Auteur: François Toussaint, Amsterdam; 18-07-2025

Kerensheide, in Limburg vaak ‘Kaereshei’ genoemd, dankt haar naam aan het landgoed van jonkheer Kerens de Wolfrath waarop in 1820 boerderij Kerenshof is gebouwd op de Beekerheide.

boerderij de Kerenshof
Kerensheide was gemeente Beek maar Post Geleen. De kerk, de kleuterschool en de lagere school waren in Stein (Nieuw-Kerensheide).
Er was een kruidenier, een bakker en een café. Voor de meeste andere boodschappen moest men naar Geleen. De groenteboer, de melkboer de bakker en de limonadeboer kwamen langs de deur.


Al kort na de oorlog werd duidelijk dat Kerensheide bij de uitbreidingsplannen van de diverse staatsmijnbedrijven in de weg zat. Nieuwbouw werd daarom verplaatst naar Stein in een buurt die Nieuw-Kerensheide zou gaan heten, en nog steeds bestaat. De voormalige staatsmijnbuurt Kerensheide lag ten zuiden van de weg van Geleen Krawinkel) naar Stein (Nieuw-Kerensheide) destijds de Kerenshoflaan genaamd, tegenwoordig de Kerenshofweg.
Kerensheide lag ten oosten van de in de jaren ‘60 aangelegde snelweg met ‘Knooppunt Kerensheide’ en telde ongever 120 huizen. Het zal dus zo’n 500 inwoners hebben gehad. De bewoners waren ondergronds, technisch of administratief personeel in dienst van de Staatsmijnen, beambten genaamd.
Met het bouwrijp maken van het ‘Beekse’ Kerensheide is rond 1918 begonnen in opdracht van de Staatsmijnen, de voorganger van het huidige DSM. In opzet waren het bedrijfswoningen in de vorm van een tuindorp zoals er meerdere in het land waren. Ook elders in Zuid-Limburg werden buurten of wijken voor het mijnpersoneel gebouwd. Die worden soms met ‘kolonie’ aangeduid (met de klemtoon op de laatste lettergreep). Enkele van deze koloniën bestaan nog. De ‘ouw kolonie’ in Lindenheuvel, niet ver van Kerensheide is er een voorbeeld van.

Kerensheide bestond vroeger uit vijf straten: de Kerenshoflaan, de Kerensstraat, de Graatheidelaan, de gravin Odastraat en Mgr. Seipellaan.
Zie afbeelding.
Het was er weelderig groen, de straten werden geflankeerd door lommerrijke platanen. De buurtschap werd aan de westkant begrensd door de weilanden en akkers van boerderij Kerenshof en lag verder tegenover het SBB (Stikstofbindingsbedrijf) de Steenberg van de Staatsmijn Maurits en de Cokesfebriek Emma ( het latere Polychem).
Kerensheide is in de jaren ’70 geheel gesloopt voor de uitbreiding van het bedrijventerrein van DSM. De bomenrijen met platanen zijn nog steeds te zien op Google Earth. De buurt Kerensheide – ik kan me geen andere aanduiding herinneren dan ‘De Kaereshei” – bestond uit vier straten in kruisvorm en was gelegen aan de verbindingsweg tussen Stein en Geleen – de huidige Kerenshofweg (destijds Kerenshoflaan) lopend van de spoorweg Geleen-Maastricht te Krawinkel tot aan Nieuw-Kerensheide in Stein.
De eerste mijnwerkerswoningen werden aan de Kerenshoflaan en de gravin Odastraat gebouwd. De meeste beambtewoningen zijn gerealiseerd in de jaren ’30. Enkele ingenieurswoningen werden in het begin van de oorlog toegevoegd. De laatste (houten) prefab-woningen werden kort na de oorlog gebouwd aan een straat die de Mgr. Seipellaan zou gaan heten.
Ik heb lang gezocht naar wie de architect van de jaren ’30 woningen is geweest. Te oordelen aan de stijl van vergelijkbare opdrachten voor het mijnbedrijf in de omstreken is het misschien wel Alphons Boosten geweest. Dat is ook de bouwer van de St. Jozefkerk in Nieuw-Kerensheide en de identieke woningen van het Mauritspark in Geleen. Die zijn inmiddels ook afgebroken.

