Bakkerij Martens

Halverwege de 19e eeuw vind voor Beek en de familie Martens een belangrijke gebeurtenis plaats. Dan vestigt zich Joannes  ‘Jan’ zich als suikerbakker in het hart van Beek. Een dorp met aanzien, dat blijkt wel.

Een ‘suikerbakker’ is een oude benaming voor wat we nu ‘banketbakker’ noemen. Een bakker die thuis is in het suikerrijke lekkernijen zoals cake, chocolade, gebakken taart, marsepein en koekjes.
De bekenste suikerbakker is de Fransman ‘Nicolas Appert’, rond 1800 de uitvinder van het ‘inmaakproces’, het luchtdicht bewaren van voedsel voor de troepen van de keizer Napoleon. Zijn methode van ‘conserveren’ wordt overal gehanteerd. Hij is ook de schrijver van enkele gerespecteerde kookboeken en versterkt zo in de 19e eeuw de reputatie van het ambacht van suikerbakker.

Bakkerij Martens kent een karakteristieke ontstaansgeschiedenis. Die begint in 1864, wanneer Jan ‘Sjengke’ Martens suikerbakker word en in het huwelijk treed met Elisabeth Feron. Dat is het begin van een traditie. Ze huren uiteindelijk een pand in de Dorpstraat 192K en kopen het in 1900. De straatnaam veranderd nog wel eens: het werd eerst Hoofdstraat 12 en tenslotte Burgemeester Janssenstraat 36. Maar het blijkt een gouden zet: dit is het pand waar de bakkerij na al die tijd nog steeds gevestigd is.

Opa Martens op zijn bakfiets

Oprichter Jan nam geheime recepten mee van koek Dinant en witte speculaas uit Jemeppe (België) waar hij het bakkersvak leerde. De kinderen van het gezin Martens- Feron worden al vroeg ingewijd in het bakkersvak. Maar er kan er maar één de zaak van zijn vader overnemen. Dat word een jongere zoon: Peter Hubertus Martens; oftewel ‘Pie’.

In de 20e eeuw vestigt zich een modinette- en hoedenzaak, hier werkt de jonge modiste Stephanie Schrage. Pie raakt bevriend met haar en ze besluiten om in 1912 met elkaar te trouwen. Kort na zijn huwelijk neemt Pie de zaak over van zijn vader maar 1912 eindigt uiteindelijk toch triest voor de familie Martens, als Jan en Elisabeth Martens-Feron in december kort na elkaar sterven.

Pie en Stephanie krijgen vier zonen en twee dochters. En het echtpaar Martens-Schrage laat er geen twijfel over bestaan; vanaf hun jeugd worden de kinderen in de bakkerij ingewijd in het bakkersleven en gaan vervolgens bij andere bakkers in de leer. Eens een bakker, altijd een bakker… dat is het FamilieCredo.

Als Pieter de zaak van zijn vader overneemt moderniseert hij de zaak met de jaren. Daarmee verandert ook de uitstraling van de bakkerij. Bakkerij Martens ontwikkelt zich tot een ‘confiseur-patissier’, die uitsluitend met de beste grondstoffen werkt. Tot de specialiteiten behoren de ontbijtkoek, het extra fijne tafelbeschuit, chocolade, suikerwerken en bonbons. Daarin leeft de traditie van de suikerbakker voort.

Nadat Pieter Martens in 1938 overlijdt, wordt het gerenommeerde bedrijf door zijn vrouw Stephanie en zoon Jan voortgezet als bakkerij P. Martens-Schrage. Dit luidt de 3e generatie van de Bakkerij Martens in; het familiebedrijf leert zo voort van vader op zoon.

Als de Duitsers op 10 mei 1940 Nederland binnenvallen komt de  ‘grensgemeente’ Beek in Duitse handen. Een ingrijpende gebeurtenis, ook voor Bakkerij Martens. Maar het leven in Beek ‘moet’ desondanks in deze jaren ‘gewoon’ verder. Beek word in de oorlog zwaar getroffen. Op 25 oktober 1942 wordt het industrieterrein van het nabije gelegen Geleen abusievelijk door de Engelse RAF gebombardeerd. Die meende dat dit het Duitse Aken betrof. In het bombardement vallen ook veel bommen in het centrum van Beek, met name rondom de Dorpstraat. Als de Duitsers in mei 1945 worden verslagen, proberen de inwoners van Beek de draad weer op te pakken. Maar het leven is ook in de jaren na de oorlog alles behalve gemakkelijk. Er heerst grote werkeloosheid, de wederopbouw van het getroffen centrum verloopt moeizaam en veel dagelijkse producten zoals brood zijn op de bon. Het is een zware tijd voor de Beekse bevolking.

Weduwe Stephanie neemt het voortouw en zorgt ervoor dat het gezin Martens deze moeilijke jaren doorkomt. Zoon Jan neemt de dagelijkse leiding in de bakkerij, geholpen door zijn broer Frits. Zo blijft er brood op de plank en wort Bakkerij Martens rondom de oorlogsjaren voortgezet.

Geheel volgens de traditie vindt daar in de jaren ’50 de opvolging in familielijn plaats. In 1953 neemt zoon Jan, oftewel ‘Sjeng’ samen met zijn jongere broer Frits officieel de bakkerij van zijn moeder over. Een aantal jaren zullen ze de bakkerij samen leiden. Jan Martens trouwt in 1953 met Bernardine Maria Schaapveld. Hij leert haar kennen op een beurs in Amsterdam. Als ze bevriend zijn, vertrekt Bernardine uit haar geboorteplaats Amsterdam en gaat in Roermond in een ijssalon werken. Na hun huwelijk gaat het echtpaar in de woning van de bakkerij wonen. Daar verzorgen  ze (schoon)moeder Stephanie, tot deze in 1965 overlijdt.

Jan en Bernardine krijgen twee zonen en een dochter: Pierre Arnoldus Stafanus, John Martens en Ria Martens. Pierre is diegene die later verder gaat in het bakkersvak. Hij volgt een handelsopleiding in Maastricht en een bakkersopleiding in Heerlen. Zo wordt hij ‘klaar gestoomd’ om in de toekomst de taken van zijn ouders over te gaan nemen en de bakkerszaak volgens de familietraditie voort te zetten.

In 1965 besluit broer Frits uit de bakkerij te stappen en treedt in dienst bij Chemieconcern DSM. Vanaf die tijd vormen Jan en Bernardine het gezicht van Bakkerij Martens. Trots reed Jan met de bakfiets door het dorp om het brood en banket af te leveren.

In de jaren ’60 verandert Nederland in een rap tempo. De bevolking krijgt meer te besteden en wordt kritischer: men wil meer keuze mogelijkheden. Die ontwikkelingen gaan aan Beek niet voorbij. Sterker nog, Bakkerij Martens speelt er juist op in met een gevarieerder assortiment.

De vraag naar meer variatie leidt er ook toe dat Jan en Bernardine de winkel in 1968 grondig verbouwen. Met een nieuwe luxe etalage tonen ze hun groeiende en gevarieerde assortiment. Zo weet Bakkerij Martens met de tijd mee te gaan.

Eind 20e eeuw verandert er veel in Beek. De luchtvaart en chemische industrie slaan hun slag, de stad Maastricht rukt op. Maar te midden van deze verandering blijft bakkerij Martens trots overeind en Beek loopt daar warm voor. Ondanks deze stormachtige ontwikkelingen blijft het ooit zo landelijke gelegen Beek zichzelf. Te midden van deze veranderingen blijven de inwoners van Beek liefhebbers van de lekkernijen en streekgerechten van hun ‘eigen’ bakker. De etalage van Bakkerij Martens is in deze jaren een fraai toonbeeld van wat voor een brood- en banketspecialiteit er zoal te verkrijgen zijn.

Als bakker word je geboren en als de tijd daar is, kom je als ‘geroepen’. Dat geldt zeker voor de bakkersfamilie Martens, waar zoon Pierre aan een enkel woord genoeg heeft om de bakkerij van vader Jan over te nemen.

Maar Pierre staat daar niet alleen voor, op 17 juni 1980 trouwt hij met Catharina Elisabeth Micheline Gorissen, oftewel ‘Toos’. In dat zelfde jaar nemen ze de bakkerij van zijn ouders over en ‘runnen’ samen de winkel, volgens goed familiegebruik. Jan en Bernardine Martens-Schaapveld nemen dan afscheid en verhuizen naar Geleen. Pierre besluit de bakkerij grondig te vernieuwen om aan de stijgende vraag tegemoet te komen en de moderne ‘snackende’ consument beter te kunnen bedienen. In 1986 wordt de bakkerij al aan de tijd aangepast. Op 17 maart 1990 wordt de nieuwe winkel feestelijk geopend, natuurlijk in het bij zijn van de trotse vader Jan Martens.

Pierre en Toos vormen de 4de generatie van Bakkerij Martens en staan sinds 1980 als ‘warme bakker ‘ op een gezellige hartverwarmende wijze in de bakkerij. Dat slaat aan, de winkel breidt haar assortiment uit en een nieuwe verkoopster en banketbakker zijn nodig om aan de stijgende vraag tegemoet te komen. De bakkerij draait op volle toeren. De sfeer is vertrouwd, de kwaliteit als vanouds.

Op zaterdag 1 september 2012 stapt Pierre Martens voor het eerst zijn eigen winkel binnen maar eigenlijk ook voor het laatst. Want de bakker en zijn vrouw Toos nemen die dag afscheid van hun trouwe klantenkring. Op een feestelijke wijze wordt na 32 jaar van het bakkersechtpaar Martens afscheid genomen. “Normaal mocht ik nooit over de drempel stappen, omdat mijn handen onder het meel zaten. Nu wel” zegt bakker Pierre Martens met gevoel voor humor.

Met de overdracht van hun zaak aan Tim en Gwen Geven-Dohmen komt er na 4 generaties een ‘einde’ aan het trotse familiebedrijf dat in 1864 door zijn overgrootvader Jan in Beek is opgericht. De reden is omdat er geen ‘opvolging’ schuilt in de familie. Hoewel er met de familie Martens een Beekse bakkersdynastie verloren gaat, zijn Pierre en Toos heel blij met hun opvolger Tim Geven. Ze kennen hem al 19 jaar van nabij, als brood- en banketbakker. Hij werkt al 17 jaar voor ons bedrijf. Op het moment dat een overname ter sprake kwam vonden wij allebei dat Tim de juiste kandidaat zou zijn. Tim & Gwen grepen vol trots en enthousiasme deze kans aan. In de ervaren en bij Bakkerij Martens geschoolde Tim zien zij een waardige opvolger, die de naam van het familiebedrijf hoog kan houden en het bijna 150 jarige bedrijf een nieuwe toekomst kan geven:”  Het bakkersvak vraagt discipline. Vroeg opstaan, hard werken en op tijd naar bed. Dat wil niet iedereen”.

