Door Jan Jacobs
In maart 1850 kreeg Beeks Burgemeester P.J Lemmens de opdracht van de Ministers van oorlog en justitie te weten H.F.Ch. Baron Forstner van Dambenoy en J.J.L. van der Brugghen, een Kazerne te bouwen voor een te vestigen Brigade Marechaussees. De kazerne moest bestaan uit een Kazernegedeelte, woongedeelte voor de Brigade-Commandant en twee wooneenheden voor Marechaussees, verder een stal voor vier paarden. De kazerne moest per 1 januari 1851 worden opgeleverd.
Met de bouw van de kazerne werd een aanvang genomen en op 1 januari 1851 was de oplevering van de kazerne aan de Maastrichterlaan. Toen de brigade uitgebreid werd verbouwde men de paardenstal tot slaapplaats voor de manschappen.
In 1920 besloot men om een nieuwe kazerne te bouwen in Beek aangezien de kazerne aan de Maastrichterlaan te klein was.
De oude kazerne werd geschikt gemaakt voor bewoning door gezinnen. De nieuwe kazerne werd gbouwd aan de Prins Mauritslaan. Aan weerszijden van het bureau gedeelte bouwde men een dienstwoning, een grote voor de opperwachtmeester en een kleinere voor de wachtmeester. Op de eerste verdieping waren twee slaapvertrekken voor de manschappen. In 1940 bestond de brigade Marechaussees in Beek uit 14 marechaussees. De ongehuwde marechaussees waren in de kost bij `Betje van de Sleijp`(slagerij Sleijpen aan de Adsteeg) Bij een slager was het goed eten! Kosthuis Sleijpen werd opgevolgd door het kosthuis van de weduwe Crombach Eijssen in de Molenstraat. Mevrouw Crombach stond in Beek bekend als goede kokkin. Ze werd vaak gevraagd op bruiloften en communiefeesten om het feestmaal te bereiden. Mevrouw Crombach werd opgevolgd door dochter Miet. Miet stond bij de Marechaussees bekend om haar heerlijke grote kommen salade.
Marechaussee Pieter Jan van den Brand
Als eerste slachtoffer viel in 1890 de Marechaussee J. van den Brand, Marechaussee der Brigade in Beek(L)
Pieter Jan van den Brand werd geboren te ter Horst (lees Horst) den 27e april 1863. Na zijn diensttijd bij het 2e Regiment Infanterie trad hij den 29e januari 1888, op ongeveer 25 jarige leeftijd als Marechaussee te voet bij het Wapen in dienst. Na zijn opleiding maakte hij later deel uit der brigade Beek(L)Niet lang was alleen de omgeving van Beek-Limburg of Zuid Limburg, maar nagenoeg het gehele gebied der Divisie met gemengde gevoelens vervuld omtrent den toen meest gevreesde misdadiger, die zich door zijn daden, den minder vleiende naam Rinaldo Rinaldini had verworven. Reeds langen tijd zocht men hem, wegens tallooze roofovervallen, moorden, doodslagen en wat al niet meer. Zijn oude moeder die steeds in doodsangsten verkeerd bang dat ook zij vroeg of laat, slachtoffer van zijn moordenaarshanden zou worden, deed op Kerstdag 1890, aan de Brigade de medeedeling, dat haar zoon thuis was. Reeds in de middaguren, begaf zich een patrouille der Brigade Beek derwaarts, doch toen reeds bleek het met twee hoofden een onbegonnen werk om dezen misdadiger onschadelijk te maken. Nadat intussen voor de nodige versterking was gezorgd (er ging enigen tijd overheen, want over telefoon noch rijwielen beschikte men in die tijd nog niet ) en het huis dien tijd bewaakt was gebleven, bevond zich in den avond van den 1e kerstdag, een sterk detachement terplaatse, teneinde thans den neest gevreesden misdadiger eindelijk onschadelijk te kunnen maken. De Opperwachtmeester Bouwens, die als Commandant der Brigade, het zich tot plicht rekende, de misdadiger zelf te aresteeren, begaf zich naar de woning, teneinde de arrestatie te verrichten. Doch van den Brand, nog een betrekkelijk jong Marechaussee (hij was ongeveer twee en een half jaar bij het Wapen), kende hier naast zijn plicht als Marechaussee, ook zijn plicht als mensch. Hij trad voor zijn Briagdecommandant en wetende hoe groot het gevaar was waaraan hij zich blootstelde, zeide hij tegen deze: “Commandant, laat mij voor gaan, gij hebt vrouw en kinderen en ik heb nog niets te missen” En hij had goed