Kerensheide lag ingeklemd tussen de Staatsmijn Maurits, het SBB (Stikstofbindingsbedrijf) en Cokesfabriek Emma. Al in de jaren vijftig werd gezegd dat de drie bedrijven naar elkaar toe zouden groeien, waarbij heel de buurt Kerensheide zou gaan verdwijnen. In de jaren zeventig is dit uiteindelijk ook gebeurd.

straatkant, jaren ’50
(Foto G.F. Toussaint)
De huizen in de wijk.
De prachtige en solide jaren ’30-huizen van Kerensheide waren vaak gemetseld met blauw gesinterde bakstenen. Ze lagen aan klinkerwegen onder lommerrijke platanen. Tussen de straten en de huizen waren ruime stoepen met daartussen stroken gras. Beukenheggen omlijstten de tuinen. De huizen hadden een houten hekje aan de voorkant waarachter een tegelpad naar de voordeur liep.
Kort na de oorlog werd er nog een straat met houten, zgn. ‘Oostenrijkse woningen’ en ‘blokhutten’ (houten prefab-woningen), bijgebouwd. Ze vormden een boog van de Kerensstraat naar de Graetheidelaan, die straat zou de Monseigneur Seipellaan gaan heten.
De huizen in Kerensheide waren voorzien van ruime voor- en achtertuinen, die liefdevol onderhouden werden door hun bewoners, tevreden als ze waren met de afwisseling van het werk op de vaak vuile en lawaaierige staatsmijnbedrijven. Gezien door de ogen van nu was er in Kerensheide veel cohesie tussen de mensen. De meeste achterdeuren stonden open, kinderen en moeders liepen bij elkaar naar binnen. In de straten was zo weinig verkeer dat kinderen er zonder problemen konden spelen. Er werd gerolschaatst, gevoetbald en soms zelfs gevolleybald met een net gewoon over de straat gespannen.
Er was o.a. een kruidenier, een café, een bakker, een voetbalveldje, een tennisbaan, een bushalte en de eerder genoemde boerderij de ‘Kerenshof’. Ieder vader werkte bij de Staatsmijnen. Het leven in Kerensheide was overzichtelijk. Het had een kwaliteit die niet meer bestaat.
Toonaangevend en alom aanwezig in het culturele leven waren de Staatsmijnen en de Rooms-katholieke kerk. Er was geen school, geen opleiding, vereniging of ze werd erdoor bepaald en/of betaald. Voor de autochtone Limburgers was dit de voortzetting van hun bekenden leven. Voor niet-Limburgers moet het apart geweest zijn.
De Kerensstraat kwam uit op de Kerenshoflaan, (de doorgaande weg van Stein naar Geleen) en vormde de hoofdstraat van Kerensheide. Verder waren er: de Gravin Odastraat, de Graetheidelaan en de Mgr. Seipellaan. Achter de Mgr. Seipellaan lagen de landerijen van boer Hennekens. Zijn boerderij de Kerenshof stond – komend vanuit Stein – nog vóór de wijk. Als je deze weg vanuit de Mauritsweg in Stein nam kwam je eerst langs het Steinerbos. Daarna, waar nu het knooppunt Kerensheide ligt, stonden een groepje huizen en een bakkerij genaamd Wehrenbeck. Hun “zwart broead”, een donker Limburgs roggebrood, was beroemd in de hele streek. Verderop bij een van de twee treinviaducten van de Staatmijnen was de tuin van opleidingsschool voor jonge mijnwerkers, de OVS. Door ons kinderen werden ze oneerbiedig als ‘koelpietjes!’ nageroepen wanneer ze in rijen van twee langs gemarcheerd kwamen. Ze mochten niets terugzeggen …
Op het fietspad langs de Kerenshoflaan reden de mijnwerkers na de ‘sjieg’ – de ondergrondse dienst – vermoeid ‘heives’ (naar huis). Met een alpinopet op het hoofd en een shaggie op de onderlip, de voeten wat uit elkaar op de trappers, omdat ze hun tas over de stang hadden geslagen. Tegenover Kerensheide lag ‘de Steinberg’ (afvalberg van steenstort uit de kolenwasserijen). De grote cirkelvormige heuvel die je nu nog op Google Earth kunt zien is het restant ervan. Tussen de Steenberg en Kerensheide lag een druk rangeerterrein. Vandaar gingen de geladen spoorwagons naar de haven van Stein. De Staatsmijnen hadden een eigen onderling spoorwegnet.
Voor je Kerensheide helemaal uitging, bij de driesprong van de Mijnweg en de weg naar Krawinkel was er nog een groepje huizen waar café Spoorzicht (Harms), een bakker (Drenth) en een bandenreparatiebedrijf (Spronck) waren gevestigd.