De naam Martens blijft natuurlijk wel op de gevel prijken en de recepten van ‘opa Pie’ worden nu door Tim en Gwen ook weer in het assortiment opgenomen. Zoals de witte speculaas en het zuurdesembrood. Al 4 generaties lang weten de inwoners van Beek en omstreken dit als specialiteit bij de bakkerij te vinden. Op die wijze zetten Tim en Gwen de rijke traditie van bakkerij Martens voort.

Bakkerij martens ontvangt het predikaat Hofleverancier

Op 3 september 2015 ontvingen Tim & Gwen in het bijzijn van Pierre & Toos het predikaat Hofleverancierschap, met veel trots prijkt het wapenschild aan de gevel tot hedendagen.

Stamboom Familie Martens

Oprichter:  Vestigde zich in 1864 in Beek

1 Ste Generatie    suikerbakker Joannes   “jan” Martens      

2 De  Generatie    Zoon Peter Hubertus    “Pie” Martens

3 De  Generatie    Zoon Jan-Antoon          “Sjeng” Martens

4 De  Generatie    Zoon Pierre Arnoldus   “Pierre” Martens

“Nieuwe generatie” 2012 – heden , Tim & Gwen Geven-Dohmen

Bron: website bakkerij Martens, https://bakkerijmartensbeek.nl/wiezijnwij/geschiedenis

Hotel Colaris

Door Marietje Lahaij-Leenen

Wij gaan eens een paar oude panden bekijken aan de Maastrichterlaan in Beek. Deze laan is ouder dan de “Rijksweg”, die omstreeks 1840 in aanleg kwam. De huidige Maastrichterlaan was voordien een al eeuwen-oude veldweg, later wat verbreed, die vanaf de Heirstraat via het huidige Wolfeijnde langs een groot veld “De Proosdij” genaamd, (eertijds eigendom van de Proosdij van Meerssen), in de richting van Maastricht voerde.Tot de oudste nog bestaande bebouwing van deze laan behoort ongetwijfeld dit kapitale pand, dat zich in zijn huidige verschijning als een “tweeblok” voordoet. Het heet in de volksmond nog steeds “Van Sloun en Colaris”. Beide panden staan onder Monumentenzorg, al werd alleen pand v. Sloun (Zuiderlijk of links op onze tekening) summier vermeld in Het Limb. Mon. Boek van Marres en v. Agt.

Vanwege Monumentenzorg wordt pand v. Sloun aldus omschreven: “Nr. 17. Bakstenen huis XVIII, (tussen 1700 en 1800), met Mansarde-dak. Tussendorpel-kozijnen van Naamse steen. Onderpui v.d. voorgevel gewijzigd.”

Tot voor kort was dit pand eigendaom van Mevr. M.J.I. Reijnders e.a., weduwe van P.J. van Sloun, die er tot voor enige jaren een slagers bedrijf had. Het staat al jaren lang leeg en heeft veel geleden. Pand Colaris wordt aldus beschreven door Monumentenzorg: Nr. 15. Bakstenen huis met wolfsdak, (afgeschuinde kop), XIX A”. Dat wil zeggen: éérste kwart van de 19e eeuw, dus tussen 1800 en 1825. Eigenaar: J.J.F. Crombag, die er nú met verve de gasten verwent. Tja, als je dan al tekenend dit alles eens wat nauwkeuriger hebt bekeken en dank zij gastvrije rondleidingen met de eigenaren ook binnen eens wat hebt kunnen speuren, dan komt er toch wel wat meer en wat anders uit de bus, dan de officiële stukken vermelden. Wij blijven met heel wat vragen zitten, die nog lang niet zo vlug zijn beantwoord!

Wát is er dan zoal opgevallen? Allereerst gaan we de voorgevels eens wat nader bekijken. Dit kan aan de hand van bovenstaande tekening, maar nog beter ter plaatse. De dubbelgekrulde schieters van de gevelankers, (later kortheidshalve “ankers” genoemd), zijn niet alleen karakteristiek voor het linkerpand v. Sloun, maar tot op de helft van pand Colaris, (rechter pand), zitten ook nog 2 van dergelijke fraai gesmede ankers, terwijl rechts verderop in de voorgevel en in de rechter kopgevel eenvoudige rozet-ankers zitten. Deze zijn uitgevoerd in gietijzer, dat m.i. ook duidt op recenter werk. De bakstenen boogjes boven de Naamse hardstenen raamlateien op de éérste verdieping van pand v. Sloun zijn ook met 2 stuks nog te speuren in de voorgevel Colaris en wel op gelijke hoogte van boven de nú (?) kleinere ramen; op de tekening direct rechts van de lantaarnpaal te zien. Wat is hier dan toch gebeurd? Uit de kadastrale- en eigendoms- gegevens, die zeer grondig tot ±1820 zijn nagespeurd door onze Heemkundesecretaresse Mevr. E.M.L. Nijsten-Colaris en in 1977 in een rapport zijn vastgelegd, is gebleken, dat het gehele complex met nog omliggende gronden ooit wisselend in eigendom was van diverse leden, (gezamenlijk c.q. apart), van één familie. Maar omdat dit een zó ingewikkelde materie is met ook nog steeds veranderende perceelsgrenzen, huis- en perceels-nummers, is er in dit artikel verder niet op in te gaan. Wel mag er uit geconcludeerd worden, dat er in dit complex niet alleen ná, maar ook al vóór 1820 enige grote verbouwingen, aan bouw en splitsing, hebben plaats gehad.

Allengs rees er een vermoeden, dat een deel van het huidige pand Colaris (door aanbouw) van recenter datum is, dan het mogelijk vroeger grotere pand v. Sloun. Behalve de onderling verschillende ankers in pand Colaris en de vanuit pand v. Sloun tendele nog doorgezette boogjes in het metselwerk is er nog meer, dat te denken geeft. Toen we de witgeverfde voorgevel Colaris nog eens nader bekeken bleek er vanaf de midden-deurpartij links omhoog een duidelijke staande bouwnaad aanwezig te zijn. De links daarvan nog zichtbare mergelblokken zijn vrijwel zeker voormalige gevel-hoekblokken, die men bij een latere aanbouw rechts gemakshalve maar heeft laten zitten. Dit maakt het ons nu een gemakkelijker om iets te achterhalen, waar boeken (tot nu toe) nog zwegen. Maar er is nog meer ….! Op de zolder van pand Colaris bevindt zich juist links van de bouwnaad in een prachtig bewaard gebleven eiken kap een restant vakwerk-kopgevel, compleet met vitsen, vlechtingen en leemvulling! De ligging en constructie van de vloer van dit zoldergedeelte en de doorgaande spant- en gordingconstructie van gekloofd eikenhout behoren als voortzetting geheel tot de bouw van pand v. Sloun. In de huidige afscheidende bouwmuur staat nog een oud nú dichtgemetseld eiken deurkozijn! Het rechter zoldergedeelte Colaris, waarvan de vloer hoger gelegen is, is van verzaagd naaldhout en dan ook duidelijk van jongere datum. Merkwaardig blijft het overigens nog, dat er nog zoveel historisch interessante authentieke delen over bleven, ondanks de vele wijzigingen, die dit complex heeft ondergaan.

Uit het technisch archief van de Gemeente zijn wel gegevens voorhanden over verbouwingen etc. vanaf 1920. In dat jaar werd, kennelijk met behoud van de oude kapspanten, de zolder v. Sloun voorzien van een z.g. Mansarde-kap (voorzijde). Op de tekening ziet U deze “opgeknikte “dakvorm, genoemd naar de Franse Arch. Mansard, die met deze dakvorm een royalere zolderruimte creëerde, hetgeen veel navolging vond in onze streken in de twintiger jaren. Deze verbouwing had tegelijk met een ”face-lift” met “sier-pleisterwerk” plaats in 1920. Het jaartal is in de Romeinse cijfers XIX en XX links en rechts onder de goot in het pleisterwerk aangebracht en vergroot op de tekening nog eens weergegeven. In 1920 zijn ook de dakkapellen aangebracht, die uiteraard dan ook niet op de nog voorhanden zijnde foto’s van ±1900 voorkomen. In 1920 is ook de onderpui (lelijk) gewijzigd, waarbij de oorspronkelijke poort met rondboog verviel in het rechterdeel van pand v. Sloun. Dit pand is door de nieuwe eigenaar, Hr. J. Poot, in particuliere restauratie genomen. Wij komen aan het eind nog even terug op enige bewoners van deze panden, wel is alvast te vermelden, dat in de beide panden geregeld sprake was van een “horeca-bestemming”, in de terminologie van eertijds dan herberg of logement geheten. Het rechter pand is sinds lang al een vermaard Horeca-bedrijf, zoals ook uit de oude Beeker ansichten blijkt.

Voor degene, die zich eens diepgaand in de geschiedenis van vóór 1820, (van waarvoor de gegevens schaars worden), wil verdiepen, wacht er ten aanzien van deze panden een hele, maar interessante, kluif! Welke oorspronkelijke bestemming heeft het eertijds kennelijk grotere pand van Sloun gehad, dat wat terzijde van de bebouwde kom eertijds was gelegen. Er zijn enorme kelders, sporen van solide tralies in de hardstenen kozijn-omrandingen op de eerste verdieping. De vondst van een stuk hardstenen “latei” (?) in de tuin achter met het jaartal 1762 geven voedsel aan allerlei speculaties, waarvan we ons maar niet zullen wagen op gevaar af, dat die verzinsels ooit een “eigen” leven gaan leiden en de historie geweld aandoen. Eén uitzondering mogen we wellicht maken: Achterin de tuin Colaris ligt nog een hardstenen poortboog-sluitsteen met het jaartal 1817 erin met de initialen (voorletters) S.S. Uit eerder genoemd rapport blijkt, dat het rechterdeel eigendom was van ene Servaas Smeijsters, zoon van een herbergier aldaar, die het bedrijf van zijn vader voortzette. Of toen het rechterdeel al het pand Colaris in zijn huidige (Rechts-uitgebreide) vorm betrof, valt te betwijfelen en zo is dan de vraag gerezen, of genoemde Servaas de ronde poortboog in 1817 heeft laten maken, waar nu de rechter poort v. Sloun zit. Volgens het kadaster was er hierachter nog een eigen waterput ! De bewoners waren wat dat betreft dus al self-supporting, wat bijzonder was in vroegere dagen.