gedaan. Nauwelijks was hij binnengetreden, of een schot weerklonk en daarmee had de moordenaar zijn reeds tallooze misdrijven wederom met een vermeerderd. Behalve dat v.d. Brand hier doodelijk gewond werd, ontving de Brigadecommandant, die v.d. Brand onmiddellijk volgde, nog een schampschot in de nek. Een voorbeeldig Marechaussee was zwaar gewond, bewust had hij zich in het gevaar begeven, wetende wat zijn plicht was. Noch denzelfden nacht overleed v.d. Brand aan zijn bekomen verwondingen en zijn laatsten woorden waren: “Hebben ze hem gevat” . Daarna gaf hij de geest en stierf hij den heldendood voor het welzijn van het Wapen en het Nederlandsche volk in het algemeen. Hoe treffend zijn DivisieCommandant (Kapt. Quadekkers) bij de begrafenis zijn hoedanigheid schilderde, moge hierna blijken. Z.W.E.G. sprak bij zijn graf o.m.: “Ik stel er prijs op te kunnen zeggen, dat hij, v.d. Brand zich reeds des middags aan het gevaar had blootgesteld en niettegenstaande hij wist dat hem gevaar dreigde, was hij een der eersten om zijn plicht te doen, verzocht zelfs zijn BrigadeCommandant zich niet aan het gevaar bloot te stellen hem wijzende op zijn vrouw en kinderen. Al sieren geen kransen Uw lijkbaar, doch zij is gesierd met den drie grootste deugden n.l opoffering, moed en plichtsbetrachting.”
Dat was een Marechaussee in den waren zin des woords
Als bewijs van hulde en nagedachtenis werden door het personeel der Divisie gelden ingezameld voor het huren van een graf voor dertig jaren en het plaatsen van een grafsteen en het portret van den overledenen in craijon te doen vervaardigen. Voor wie het niet weten, zij hier vermeld, dat het graf zich bevind op de begraafplaats aan den Tongerescheweg te Maastricht en het portret in de cantine der Kazerne te Maastricht eene eereplaats heeft ingenomen.
Het opschrift van den gedenksteen luidt: “Hulde aan onzen Wapenbroeder P.J. van den Brand, geboren te Horst 28 april 1863, bij de arrestatie van een berucht misdadiger in de nacht van 25 op 26 december 1890 te Weustenrade op noodlottige wijze om het leven gekomen. Ter erkenning van zijn moed en zelfopofferende plichtsbetrachting wordt dit gedenkteken hem toegewijd door het personeel de 2e Divisie Koninklijke Marechaussee.”
De Divisie telde het eerste slachtoffer, doch de toekomst zoude nog meerdere slachtoffers van hun plicht eischen.
In 1920 bleek de kazerne aan de Maastrichterlaan, mede door uitbreiding van het personeel, de paardenstallen waren al verbouwd tot onderkomens voor Marechaussees te klein en werd besloten tot het bouwen van een nieuwe Kazerne aan de Prins Mauritslaan, hiermede werd dan ook een aanvang gemaakt. Op 1 maart 1922 werd de nieuwe kazerne in gebruik genomen, met als 1e BrigadeCommandant Opperwachtmeester Frederik Piek.
Op 1 maart 1940 overlijdt Brigadecommandant Frederik Piek, slechts 56 jaar oud. Na de Heilige Mis in de volle “Grote Kerk” werd hij op het kerkhof te Sittard begraven. Na het overlijden van zijn vrouw Elisabeth Candel, december 1972, werd hij met haar herenigd en bijgezet in het graf van zijn vrouw op het kerkhof in Beek.
De opvolger van Frederik Piek was Opper Wachtmeester Huisman, hieronder een foto genomen bij gelegenheid van zijn 24 jarig dienstjubileum.
De Brigade Beek werd op 1 maart 1943 opgeheven.
Na zes jaar werd de kazerne op 1 maart 1949 weer in gebruik genomen door de Marechaussee, tot 1960 is er weinig of niets bekend van de Marechaussee te Beek.
Mede door ondergetekende is sinds 1960 weer meer bekend omtrent de Marechaussee in Beek, BrigadeCommandant was Adjudant E. Scholtz, verdere bekende namen zijn: Onderofficieren: Wmr. Sijm, Wmr. Van dooren, Wmr. Quaring en de Marechaussees: A. van den Berg, A. Klomp, P. Vervoort, J. Jacobs, M. Ribberink, J, Cabolet, N. Gerards, P. v. Mierlo. Fred Cornelissen
Op 1 maart 1968 werd de Brigade Beek weer opgeheven om na 47 jaar, in september 2015 weer terug te keren naar Beek in een heel nieuwe kazerne bij Maastricht Aken Airport