Verder was er de eerder genoemde rijdende groenteboer, ‘Sjripsjrap’ genoemd. Met paard en wagen, de rode weegschaal heftig slingerend aan de achterkant, deed de uit Polen afkomstige groenteboer zijn ronde in Kerensheide.
De bushalte van Kerensheide was tegenover het begin van de Kerensstraat. Dat was de halte voor de blauwe bussen van de EBAD, de Eerste Beekse Autobus Dienst, schertsend ook wel ‘ Eerst Betalen Anders Druit’ genoemd. Het culturele leven en de vrije tijd van het staatsmijnpersoneel werden zoals eerder gezegd gefaciliteerd door de Staatsmijnen, met Ontspanningsoord Steinerbos als grote trekpleister. Massaal bezocht men daar op zondag de speeltuinen, de roeivijver of het openluchttheater.
Bijna alle inwoners van Kerensheide tuinierden in ‘de gaard’ (tuin) of ‘de mosem’ (moestuin). Sommige stukken grond tussen de huizen waren ook weer gezamenlijke moestuinen .
( Zie achtergrond op deze foto).
In de schuurtjes werd druk geknutseld met het ‘afval’ van de diverse staatsmijnbedrijven.

Euver wat ich mich wiër nog herinner.
De Kaereshei-luu woare gooi luu. Jederinne wirkde op de koel (mijn Maurits), of op ein van de angere bedrieve wie et SBB (Stikstofbindingsbedrijf), en de Cokesfabriek Emma (thans opgegaan in DSM). De luuj woare gemekkelik, de deure sjtonge oape, de mooders en de kènjer leepe in en oet, get wat me zich in dizzen tied koum meer veur kin sjtille.

Naschrift.
Zoals gezegd bestaan gedeeltes van de bomenrijen van Kerensheide nog steeds.
Op satellietfoto’s is dat goed te zien. Alle bestratingen zijn weggehaald en van bewoning is geen enkel spoor meer. Hier en daar lopen wat pijpleidingen en staan er installaties in het gebied.
Het is er groen, parkachtig maar voor een oud-bewoner: akelig leeg. Het terrein vormt een buffer tussen de naftakrakers van DSM en de Kerenshofweg. Om het hele gebied zijn hekwerken aangebracht. De voormalige steenberg is voor de helft afgegraven en voorzien
van een laag ‘Bentoniet’ een afdekklei met een hoog zwelvermogen om indringing van regenwater tegen te gaan. Dit i.v.m. de zware bodemvervuiling die bij het afgraven vastgesteld is.
Verantwoording. Dit artikel is een in 2010 geschreven persoonlijke impressie over het leven in Oud-Kerensheide van de jaren ‘50 en ‘60 voor de site Plaatsengids.nl (inmiddels ter ziele). Daarbij kreeg ik al spoedig hulp van voormalige buurtgenoten. Later kwam het boek van Ton Macco en Henny Rooijackers “Herinneringen aan Oud-Kerensheide” met nauwkeuriger informatie en foto’s in mijn bezit. Daar kon ik mijn verhaal verder mee aanvullen. Ook waren er destijds veel nuttige reacties van oud-bewoners. Die zijn bij het kopiëren van de oude tekst helaas niet meegekomen.
François Toussaint, Amsterdam 18 juli 2025