Omdat tot op heden de naam Colaris nog steeds verbonden is aan het rechts gelegen “Hotel Colaris”en de naam op de gevel prijkt, welke een begrip is in Beek, zij nog een korte samenvatting gegeven over deze familie, ontleend aan het rapport van Mevr. E.M.L. Nijsten-Colaris. De eerste, die de naam Colaris (Kolaris) draagt in Beek is Pieter Mathijs, afkomstig via Schinveld uit Broeksittard. Hij huwde met Maria Catharina Hubertina Smeijsters, dochter van legementhouders, die van vader op zoon al v.a. ± 1820 deze panden gezamenlijk bewoonden in nogal eens wisselende eigendoms- en familieverhoudingen. Na diverse omzwervingen komt het gezin Colaris-Smeijsters in 1862 naar Beek, waarvan de adressen zijn achterhaald. In 1898 uiteindelijk, na het overlijden van Pieter Mathijs, betrekt de fam. Colaris-Smeijsters dan het Hotelpand Colaris. Drie generaties lang blijft er telkens maar één zoon in Beek wonen, die in mannelijke linie de naam doorgeeft, die nog steeds één van Beeks historische panden siert. Historisch gezien nog interessanter is het pand van Sloun, dat ons niet zomaar zijn geheimen prijs geeft. “Konden de stenen maar spreken…!“. Slechts een tipje van de “sluier”der historie is opgelicht… Er is nog veel meer ongekend in Beek; het is de moeite waard er méér van te weten; op slot van rekening is er maar één Beek zoals ons Beek.

HOTEL ‘COLARIS’ EN ZIJN GASTEN 

Hotel ‘Colaris’ is wel goed.
Haast ieder die in zaken doet

komt na zijn werk aldaar verpozen
en rustig slapen, als op rozen.

Mosselen worden veel gegeten;
zijn dáar het best, dat moet men weten.

Het eten is daar goed en af!
en in het koren is geen kaf.

Kortom, het heel hotelbedrijf
is prima, prima, zonder kijf.

Daarom zo vele trouwe klanten,
van heinde en ver, van alle kanten.

En ‘Sicof’, die zo zoet kan praten,
kan ook die zaak niet goed verlaten

zonder mosselen en not least,
Els en bier, want dat is best!

Het moge dan zo gek nog schijnen,
hij kan zo maar opeens verdwijnen.

En dan vraagt Sef: “Waar is Critien”?
“Naar huis gevlogen’. “Wel… et bien”!

Dan hebt U daar ook nu en dan
een wijs en zeer bezadigd man.

Hij spreekt heel graag en nimmer vlug.
Een beetje dik, maar toch niet stug. 

Hij heeft een hart als zijnd’ van goud
en houdt van alles wat is oud.

Hij voelt hier niks voor bakkeleien;
wil in geschiedenis zich vermeien.

Folklore is zijn stokjespaard;
daarin is hij zijn naam wel waard.

In Limburgs dialecten
is hij een der perfecten.

Zo komen allerhande heren,
zoals dat altijd kan verkeren.

Grapjes worden uitgehaald;
tot slot wordt alles toch betaald.

Mevrouw zegt – ofschoon zij niet won –
“Ik ben blij dat ik weer eens kaarten kon”.

Maar één ding moeten wij nog zeggen
en wel de nadruk daarop leggen.

Wij missen hier Mijnheer, Mevrouw,
die ons met de Sint bedelen wou,

met ‘appel’, ‘sleutel’ van ’t stadhuis.
Dat wordt nog eens een feestgedruis!

Met schilderen valt het soms niet mee;
éens is het “ja”!, eens is het “nee”!

Maar om nu inspiratie te vergaren
rook ik in dank, Uw lekkere sigaren.

                                   Beek, J.H. Pelser.

Hotel Colaris

                   tas koffie of ein drôpke,
                   en hilste van ei môpke,

                   ’t is altied eve fien
                   es te geis bie

                            FRENS EN TIEN

Els Museum

In het gebouw van de voormalige Distilleerderij Jacques Hennekens te Beek is een museum ingericht, dat helemaal in het teken staat van de bekende kruidenbitter ELS LA VERA (voor velen Elske of Aelske). De authentieke distillatie-apparaten, die vrijwel productieklaar staan opgesteld, vormen de kern van dit museum. Het distilleren wordt op kleine schaal door vrijwilligers gedemonstreerd en bezoekers kunnen dit museumdistillaat proeven.

Op de vroegere kruidenzolder wordt de bezoeker middels een diapresentatie ingewijd in de geschiedenis van het distilleren in het algemeen en van ELS LA VERA in het bijzonder. Ook kunt U daar een tentoonstelling zien over diverse facetten van de vroegere distilleerderij. Verder worden op de verdieping o.a. door het Heemkundemuseum Beek wisselende exposities ingericht over pré-industriële beroepen, die vroeger in Beek en omgeving werden uitgeoefend.

De kruidenbitter, later bekend onder de naam Els, vindt zijn oorsprong op landgoed Genbroek in Beek. Aldaar werd in 1821 door G.J.H. Hennekens een distilleerderij begonnen. Door het grote succes van de daar gemaakte distillaten werden de bedrijfsactiviteiten al in 1828 verplaatst naar een distilleerderij nabij de monumentale boerenhoeve aan het Wolfeinde in het centrum van Beek. Vijf generaties Hennekens en de daaraan verwante familie Sangers maakten er hun Els en andere distillaten, volgens het oude familierecept. Vanaf 1980 distilleert Bols Royal Distilleries de ELS LA VERA. Aanvankelijk in Beek,vanaf 1990 in Zoetermeer.

In 1994 werden de oude Hennekens distillatiekolommen door Bols gerestaureerd en als industriëel erfgoed geschonken aan de gemeente Beek. Besloten werd om deze apparaten in een museale vorm aan het publiek te presenteren.
Na uw rondgang kunt U nog aangenaam vertoeven in het proeflokaal Sint-Augustijn om er een Elske te drinken. Een biertje, frisdrank of een kop koffie is natuurlijk ook mogelijk. Vraagt u eens naar een glaasje heerlijke Limburgse koffie.

Bron: website Elsmuseum, https://www.elsmuseum.nl/museum

Bakkerij Dukers

Deel door Anita ten Vaarwerk
Deels eerder gepubliceerd in Becha 2003-3

Grondlegger van de bakkerij is Joseph Lambert Dukers, geboren op 23-08-1908 te Susteren als zoon van Lodewijk Dukers en Anna Peters. Hij is overleden op 09-12-1982 te Sittard op 74-jarige leeftijd. Gehuwd op 31-jarige leeftijd met Maria Johanna Rademakers, destijds 24 jaar oud, geboren op 16-12-1914 te Spaubeek als dochter van Christiaan Rademakers en Johanna Josephina Schoenmackers. Op jonge leeftijd was Lambert Dukers in een beek in Susteren gaan zwemmen en is erna door een bacterie of virus zeer slechthorend geworden. Hierdoor moest hij stoppen met de toenmalige kweekschool waar hij aan het leren was voor schoolmeester. Samen met zijn vader kwamen ze tot de beslissing dat je voor bakker niet perse goed hoefde te horen en toen is hij bakker geworden.

Louis Dukers met echtgenote Anna Gertrudes Peters. Kinderen staande van links naar rechts: Margreet, Lizet, Zuster Benedicta, Josef Lambertus en Sophie (± 1915).

1924
Op 15-jarige leeftijd komt Lambert Dukers met de fiets (zie foto) vanuit Susteren naar Beek om bij bakker Lemmens (later bakkerij Maessen) op de Adsteeg als knecht voor bakker te leren. Het vak wordt hem geleerd door Lemmens en later leerde hij het weer aan Gil Maessen, een dirigent en schoonzoon van Lemmens.
Toen hij de beginselen van het vak kende, wilde hij graag als zelfstandige beginnen achter de kerk, Kerkstraat 3. In het pand waar later Zef Hoedemakers een bakkerij runde. Dit pand was echter gehuurd. Daar was ook een klein winkeltje bij. Dit winkeltje werd gerund door Marie Heijmans, destijds moeder van 12 kinderen.

1936
Omdat Lambert toch graag op zichzelf iets wilde ging hij op zoek naar een geschikte bouwlocatie. Deze werd gevonden op de Hoolstraat. De gemeente had echter liever gezien dat hij naar, destijds heette dat de kamp, zou gaan. Hoek Burg. Lemmensstraat/Peter Treckpoelstraat.
Dat vond de vader van Lambert echter maar niks en dus werd het de Hoolstraat nummer 5. Om dit stuk grond te kopen moest de vader van Lambert 11 weiden verkopen.

Alleerst werd achterdoor de bakkerij met het woonhuis gebouwd.

Het brood werd  eerst verkocht met paard en wagen langs de deur. Het zwarte paard werd dikwijls geleend door begrafenisonderneming en taxivervoer Demandt om voor de lijkenkoets te lopen. ‘s Ochtends liep het dan de begrafenis en ‘s middags de bezorgroute.
Het paard wat Lambert destijds had moest eerst een rondje om Beek gelopen hebben alvorens het zich liet inspannen voor de kar.

In 1939, toen de bakkerij klaar was en Lambert inmiddels getrouwd was met Marie, kwamen er een groter woonhuis met winkeltje bij. Marie zorgde voor de winkel en Lambert maakte de broden en de vlaaien. In die tijd werd er al van personeel gebruikt gemaakt: de gezusters Blom en Schepers

1940
Oorlogstijd. Alles was op de bon. Lambert en Marie moesten al het geld inleveren. Meel werd gekocht met de bonnen die de mensen weer moesten betalen voor het brood en de vlaaien. De helft van de tijd vergat Marie dat de mensen bonnen moesten betalen en moest ze het dorp door om bonnen te verzamelen. Het gezin met 5 kinderen moest rondkomen van 10 gulden per maand.

