Neerbeekerhof. Deze lag tussen de tegenwoordige Keulsteeg, Neerbekerstraat en Hofstraat. De kern groeide in noordelijke richting en overschreed daarbij de gemeentegrens met Geleen. Toen na de verovering van een gedeelte van Zuid-Limburg door Frederik Hendrik in 1632, het Land van Valkenburg in 1661 werd verdeeld middels het zogeheten Partagetraktaat, kwam Beek onder Hollands bestuur, terwijl Geleen onder Spaans bewind bleef staan. Daardoor ontstond er een dorp Hollands Neerbeek onder Beek en een buurtschap Spaans Neerbeek onder Geleen.

Het voorvoegsel “Hollands” is in de loop der tijd verdwenen. De naam Spaans-Neerbeek is wel lang gehandhaafd, ook nadat Geleen begin 18e eeuw onder het gezag van Oostenrijk was gekomen. Na 1965 is Spaans Neerbeek opgeslokt door de stadsuitbreidingen van Geleen. Daarmee is de plaatsnaam met de bijbehorende plaatsnaambordjes ook verdwenen. Er is sprake geweest van een voorstel om de Dorpsstraat in Neerbeek te hernoemen in Hollands Neerbeek (zoals de dorpsstraat in Spaans Neerbeek is hernoemd in Spaans Neerbeek), maar na protesten is dit de Neerbeekerstraat geworden.

Recente ontwikkelingen

De gemeente Beek heeft in verband met de aanleg van een bergbezinkbassin nabij de Oude Pastorie in Neerbeek, begin 2003 opgravingen laten verrichten. Bij de aanleg van een bedrijventerrein aan de andere kant van Beek in 2000, zijn overigens al ondekkingen gedaan uit de tijd van de Bandkeramiekers. Omdat er vermoedens waren dat ook in Neerbeek een opmerkelijke vondst zou kunnen worden gedaan, is een archeoloog ingeschakeld. De vondsten zijn van een verrassend goede kwaliteit. Kalkrijke lössgronden tasten namelijk archeologische resten aan, maar rivierbeddingen in beekdalen, zoals hier het geval is, brengen een beschermend laagje aan. Zo zijn bijvoorbeeld varkenspoten, paardenbotten en – voor het eerst – een gewei van een edelhert goed geconserveerd gebleven. Een ander opvallend object is een minuscuul stukje blauw glas. Volgens de archeologen gaat het om een onderdeel van een glazen armband. De Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) heeft vastgesteld dat het om waardevolle vondsten gaat. De gemeente Beek heeft plannen om de vondsten permanent tentoon te stellen.

SPAANS NEERBEEK

De naam Neerbeek was een plaatsaanduiding die verklaard kan worden als ‘neer- of stroomafwaarts’ gelegen aan de Keutelbeek (kleine beek) t.o.v. Beek. Deze naam stamt uit de Germaanse-Frankische tijd en zou toentertijd Nipara-baki zijn geweest. Veel vestigingen vonden plaats in de tijd van grote volksverhuizingen die in de vierde en vijfde eeuw van onze jaartelling plaatsvonden. Dit waren veelal Salische-Franken, die vanuit België de Maas overtrokken en zich hier vestigden. Zij zochten veelal, net als hun verre voorgangers ‘de Bandkeramiekers’, lössgronden langs kleine beken en rivieren, zoals de Geleen, Geul, de Sitterd, Rode Beek en ook de Keutelbeek. Wellicht zijn zo de eerste bewoningen van Beek en Neerbeek in de eerste vorm van verspreid liggende hoeven en boerderijen ontstaan. 

Middeleeuwen 

Zo ontstonden verschillenden hoeven langs de Keutelbeek, zoals de Neerbeekerhof (Bijensleen) en Aldenhof te Neerbeek, Kleine Biesen te Spaans Neerbeek, Beekhoven, Kummenade en Krawinkel te Geleen. Langs de Geleen ontstonden zo de Biessenhof, hof ten Eijsden, huys op den Berg (Daneken), Hanenhof en He(i)mstenroede te Munstergeleen. Oorspronkelijk waren Neerbeek en Spaans Neerbeek één gemeenschap. Toen Geleen in 1148 voor het eerst in de geschreven bronnen vermeld werd, was er van het gehucht Spaans Neerbeek (Geleense Neerbeek) nog geen sprake. Bij rooftochten van de Arensbergers, die in strijd waren met de bisschop van Luik, werden in 1482 Meerssen, Beek en Geleen in brand gestoken. Gedurende jaren trokken deze benden al plunderend, brandend en moordend het platteland af. Nog erger werd dit in 1505, toen Gelderse troepen verschillende dorpen plunderden. ‘Nyederbeick, branden dat ouck al kael aff op twe off dry huyssen noe’. Neerbeek was toen nog steeds een gemeenschap. 

Eerste bewoners 

Hiermee worden bedoeld de eerste bewoners bekend uit de geschreven bronnen. De bewoners van beide gehuchten Neerbeek worden in verschillende registers beschreven, zoals in : schatheffingen, lijsten van huizen en landerijen, meetboeken en kerkelijke registers. Deze laatste beginnen in Beek, waaronder Hollands Neerbeek ressorteerde, in 1634. De kerkelijke registers te Opgeleen, waar de bewoners van Spaans Neerbeek ter kerke gingen, zijn bijgehouden vanaf 1605. Hierbij dient men op te merken dat deze registers niet geheel volledig zijn. Door de schrijver van dit boek is reeds in enkele genealogische artikelen aangetoond dat lang niet alle dopen en in mindere mate ook huwelijken en overlijden zijn ingeschreven. Hierin zal Geleen geen uitzonderingspositie hebben ingenomen.. In 1526 telde Neerbeek 39 huizen inclusief Spaans Neerbeek. Over de werkelijke scheidingsdatum tussen de beide delen Neerbeek bestaat geen zekerheid. Weliswaar is de officiële scheiding gekomen met het Partage Traktaat in 1661, doch de scheiding in het dagelijks leven in de registers dient al veel vroeger geweest te zijn. Aantoning en bewijzen hiertoe ziet men in de hierna volgende lijsten waarin de bewoners met naam genoemd zijn. Het duidelijkste voorbeeld hiervan is de schatheffingslijst (hierna volledig vermeld), opgesteld twee jaar na de Vrede van Munster, waarin geen enkele bewoner van Hollands Neerbeek meer genoemd wordt. In de in 1663 opgestelde bundergetallen-en bewonerslijst van Hollands Neerbeek is het aantal huizen 69, waarvan 2 onbewoond. 

Ook deze bewoners zijn allen met naam bekend. Op dezelfde datum worden te Spaans Neerbeek 21 huizen met inwoners genoemd, nagenoeg hetzelfde aantal als in 1676 bij de opmeting van landmeter Jan Bollen 

Molenstraat

Maastrichterlaan

« van 7 »

Heideveld

Geen afbeeldingen gevonden.

Hoolstraat

« van 2 »

Heirstraat

Geen afbeeldingen gevonden.

Kerkeveld

Burg. Janssenstraat

« van 5 »

Brugstraat

« van 2 »