1950 en later 
Na de periode van paard en wagen kocht Lambert een bakfiets.
Echter, Lambert luste graag een drankje en mede door zijn slechthorendheid vond de politie dat niet zo’n goed idee. Ze verboden hem met de bakfiets de weg op te gaan omdat ie een gevaar op de weg was.
Toen moest de tant Cor als negenjarig meisje mee gaan helpen. Er werd een mand voor op haar fiets gemaakt, er werd met de school gepraat en zo ging Corrie voor halve dagen naar school en voor halve dagen in het familiebedrijf brood rondbrengen naar o.a. Geverik, 

1 brood van 1 kilo kostte destijds 25 cent (10,5 eurocent). Nu kost 1 brood van gem. 800 gr. €2.15

De zusters Carmelitessen in het klooster betaalden hun waar met meel.
Velen kwamen met deeg en fruit om hun vlaaien te laten bakken. Zij gaven dit af en kwamen later terug om hun vlaai op te halen. Hiervoor moesten zij 15 cent (bijna 7 eurocent) betalen. Omdat men wel eens teveel deeg gaf, maakte Marie van de overgebleven degen 1 deeg en maakte daar weer knapkoeken van die weer in de winkel verkocht werden.
Meel werd gehaald bij “de Makker” in Meerssen of Mengelers in Spaubeek. Als Lambert tekort kwam ging Marie op de fiets een zak van 50 kg. halen op de Adsteeg.
(Op vandaag mogen de zakken niet zwaarder zijn dan 20 kg. vanwege de Arbo)
Andere grondstoffen kwamen via Wil Heuts uit Sittard (toen vorst van de Marotte). Suiker en boter kwamen van Retra uit de Molenstraat . Later is dit de All-Markt geworden.

Snijmachines voor het brood waren er in die tijd niet. Dat deed iedereen thuis zelf met het mes. Wel voor roggebrood was er een handmatig apparaat.

1957
Na de basisschool ging Louis op 12-jarige leeftijd de bakkerij in als broodbakker. Hierbij werd hij geholpen door de bakkers uit Beek.

1958
Cees Dukers ging als 12-jarige bij Duchateau in Maastricht in de leer als banketbakker.

1959
De bakkerij ging over van Lambert naar Louis en Cees. Marie en Lambert bleven wel in het huis wonen.  Er werd een nieuwe oven geplaatst. Tevens werd er een douche met warm gemaakt naast de oven. Uniek voor Beek destijds. Door de warmte van de oven te gebruiken was er warm water. Diverse buurtbewoners kwamen zich wekelijks douchen bij de bakkerij.

Lambert een speciale band had met het café ” Kien van de Frusch” achter de kerk. Op die plaatst werden verbouwingen geregeld, woonruimte verhuurd, zaken gedaan en nog veel meer!
Een verhaal wat nog altijd in de familie sfeer wordt verteld was dat het paard van Lambert de weg naar huis, vanaf achter de kerk,  alleen vond.

1968
Louis trouwde in 1968 met Tineke Pinxt uit Geulle en zij woonden op de 1e en 2e verdieping van de Hoolstraat met hun gezin. In hun gezin werden 2 kinderen geboren : Raymond (1969) en Noëlle (1977).

Cees en Ria Dukers woonden ook nog een tijdje op de voormalige meelzolder boven de bakkerij.

Cees en Louis deden ong. 10 jaar samen de bakkerij totdat Cees kreeg last van zijn rug en noodgedwongen een ander beroep uit moest gaan oefenen. Hij ging de verzekeringen in. Wel is hij altijd blijven uithelpen op zon-en feestdagen.  Nog steeds is hij bij drukke dagen oproepbaar.
In die tijd deden ze beiden ‘s ochtends bakken en ‘s middags reden hun ventroute met de bestelbusjes.

1974
Door de jaren heen is er altijd wel het een of ander verbouwd. In deze jaren vond de grootste verbouwing plaats. De bakkerij werd gemoderniseerd door middel van een automatische bollenkast en een nieuwe revolutionaire oven. Het jaar erna was de winkel aan de beurt.

1982
Grondlegger Lambert Dukers overlijdt op 74-jarige leeftijd in het ziekenhuis van Sittard.

1989
Raymond Dukers gaat als bakker de bakkerij in en wordt in medevennoot. Er wordt een geautomatiseerd bestellingen-en produktiesysteem ingevoerd en alles gaat makkelijker en sneller.

1990
Bakkerij Dukers wordt opgenomen in het Echte Bakkers Gilde en mag zich vanaf nu Dukers, de Echte Bakker noemen.

1998
Bakkerij Bours in Stein wordt overgenomen, het 1e filiaal is een feit.
De produktie van brood en banket wordt gescheiden. In Stein wordt het brood en kleinbrood gemaakt en in Beek de vlaaien en het gebak.

2000
In mei wordt bakkerij Janssen in Bunde overgenomen. De bakkerij in Bunde wordt stilgelegd.

2002
In juli wordt Meerssen wordt bakker Bennenbroek aan de Gasthuisstraat overgenomen en krijgt bakkerij Dukers het 4e filiaal,

2004
In Elsloo wordt het vijfde filiaal geopend. 

En…..bakkerij Dukers wordt “Beste Echte Bakker van Limburg” 

2005
De produktie van het banket in Beek wordt na een intensieve verbouwing in zijn geheel naar Stein verplaatst. De bakkerij in Beek wordt gesloten, de winkel wordt een filiaal waarvan Tineke Dukers de filiaalleidster wordt.
Dukers, de Echte Bakker wint de oliebollencompetitie van Limburg voor de 1e keer.

2006
De gemeente Meerssen verkoopt het pand aan de Gasthuisstraat 1 en Echte Bakker Dukers vindt haar intrek aan de Beekstraat 5 in Meerssen. Hier wordt een warme en moderne bakkerswinkel gerealiseerd.
De oliebollencompetitie wordt voor de 2e keer gewonnen.

In november krijgt de bakkerij het bericht dat ze zijn genomineerd in de landelijke wedstrijd : “Bakkerij van het Jaar” samen met nog 11 andere bakkerijen in den lande.

2008
Na het winnen van de oliebollenwedstrijd wordt Echte Bakker Dukers ook 2e in de Nonnevottencompetie.
En op Carnavalsdinsdag krijgt men het bericht dat men de finale heeft behaald van de prestigieuze landelijke wedstrijd. Landelijk gezien is bakkerij Dukers dan al de Beste Limburgse Bakkerij en gaat samen met nog 5 andere bakkerijen de strijd aan. Op 8 april 2008 zal deze worden beslist. Gerard Oonk uit Enschede wordt dit jaar Beste Bakker van Nederland. Bakkerij Dukers wordt 6e.

2009
Bij de Limburgse Nonnevotten wedstrijd worden we 1e….
Het pand aan de Vliegenstraat in Bunde wordt verkocht en de winkel wordt verplaatst naar het St. Agnesplein in Bunde.

2010
Bakkerij Dukers werkt verder aan verdere automatisering achter de schermen met het oog op de toekomst. Er wordt een webshop ontwikkeld met foto’s zodat de klanten vanaf hun luie stoel kunnen gaan bestellen. Voor de Nederlandse bakkerijwereld toen nog redelijk uniek, want een bakker met een webshop is erg vooruitstrevend. Inmiddels zijn er vele bakkerijen gevolgd en dit zal alleen nog maar toenemen

2012
Na een paar jaar geen intensieve activiteiten te hebben ondernomen wordt er een volledig nieuwe huisstijl gepresenteerd met ludieke acties (o.a. Blauw Brood)
De kleuren werden verfrissend modern, maar met traditie.  Vandaar ook de slogan “Traditie met Ambitie” 

Blauw : dit was de kleur waarin opa Lambert destijds ook is gestart met de bakkerij

Zwarte rondo : verwijst naar de ronde vlaai, een traditoneel produkt waar de klant voor komt en ook naar de stempel van goedkeuring.

Witte letters : steken mooi en duidelijk af tegen het zwart en blauw. De aparte schrijfletter is de traditionele chocoladeschrijfletter voor op taarten een naam met chocolade te schrijven.
En gewoon : dé Bakker, de warme echte bekende in onze regio

Leveringsgebied
Het gebied waar we leveren strekt zich uit vanaf Eijsden tot aan Sittard, langs de A2. Deze leveringen hebben niet alleen betrekking op bezorging langs de deur, maar ook leveringen aan andere bakkers, kleine supermarkten, bedrijfskantine’s, instellingen, bedrijven en particulieren.

Automatisering
Zonder ontwikkeling en innovatioe staat alles stil. Daar waar mogelijk investeert bakkerij Dukers in nieuwe, betere en milieuvriendelijke automatisering zonder da kwaliteit van haar produkten uit het oog te verliezen.

Zo staat ook al jaren de internetsite van Dukers zeer bekend.
Sinds 2008 is er zelfs een webshop bijgekomen, een kleine extra filiaal, waar men alle produkten kan bekijken 24/7, deze kan bestellen en eventueel al kan betalen. In Stein kunnen met Kerst de vooraf betaalde webshopbestellingen bij een apart loket afgehaald worden, zonder wachttijd.
Gemakkelijker kan het niet voor de klant.

Aantal werknemers
Momenteel werken er bij Dukers, dé bakker, zo’n 60 werknemers, waarvan het grootste deel parttime in de verkoop.
Daarnaast zijn broodbakkers, banketbakkers, expeditiemedewerkers, chauffeurs en kantoormedewerkers die samen ervoor zorgen dat u dagelijks vers uw produkten kunt krijgen, 6 dagen per week, van maandag tot en met zaterdag.

2014
In november hebben we een grote Open Dag georganiseerd in de bakkerij. Dit was zoals altijd een superfestijn voor groot en klein. Kijken achter de schermen bij de warme bakker waar de bakkers nog met hun handen moeten werken om er een lekker en goed brood van te maken.

In augustus wordt bakkerij Kleintjens in de Gasthuisstraat in Meerssen overgenomen. De winkel in de Beekstraat blijft voorlopig nog gewoon open.

2016
Dit wordt een jubileumjaar waarin we een heel jaar ons 80-jarig bestaan gaan vieren. Houdt de site en Facebook in de gaten wat er allemaal staat te gebeuren. 
 

Dabekausen Transport

Door Paul Mennens
Eerder gepubliceerd in Becha Jaargang 28 – Nr. 4 – December 2014

Het thema van Open Monumentendag 2014 was ‘Op Reis’. In het Heemkundemuseum was in het weekend van 13 en 14 september een foto-expositie ingericht over vervoer in Beek. Binnen deze tentoonstelling stonden twee items centraal: de voormalige bedrijven EBAD en Dabekausen Transport. Onder de bezoekers waren diverse ex-chauffeurs van zowel Dabekausen als EBAD. Aan de hand van de tientallen foto’s kwamen veel verhalen los. Deze waren aanleiding om aan Dabekausen Transport een artikel te wijden in Becha.

Familie Dabekausen

De familienaam Dabekausen komen we voor het eerst tegen in de plaats Merkenich bij Keulen. In het midden van de 17e eeuw woonde Everhard Daberkausen met zijn echtgenote Anna Ohligs in Merkenich. Via Longerich en Oedenkoven-Gielsdorf belandde de familie Dabekausen in de 19e eeuw in Zuid-Limburg. De familienaam wijzigde vaak. In de stamboom zien we de volgende schrijfwijzen: Hebbenkausen, Daberkausen, Daverkausen, Dabekaussen en Dabekausen. Christiaan Dabekausen (*17-09-1814 Oedenkoven-Gielsdorf) huwde op 12 februari 1847 in Wittem met Anna Josepha Somer. In 1852 vestigde het echtpaar zich in Bocholtz waar Christiaan een smederij opende. Een van de zeven kinderen, Johannes Josephus (*24-12-1854 Bocholtz, †09-01-1938 Welten-Heerlen), huwde op 26 april 1888 in Heerlen met Maria Agnes Antonia Loop (*02-10-1861 Heerlen, †26-03-1934 Heerlen) Kinderen uit dit huwelijk:

Echtpaar Willem en Sybilla Echtpaar Sjef en Mia Dabekaussen-Voncken Dabekaussen-van Hees

01.Willem (Wil) *01-05-1889 Welten-Heerlen en †21-02-1961 Beek
02. Jan Hendrik Maria (Harry) *07-12-1890 Welten-Heerlen en †30-12-1950 Welten-Heerlen
03. Hubert *27-08-1892 Welten-Heerlen en †11-09-1966 Welten-Heerlen
04. Jozef Maria Hubertus *14-03-1894 Welten-Heerlen en †28-04-1985 Ambij-Maastricht
05. Maria Jozefa Sophia (Sophie) * 21-08-1895 Welten-Heerlen en †09-02-1921 Welten-Heerlen
06. Maria Johanna *23-02-1899 Welten-Heerlen en †01-11-1960 Brunssum
07. Josephina *01-01-1903 Welten HeerlenAlphons (geen gegevens bekend)

De oudste zoon Wil trouwde op 17 november 1916 met Maria Sibyla Voncken (*12-01-1894 Valkenburg en †17-12-1978 Geleen) en verhuisde in 1938 naar Beek. Kinderen uit dit huwelijk:

01. Johan Jozef *28-12-1917 Heerlen en †25-07-1984 Beek
02. Antonia Johanna Maria *19-04-1919 Heerlen en †22-12-2011 Geleen
03. Theodora Henriëtte Maria *08-01-1921 Heerlen en †08-07-1954 Neerbeek-Beek
04.5Maria Petronella Johanna *20-09-1922 Heerlen †15-05-1967 Beek
05. Hubert Josef Maria *06-02-1924 Heerlen en †15-12-2013 Vilt
06.Willem Joseph Maria *18-07-1925 Heerlen en †19-07-1963 Katoomba Australië
07. Johanna Maria Jeanette *16-09-1926 Heerlen en †19-11-2009 Stein
08. Alphons Martin Maria *15-08-1928 Heerlen en †24-01-2001 Sittard
09. Cornelis Gerardus Maria *18-07-1933 Heerlen en †13-06-2009 Heerlen
10. Petrus Paulus Johannes *29-01-1935 Heerlen

De oudste zoon Johan Jozef (Sjef) trouwde op 6 augustus 1943 met Maria Johanna van Hees (*08-08-1916 Elsloo en †02-02-1989 Beek). Kinderen uit dit huwelijk:

01. Margaretha *21-06-1944
02. Willem Charles *20-10-1946
03. Antoinette *16-01-1949
04. Ludovica *15-01-1953
05. Joannes *11-03-1954

Dabekausen Heerlen

Op 12 september 1888 koopt de familie Dabekausen-Loop de herberg ‘Het Welterhuisje’ van de familie Scheepers. Deze herberg in Welten-Heerlen was een geliefde pleisterplaats voor passanten. De familie Dabekausen breidde de zaak uit tot café-hotel met een danszaal. Vooral tijdens de kermisdagen was het druk en gezellig en de kinderen moesten natuurlijk helpen tijdens die drukke dagen. Naast het werk in het horecagedeelte was Johannes Josephus ook nog actief als smid, het beroep dat hij van zijn vader geleerd had. Hij stond bekend als vakman en veel landbouwers en bedrijven waren vaste klant bij Dabekausen.

De interesse van de zonen lag niet in het café, maar in de techniek (auto’s en machines). De drie jongste zonen, Harrie, Hub en Sjef, toonden veel belangstelling voor de opkomende mechanisering van landbouwmachines. Zij kochten een aantal dorsmachines en gingen als loonwerkers aan de slag. In 1924 droeg Johan Joseph het bedrijf over aan zijn drie jongste zonen. Zij verkochten de dorsmachines en openden een handel in landbouwmachines en een reparatiewerkplaats voor die machines. In 1929 verliet zoon Sjef Heerlen en verhuisde naar Amby-Maastricht, waar hij een eigen bedrijf startte. Ook Sjef volgde de nieuwste trends op het gebied van elektronische ontwikkelingen, zo verkocht hij de eerste elektrische wasmachines en karntonnen.

Landbouwmachines JJ Dabekausen, begin 20e eeuw

Bijzonder trots was hij op zijn uitvinding: het kersenkanon. Harrie en Hub Dabekausen zetten het bedrijf voort in Heerlen en sprongen in op de nieuwste uitvindingen op het gebied van landbouwmachines. Zij stonden bekend als verhuurders van de ‘locomotief’, dat was een automatische stoommachine voor landbouwdoeleinden.

Op weg met de locomotief

In 1930 presenteerden zij op Middenstandstentoonstelling in Spekholzerheide en in het veilinggebouw te Maastricht een stroomdorskast met blaasinrichting, automatische strobinder en een elektrische melkinrichting Alfa Laval, waarmee koeien ‘op bijna een natuurlijke wijze’ gemolken konden worden. Binnen drie maanden werden 26 melkmachines verkocht! Het bedrijf groeide, mede dankzij een uitgekiende reclamecampagne in de Limburgse kranten en het bezoeken van landbouwtentoonstellingen. In de oorlogsjaren kende het bedrijf een moeilijke periode, maar direct na de bevrijding, op 25 september 1944, adverteerde men: ‘ HH Landbouwers en loondorsers wij bouwen de zaak weer op na de oorlog, J.J. Dabekausen Valkenburgerweg 147 Heerlen ‘. Het bedrijf werd overgenomen door vijf zonen van Harrie Dabekausen. Op 1 november 1951 werd een filiaal in Maasbracht geopend, onder directie van twee van de vijf zonen van Harrie, Harrie jr. en Charles.

De Studebaker vrachtwagen

In 1985 is het bedrijf in Heerlen overgeplaatst naar Echt, Galvaniweg 10. Het bedrijf is inmiddels door de familie Dabekausen verkocht, maar de naam wordt wel nog gevoerd. Het huidige bedrijf JJ Dabekausen is specialist op het gebied van machines voor het berm- en groenonderhoud en bodembewerking. Het bedrijf levert aan gemeenten, waterschappen, loonwerkers, hoveniers en landbouwers. Innovatie staat nog steeds hoog in het vaandel van de onderneming. Zij presenteerde in juni 2014 de wereldprimeur van de Mc Connel-arm-maaiers. De robots doen ook intrede in deze tak. De Robocut is de naam van een klein, op afstand bestuurbaar rupsvoertuig. De machine werd ontworpen om draadloos te maaien en heggen te scheren.

Dabekausen transport Heerlen

De oudste zoon Wil toonde veel interesse in de opkomende auto-industrie. Even over de grens, in Aken, was in 1900 een autofabriek geopend. Onder de naam Scheibler bracht deze fabriek in 1901 de eerste bussen en vrachtwagens op de weg in de regio Aken en ook Zuid-Limburg. Na twee fusies veranderde in 1911 de naam in Mannesmann-Mulag. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden gepantserde voertuigen voor het Duitse leger gemaakt. Na die oorlog legde het bedrijf zich toe op de productie van vrachtwagens. De wagens hadden een dubbele kettingaandrijving. Met vracht, gebruikte men twee kettingen en was de maximale snelheid 18 km per uur en leeg, met gebruik van één ketting, 36 km per uur. De cabine moest er zelf opgebouwd worden! In Zuid-Limburg reden veel van deze vrachtwagens. In oktober 1920 kocht Wil Dabekausen ook een Mannesmann-Mulag-vrachtwagen en ging als expediteur aan de slag. Hij opereerde vanuit garage het Welterhuisje op het adres Molenberg B2 te Heerlen. Het bedrijf richtte zich in eerste instantie op uitzonderlijk vervoer en kreeg vooral opdrachten uit de mijnbouw (vervoer van grote ketels), maar was ook actief op andere terreinen van vervoer. De tekst uit een advertentie in ‘De Limburger Koerier’ van 14 mei 1921 gaf dat aan:

“Voor het lossen en laden van alle soorten materia-len, gezelschapsritten voor kleine en groote vereenigingen, verhuizingen naar alle streken in waterdichte overdekte auto’s. Tevens voor alle soorten vrachten, zoowel door het binnen- als ook naar het buitenland, is het beste, vakkundigste en voordeeligste adres Wil. Dabekausen, Vrachtauto-Transport, tel 298, Heerlen.”

In 1922 verhuisde het bedrijf naar de Eykenerweg in Heerlen en twee jaar later werd het bedrijf uitgebreid met een afdeling bandmontage. In 1936 werd de onderneming aangevuld met een zand- en grindwasserij en een handel in zand en grind. Aangezien er meer ruimte nodig was, verhuisde het bedrijf naar de Bergdries in Heerlerbaan. Wiel kreeg steeds meer opdrachten uit de Westelijke Mijnstreek, waar o.a. de Staatsmijn Maurits in Geleen en de cokesfabriek Emma II in Beek belangrijke werkgevers waren. In november 1938 koos Wil Dabekausen voor een centrale locatie in Zuid-Limburg en dat werd Beek.

Bouwactiviteiten in Beek

Wil en zijn echtgenote Maria zochten een grote woning (gezin met tien kinderen) waarbij ook nog ruimte was om het bedrijf te vestigen. De locatie was snel gevonden in de Stationsstraat te Beek, een prachtige pand met grote tuinen en dus mogelijkheden voor bouw van garages en werkplaatsen, want de wijk Proosdijveld-Zuid was toen nog niet gepland. In het voorjaar van 1939 diende Wil bij de gemeente Beek een aanvraag in voor de bouw van een werkplaats (houten gebouw, grootte 100 m², met een pannendak) gelegen achter in de tuin. De vrachtwagens werden in de weiden en achter de woning gestald. Snel bouwde het bedrijf een vaste klantenkring op in de regio.

Wagenpark 1958

De familie Dabekausen was snel ingeburgerd in Beek, de jongste kinderen bezochten de lagere school en de oudsten hielpen al mee in de zaak. Tijdens de oorlog bood het gezin onderdak aan onderduikers en na de bevrijding werden diverse soldaten opgevangen in huize Dabekausen. Met enkele Amerikaanse bevrijders werd nog lang gecorrespondeerd. Niet alle soldaten, die onderdak had-den gevonden in de Stationsstraat, overleefden de oorlog. De familie adopteerde het graf van een van hen, Edward F. Ross, op de begraafplaats in Margraten. Wil Dabekausen maakte in Beek kennis met de Beekse architect Cel Lemmens, die ook in de Stationsstraat woonde.

Militair rupsvoertuig, (Duitse Halftrack) omgebouwd tot kraan

Cel maakte de bouwtekeningen voor de verbouwingen in het woonhuis en de realisatie van werkplaatsen en garages. Het aantal vrachtauto’s groeide en zij werden geparkeerd op de terreinen achter en naast de woning. Dit was natuurlijk niet ideaal en daarom dien-de Wil in 1949 een verzoek in bij de gemeente voor de bouw van een garage naast zijn woning.

Tekening Cel Lemmens van woning Dabekausen, 1946

Deze garage met een oppervlakte van 335 m² sloot aan op de bestaande werkplaats. Bij het ministerie van wederopbouw en volkshuisvesting werd de goedkeuring gekregen voor het gebruik van 1,6 m³ gezaagd naaldhout en 0,90 m³ profielijzer. Het bedrijf groeide snel en in 1956 volgde de aanvraag voor de bouw van een loods (30,85 m x 10,30 m) achter de woning en een jaar later de aanvraag voor een interne verbouwing om een werkplaats en kantoor achter de woning te realiseren. Deze keer maakte niet Cel Lemmens, maar architect Maris uit Maastricht de tekening. Opmerkelijk was dat er een Cusveller-systeemvloer werd aangelegd door de gebroeders Schipholt, een fabriek van betonelementen uit Den Haag. De laatste aanpassing door de familie Dabekausen-Voncken volgde in 1958, een aanvraag voor een duivenhok met berging in tuin. De woning met alle bedrijfsgebouwen werd in 1966 verkocht aan Mestrom en twintig jaar later opende tandarts Aardening in het pand zijn praktijk.

Dabekausen transport Beek

In de periode 1938-1945 maakte Wil gebruik van de voertuigen die in Heerlen waren aangeschaft. Dat waren Studebakers. Begin 20e eeuw startte de Amerikaanse onderneming Studebaker met de productie van personenwagens. In 1920 bouwde de fabriek de eerste vrachtwagens en zeven jaar later werden de eerste vrachtwagens richting Europa verscheept. De oorlogsjaren waren voor Wil een zware periode. Er was ook niet veel vraag naar vervoer en de bezetter eiste bovendien nog vrachtwagens op. Auto’s en vrachtwagens waren schaars eind 1944 en begin 1945. De Amerikaanse en Engelse legers had-den veel voertuigen achtergelaten op het Europese vaste land. Alle materieel werd in Roermond verzameld en belangstellenden konden inschrijven. Het lukte Wil Dabekausen diverse legervoertuigen te kopen, trekkers (o.a. Diamond TM 20), kranen en rupsvoertuigen. In de werkplaats in Beek werd flink gesleuteld aan de voertuigen. Zo werd een rupsvoertuig opgebouwd tot een kraan en werd op de trekkers een constructie gemaakt met een lier. Deze voertuigen voldeden uitstekend voor het vervoer van zwaar materieel, waarin het bedrijf zich gespecialiseerd had na de oorlogsjaren. Deze Amerikaanse voertuigen werden gebruikt tot ±1959. In dat jaar werden de activiteiten uitgebreid met een afdeling ´verhuur kranen´. Geholpen door de wederopbouw van de industrie na de oorlog groeide het bedrijf snel. Vaak werd

Op weg onder politiebegeleiding

gewerkt voor grote ondernemingen als DSM, ENCI en NS. Dabekausen transport was niet alleen in Limburg actief, maar in geheel Nederland, België en Duitsland.

In 1956 werd een Naamloze Vennootschap opgericht met als directie Sjef, Hub en Alphons. De oprichter werd benoemd als commissaris. Hub nam in 1963 afscheid van de directie en startte een autobedrijf aan de Maastrichterlaan in Beek. In 1968 kwam de jongste zoon, Paul, de directie versterken. De locatie aan de Stationsstraat 14 groeide uit de voegen en in 1968 werd besloten om het veilinggebouw aan dezelfde straat, nummer 114, te kopen en daar de activiteiten verder uit te breiden.

Politie escorte voor de DAF en Diamond

Het was een ideale locatie. De vrachtwagens en kranen konden vanaf deze locatie eenvoudig de autowegen A-2 en A-76 bereiken, met andere woorden alle windrichtingen lagen binnen bereik. De kinderen van Sjef en Mia vonden allen een werkplek binnen het bedrijf. In 1977 was een dependance in België geopend onder de naam DATEK (DAbekausen Transport En Kranen). Directeur Paul Dabekausen vertrok in 1982 naar deze vestiging en zette dit bedrijf voort.

Verhuizing naar Sittard

In 1982 werd Dabekausen Transport en Kraanverhuurbedrijf overgenomen door Lintzen Holding. In de markt van vervoerders was inmiddels veel vraag van klanten naar het verplaatsen van grote machines. Deze tak zou later uitgroeien tot een uiterst professionele afdeling binnen de holding Industriële verhuizingen. De Lintzen Holding was in deze jaren heel actief bij de overnamen van bedrijven die werkten in dezelfde sectoren. Zo werd in 1984 Marcon Kraanverhuur uit Born overgenomen. Dit bedrijf was in 1961 opgericht. In 1984 verliet Dabekausen Beek en verhuisde naar Sittard. Een colonne van zo’n dertig tot veertig kranen en zware vrachtauto’s met opleggers zorgde voor opzien én verkeershinder tussen Beek en Sittard. Het bedrijf opereerde voortaan vanuit de nieuwe vestiging aan de Dr. Philipsstraat. Dabekausen had toen de beschikking over 27 kranen van uiteenlopend formaat, met als zwaarste een kraan met 110 ton hefvermogen en daarnaast nog twintig zware trekkers met opleggers voor het vervoer van omvangrijke voorwerpen. De zwaarste in die categorie was een combinatie met 120 ton laadgewicht.

Stationsstraat Beek 1981

Bij een herstructurering in 1987 werden de kraanactiviteiten en‘industriële verhuizingen’ onder de Marcon-vlag geplaatst. Onder de naam Dabekausen Transport werden enkel nog bijzondere transporten uitgevoerd. Dit was een voorbode van verdere ontmanteling van Dabekausen, want in 1989 werd Dabekausen Transport verkocht aan Van der Vlist uit Groot Ammers, een bedrijf dat sinds 1930 gespecialiseerd is in het vervoer van industriële producten en momenteel marktleider is op het gebied van speciaal en zwaar transport in Europa. Dabekausen Zwaar- & Speciaaltransport maakt deel uit van Transportgroep van der Vlist in Groot Ammers. Het bedrijf startte in Born met ruim 40 werknemers en de opdrachten stroomden binnen. De crisis in 2008 spaarde Dabekausen niet. In begin 2009 worden tien persoonsleden ontslagen, de opdrachten liepen terug en het personeel werd teruggebracht tot 21 personen. In maart 2010 verschijnt het volgende bericht:

‘Dabekausen Speciaal en Zwaar Transport, aan de Leonard Langweg 4 in Born heeft per direct de activiteiten gestaakt. ‘ Wij gaan er inderdaad mee stoppen“, verklaarde directeur Leo Steegs vrijdagochtend 12 maart. “Het bedrijf verkeert al een jaar in zwaar weer en draait verlies. De crisis neemt volgens ons niet af en er is geen werk“, vervolgt hij. “Wij willen een faillissementsituatie afwenden. Daarom vragen wij een ontslagvergunning voor negentien personeelsleden aan. Twee blijven er achter om alles af te handelen”, luidde zijn verklaring. Hoe reageerden de chauffeurs? Steegs: “Sommigen kwaad, anderen hebben het verwacht en de meesten zijn droevig. Het is niet leuk om een baan te verliezen. Het bedrijf bestaat eenennegentig jaar en een aantal chauffeurs werkt lang bij ons.” “Maar ik moet een realist zijn. Dit kan niet zo verder. Stoppen is een zware, maar de beste keus. Wij laten geen schulden achter, omdat van de bezittingen geld wordt gemaakt. Er is echter geen ruimte voor enorme ontslagpremies”, legde de directeur uit. Henri Janssen, bestuurder van FNV Bondgenoten reageerde boos: “De chauffeurs kregen op hun rit te horen dat het bedrijf ging sluiten en moesten direct hun vrachtauto’s inleveren. Hierdoor is ze het recht op vakbondsacties ontnomen. Ik ben verbijsterd over de manier waarop wordt omgegaan met deze mensen. Zij hebben zich jarenlang ingezet voor dit transportbedrijf.”

Vestiging Stationsstr. 114 Beek

Twee zonen van het echtpaar Dabekausen-van Hees volgden het spoor van hun vader. Charles leidt samen met zijn zoon het bedrijf Datrex Transport, gespecialiseerd in bijzonder vervoer. Jo startte het bedrijf JD Transportservice , een firma die snelle en marktconforme oplossingen biedt met betrekking tot de meest diverse logistieke diensten.

Convoi Beek

De Lintzen Holding nam in 1982 Dabekausen transport over en twee jaar later Marcon Kraanverhuur uit Born. In 1997 neemt Marcon de firma Geytenbeek over, een bedrijf met 147 medewerkers en vestigingen in Amsterdam, Antwerpen, Brussel (Zaventem), Den Haag, Eindhoven, Maastricht en Utrecht. Na de juridische fusie tussen Marcon en Geytenbeek ontstaat in 1998 ‘Convoi’, met bedrijven in Nederland (Convoi Europe) en België (Convoi Belgium). In 2002 verhuisde het bedrijf vanuit Sittard naar Elsloo. Convoi B.V. nam in 2008 afscheid van haar afdelingen Hijswerken en Maintenance Support. Deze afdelingen worden overgenomen door Mammoet Nederland B.V., inclusief het materieel en 130 medewerkers in Nederland.

Verhuizing kapelletje
Verhuizing naar Sittard in 1984

Twee jaar later verhuisde Convoi naar Beek, waar het nieuwe hoofdkantoor op het nieuwe industrieterrein Aviation Valley nabij vliegveld Beek ligt. Het bedrijf staat te boek als industrie-, kantoor- en ziekenhuisverhuizer. De economische crisis treft ook Convoi, want vier jaar op rij wordt operationeel verlies geleden (2009/2012). De Beekenaren Paul Lintzen en Leon Spronken blijven optimistisch over de toekomst van het bedrijf. Convoi is de afgelopen jaren qua vast personeel ook sterk geslonken. “Door de sterke ontwikkeling in het buitenland is Convoi daar inmiddels groter dan in Nederland. Meer dan 80 mensen werken in Duitsland, net als Slowakije en India, een groeimarkt voor het Limburgse bedrijf”, stelt Lintzen, “Het huidige bedrijf Convoi is een totaal andere onderneming dan de voorgangers. Het bedrijf heeft sinds 1969 via aan- en verkopen van bedrijfsonderdelen 36 bedrijfstransacties meegemaakt”.

BRONNEN:

Internationaal transportbedrijf W. Dabekausen N.V., Beek 1958
Archief Limburger Koerier
Archief Limburgs Dagblad
Archief De Limburger
www.transportnostalgiezuid-limburg.nl
Interviews met leden van de familie Dabekausen

Sicof

Door Marietje Lahaij-Leenen

Al in 1852 stookte Joris Visschers in het Limburgse Beek in grote ketels stroop van appels en peren. Op die manier zorgde hij ervoor dat het overschot aan fruit van zijn land werd verwerkt in een lang houdbaar product dat op het brood kon worden gesmeerd.

Fientje Nijsten-Lemmens in gesprek met John Visschers 

John (Jan Christiaan Frederik) werd op 26 juli 1947 in Beek geboren. Hij is de oudste zoon van Ben en Els Visschers Piek en bovenal “de zesde generatie Visschers stroopstokers”.

Over de stroopfabriek “Sicof”zijn diverse artikelen geschreven in Becha o.a. in 2002. In dit gesprek staat niet de fabriek centraal. Maar de mensen die de fabriek groot maakten.

John groeide op in de Stegen op de hoek van de Visscherssteeg pal bij de fabriek, in de geur en met de geluiden van de fabriek. Zijn vader Ben (vijfde generatie) werkte met veel enthausiasme in de fabriek . Hoogstwaarschijnlijk heeft Ben hem aangestoken met het stroopvirus.

John koos in 1990 voor een baan in de stroopfabriek, nadat de aandelen waren overgedragen aan Euronatura in Parijs. John en achterneef Marcel namen het stokje over van hun vaders. Ben en Chretien konden met een gerust hart met pensioen gaan.

Na een fusie met Timson in Beesel in 1992 kwam het bedrijf in 1993 in het bezit van Graschafter Krautfabriek Josef Smitz in Meckenheim. De stroopfabriek was in goede handen. John en Marcel hielden niet alleen het familiebedrijf in stand, maar breidden het uit en waarnodig moderniseerden zij het bedrijf.  Zij droegen het bedrijf in 2008 in goede staat over aan Paul, de zoon van John.

John is zeer geinteresseerd in de geschiedenis van het bedrijf: het onstaan, de ontwikkeling van het “stroopstoken” , het drogen en conserveren van fruit. Bij gelegenheid van “150- jaar stroopstoken door de familie Visschers te Beek” bundelde John voor zijn kinderen en kleinkinderen gegevens over zijn voorvaderen. Wie waren die markante en ondernemende mannen ?

De eerste generatie

Christiaan Visschers bijgenaamd de  (grootvader) (1789-1870) was afkomstig uit Boorsheim, destijds een Vrije Heerlijkheid en thans onderdeel van de gemeente Maasmechelen in België. Het verhaal gaat, dat Christiaan in Beek kwam wonen om zich te onttrekken aan de militaire dienstplicht in het leger van Napoleon.

Op 1 februari 1818 trouwde hij met Maria Coumans (1789-1876). Het echtpaar vestigde zich in de Stegen op de hoek van de huidige Visscherssteeg. Chris de Bâ schijnt een traditionele man geweest te zijn. In “Een Leven Uitgemeten van” door P.W.H. Paulussen kunnen wij lezen: ” Omtrent de klederdracht der mannen valt niet veel bijzonders op te merken, alleen dat de blauwe kiel destijds nog erg in zwang was. Slechts de oude mannen, droegen nog lange kousen, korte broeken met doevenslag (klepbroek)  en lage schoenen. Aan de broek bij de knieën , evenals op de schoenen, waren zilveren gespen ter versiering aangebracht, de rest der kleding van die oudjes bestond uit een zwarte of van ouderdom groene rok, waarover dikwijls een blauwe kiel werd gedragen, benevens een hoge zijden hoed. Ik heb nog enige van die oude mensen gekend en wel Christiaan Visschers.

Christiaan en Maria kregen vijf kinderen, het derde en vierde kind stierven op jonge leeftijd. De voornaamste bron van bestaan was hoogstwaarschijnlijk stroopstoken. Ui een akte, opgemaakt op 5 februari 1876 door notaris van Gorkum, blijkt dat de stroopstokerij van Chris de Bâ toekomt aan de oudste zoon van het echtpaar, Joris Hubertus geb. 17 0kt. 1824. Het moet een stroopstokerij van tamelijke omvang geweest zijn, gezien het bedrag dat Joris aan zijn broers Johannes uit Waterval en Peter uit Oud- Valkenburg moest betalen: de som van 1700 gulden !

De tweede generatie

Joris trouwde op 16 oktober 1852 met Maria Hautvast uit Groot-Genhout. In de huwelijksakte staat vermeld: beroep stroopstoker. Verder blijkt uit de akte dat Willem Paulussen, hoofdonderwijzer optrad als getuige bij het huwelijk van zijn oud-leerling. De ouders van de bruidegom verklaarden: “wegens ongeletterheid hunne namen niet te kunnen teekenen”. Zo te zien was de voltrekking van het burgerlijke huwelijk voor het bruidspaar slechts een formaliteit, drie van de vier getuigen werkten in of in de nabijheid van het gemeentehuis: de gemeentebode, gemeentambtenaar en schoolmeester. De school lag achter het gemeentehuis op de Platsch. De vierde getuige was kleermaker Jean Henri Mallebranche.

Joris en Maria gaan in het ouderlijke huis in de Stegen wonen in de nabijheid van de stroopfabriek. Chris de Bâ en Maria gingen in die periode in de Dorpstraat wonen, waar hun jongste zoon Mathis overleed.

Joris was een ware ondernemer; drie jaar (in 1880) nadat hij de stokerij van zijn vader had overgenomen, kreeg hij een vergunning voor het oprichten van een stroopfabriek en fruitdrogerij in de Stegen. De fabriek zou er blijven tot 2003, uiteraard met verbouwingen en aangepast aan de ontwikkelingen die nodig waren voor een efficiënte bedrijsvoering. John vertelt dat de Germanen al siroop van valfruit maakten. Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw werd het maken van stroop een fabrieksactiviteit. Joris Hubertus Visschers was een van de eerste fabriekanten.

Joris speelde in op de behoefte om fruit te kunnen bewaren door het bouwen van een fruitdrogerij. In die tijd bestonden er nauwelijks mogelijkheden o. fruit te bewaren gedurende de winter. Het fruit, hoofdzakelijk appels, drogen was een goede bewaarmethode. Appels werden geschild, in dunne schijfjes gesneden, met een naald en draad aan elkaar geregen en op zolder te drogen gehangen. Wanneer de “uf” droog was, werd het in een katoenen zak op een droge plek bewaard. In de winter werd de “uf” uren geweekt en daarna gekookt. De gedroogde appelschijfjes werden gebruikt als beleg voor vlaaien of als toetje na de warme maaltijd.

Joris bouwde een fruitdrogerij, een grote loods met stellages met zeven. Appels konden zo op grote schaal gedroogd worden. Joris liet vrienden en bekenden ook gebruik maken van zijn drogerij. Nu er een fruitdrogerij naast de naast de stroopfabriek was gebouwd, ontstond er vraag naar appelschillers. Er was voldoende belangstelling, jonge vrouwen uit Beek en Elsloo vulden snel de schilkamer. Het schillen van de appels en het snijden tot dunnen schijfjes gebeurde handmatig. Na enige jaren werden er kleine schilmachines aangeschaft. In een apparaat dat op een werktafel was vastgeklemd, werd de appel op twee plekken vastgezet. Eeen mes werd met een zwengel in beweging gebracht en schilde de appel die rondgedraaid werd. Of dit apparaat tijdbesparend was, vermeld de geschiedenis niet. Hoogstwaarschijnlijk was het apparaat een dunschiller, waarddor veel minder vruchtvlees verloren ging. Het snijden van de schijfjes en het verwijderen van het klokhuis gebeurde met een schilmesje.

Het was zakelijk een goede overweging van Joris om naast de stroopfabriek een fruitdrogerij te bouwen. De schillen en klokhuizen werden met de appels tot stroop verwerkt. De “katsje”, pulp, het overblijfsel na het koken en persen van het fruit, werd verkocht als veevoer aan de boeren uit de omgeving. De term duurzaam produceren was nog niet uitgevonden, maar het proces werd gerealiseerd door Joris.

De derde generatie

Jan Christiaan, de overgrootvader van John, werd geboren op 6 augustus 1853. De stroopfabriek is weg uit Beek, maar de grote bouwwerken die “Chris de Visscher” realiseerde zijn er nog !

Christiaan was de oudste zoon van Joris en Marie. Hoogstwaarschijnlijk heeft de kleine Christiaan zijn grootouders, die in de Dorpstraat woonden, vaak bezocht vanuit zijn ouderlijk his in de Stegen. Christiaan was ervan overtuigd dat hij op zijn Bâ kon rekenen, wanneer hij hulptroepen nodig had.

Christiaan kwam langs de smidse van Frusch als hij naar zijn grootouders ging. In “Een Leven Uitgemeten” herinnert de auteur zich het volgende: ” In de smidse van de Frusch, daarin was de noodstal, dit is een uit balken vervaardigd hok waarin de paarden worden opgesloten om beslagen te worden. Deze stal is aan de smidse zijde afgesloten door een houten lat en aan de buitenzijde door een losse ketting welke dient om de paarden het achteruitslaan te beletten. Deze ketting werd door de jongens weleens gebruikt als schommel. Op een achtermiddag  gingen Hendrik en ik daarheen, doch vonden de schommel ingenomen door Chris Visschers uit de Stegen. De Frusch was niet in de smidse, doch na een weinig wachten, vroegen wij: “Chris,loat os auch ins schokkelen”. Maar Chris had daarin geen zin. Wij pakten hem beet en gooiden hem op de grond. Aan schreeuwen geen gebrek, hij liep huilend weg en riep: “Ik ga het Bâ zeggen” . Wij gingen schommelen, doch na enige tijd vertrouwden wij de zaak niet en gingen op de brug bij de Kock eens kijken  en jawel bij de bocht van het voetpad langs de beek, zagen we de Bâ Christiaan, in zijn korte broek, in grote haast komen aanlopen. De schrik sloeg ons om het hart. Hendrik nam mij bij de hand en wij aan de haal, in de richting van ons huis, maar bij de brug van Heuts gekomen konden wij niet spoedig genoeg de draai halen, stoven erover heen, nog steds in draf gevolgd door de Bâ . We liepen langs de school en toen wij eens omkeken, zagen wij de Bâ in vliegende vaart de Molenstraat in stormen. menende dat hij ons uit het oog had verloren, haastten wij ons langs de beek naar huis. Daar aangekomen waren wij doodop. Moeder schrok hevig, ook zij had de Ba zien lopen en bij informatie bleek dat bij Visschers een zieke koe was en Bâ zich zo haastte, om de veearts Souren uit de Molenstraat te halen”

Als oudste zoon van Joris was het vanzelfsprekend dat Christiaan in het bedrijf van zijn vader zou gaan werken.

Joris had in Puth-Schinnen een zakenrelatie. Jan Cornelius Luijten, evenals Joris ook stroopstoker. Toen er bij Luijten een dochtertje Maria Aghata geboren werd, legde Joris samen met zijn zoon Christiaan een beleefdheidsbezoek af. Op de terugweg vroeg Joris aan zijn zoon wat hij van het kindje vond. Christiaan moet toen gezegd hebben: “Pap dat weurd mien vrouw ” Toen Aghata de lagere school verliet, bekostigde Christiaan haar studie in het internaat bij de zusters aan de Kolleberg te Sittard. Daar zocht hij haar regelmatig op, zich bij de zusters uitgevend als haar oom. Aghata leerde op school Frans. Dat zou Christiaan later goed van pas komen bij zijn handel in Wallonië.

In 1872 moest Christiaan loten voor militaire dienst. Iedere man van 20 moest zich inschrijven. Door middel van loting werd bepaald wie in dienst moest. Deze loting was een overblijfsel uit de bezetting door de Fransen. Nederlandse jongens werden toen door loting ingelijfd in het Franse leger. Tot 1898 kon iemand die ingeloot was, een vervanger (remplaçant) inhuren. Dit was een dure aangelegenheid waarvan slechts weinig jongens gebruik konden maken. Christiaan trok met enkele Beekse jongens een dienstplichtig nummer; hij zocht geen vervanger, maar ging zelf in dienst ! De Beekse jongens waren lid van de harmonie. Ze werden ingelijfd bij de stafmuziek van het 2e Regiment Infanterie te Maastricht.

Na de militaire dienst ging Christiaan weer aan de slag in het bedrijf van zijn vader. Joris overlijdt in 1896. Hij is dan al opgevolgd door Christiaan.

Huwelijk met Agatha

Als jongen van achtien jaar had hij aangekondigd dat hij met Aghata Luijten zou trouwen. Zo gebeurde het op 28 mei 1888. Toen Aghata 18 jaar geworden was, trouwde Christiaan met haar. Zij kregen 13 kinderen, vier kinderen stierven op zeer jonge leeftijd. Christiaan was een  ondernemend man, naast de stroopfabriek en de fruitdrogerij in de Stegen had hij inmiddels in de Dorpstraat een boerderij, een graan-en zaadhandel en een kruidenierswinkel. Verder verkocht hij huishoudelijke artikel, ijzerwaren en brandstof, petroleum, steenkolen en sjlamp (kolenslib) . Zijn zaadhandel stopte niet aan de Limburgse grens, maar strekte zich uit over een groot gebied in Nederland en België. Wanneer er Frans gesproken of geschreven moest worden, was Aghata zijn tolk. Uit een winkelboek 1893 blijkt dat Retera, sigarenfabriekant, steenkolen kocht bij Visschers.

Op 23 januari 2 kuipen kolen (40 liter) voor fl. 0.80, daarna nog eens 15 kuipen (40 liter) voor fl. 6,00. In de loop van het jaar worden de kuipen vervangen  door een wagen voor een bedrag van fl. 58,30. In december zijn de kolen duurder kost dan Fl. 70,50. Een groot verschil. Of zou de wagen groter geweest zijn ?

Christiaan schoonouders uit Puth-Schinnen zijn ook klant, dit blijkt uit een gevarieerde bestelling met de volgende rekening: een mat vijgen fl. 2 ,25, 4 kilo gebrande koffie fl. 4,48, een baal koffie 51.50 kilo . fl 63,18, 110 kilo bloem fl. 10,23, 60 haringen 2,25 per stuk, 4 kuipen kolen fl. 1,52. Door de verkoop van de vele producten ontstond er gebrek aan bedrijfsruimte. Christiaan maakte plannen om een groot winkelpand te bouwen aan de Dorpstraat. Om zijn plannen te kunnen realiseren had Christiaan een strookje grond van de gemeente Beek aan de Dorpstraat nodig. De strook was twintig en een halve centiare groot, de kosten fl, 100.  Na het vervullen van een aantal voorwaarden kan Christiaan aan de slag. Het nieuw te bouwen pand werd voor de bestaande boerderij gebouwd in de Dorpstraat, hoek Smedestraat. Het pand bestond uit drie verdiepingen, beneden de winkel en boven een ruime woning. Het is niet bekend wie het pand ontworpen of gebouwd heeft. Het was en is nog steeds een prachtig pand aan de huidige Burg. Janssenstraat. Een ondernemende achterkleindochter, Jeanny Diederen, van Christiaan en Aghata heeft de traditie van ondernemen voortgezet. In het pand heeft ze al jaren haar winkel “de Lapjeskat”, mode, stoffen en naaibenodigdheden. Het pand was in de vorige eeuw bekend als “de Bazaar van de Visscher”

De expansiedrift van Christiaan kende geen einde. In de loop van de tijd had hij akkers en weilanden nabij het spoor verworven. In 1917 laat hij een boerderij met fruitloods, winkel en woonhuis bouwen, pal bij de overweg aan de Stationsstraat. De winkel was het filiaal van de bazaar. de winkel kreeg veel klanten uit de Maaskant, inwoners van Stein, Meers en Elsloo konden er terecht voor hun boodschappen. Het pand is later omgebouwd tot het feestcentrum “het Kaar”

Christiaan was een doener, een man van weinig woorden. John vertelt dat zijn vader Ben als kleine jongen met zijn  grootvader met paard en sjees mee mocht gaan. Ben nam plaats naast grootvader, er werd geen woord met elkaar gewisseld. Ze reden tot buiten het dorp en kwamen bij een van de akkers. Grootvader stopte: “Jong pluk mich ein oar”Ben gaf gehoor aan de opdracht. Grootvader bekeek de aar en zij keerden huiswaarts. Christiaan wilde weten of er geoost kon worden.

John vertelt over zijn Oma (Gusta Claessen). Oma en Opa woonden aan de Dorpstraat. Het huis had de achteringang via de Smedestraat. Een zus van Oma uit Sittard zou haar komen bezoeken in Beek. Als er visite komt, hoort de gastvrouw iets bij de koffie te presenteren, dat had Gusta van haar moeder geleerd. Oma liep even naar bakkerij Marten-Schragen aan de overkant van de straat en kocht een peperkoek. Met de koek in de hand liep zij via de Smedestraat naar haar achterdeur. Christiaan zat buiten en zei: “Gus kent ut neet op ?” Dit zal de meest besproken traktatie geweest zijn in de familie van Chrétien.

De kinderen van Christiaan en Aghata

Hub trouwde met Anna Visschers van de Hoolstraat. Hub was werkzaam op de stroopfabriek. Nadat de woning aan de Stationsstraat klaar was, gingen Hub en Anna er wonen. Er waren voldoende werkzaamheden op de boerderij en het fruitbedrijf, waarddor Hub geen tijd meer had voor de Stroopfabriek. De winkel viel onder het beheer van Anna, naast de zorg voor haar kinderen.

Chrétien (Opa van John) trouwde met Gusta Claessen uit Sittard. Chrétien kreeg de dagelijkse leiding in de stroopfabriek.

Leo was gehuwd met Josephine Schols, Leo was de stroopstoker in de fabriek.

De meisjes Visschers hadden evenals hun broers het ondernemers-‘gen’ van hun ouders geërfd.

Trees trouwde met Jan Stassen uit Gebusselke. Jan was handelaar in fruit. Het echtpaar woonde tegenover de kerk waar Trees een filiaal opende van het kruideniersbedrijf: Pieters-Theeuwen. Christiaan sterft in 1935, hij is dan 82 jaar oud. Na het overlijden van haar man gaat Aghata wonen bij haar dochter Trees.

Inetermezzo: Op 5 okt. 1942 vond het bombardement op de Staatsmijn Maurits plaats, een groot aantal brandbommen kwam in Beek rondom de kerk terecht. Aan weerkanten van het pand Stassen, in drogisterij ‘De Salamander’ en bakkerij Frusch woedde  hevige brand. Jan Stassen ontdekte een beginnende brand in de winkel. Er was vrijwel geen druk op het water wegens de vele bluspogingen. Jan bedacht zich geen moment. Hij sloeg de hals van de in voorraad zijnde flessen azijn en wist met de azijn de kleine brand in hun huis te voorkomen.

Truuke trouwde met Louis Stassen, een broer van Jan. Louis was onderwijzer; daarnaast was hij dirigent van verschillende harmonieën in de omgeving. Truuke bleef niet stil zitten, maar opende met succes een schoenwinkel.

Mien leerde Mathieu Albert uit Graetheide kennen en trouwde enkele jaren later met hem. Mathieu was fruithandelaar en samen met Mien nam hij een gedeelte van de bazaar over en opende de manufacturenwinkel ‘De Wolbaal’. Naast de Wolbaal begonnen ze met succes een meubelhandel in de loods in de Smedestraat. Mien en Mathieu kregen de volle portie tijdens het bombardement op 5 oktober. De loods brandde totaal uit. Mathieu was een autoliefhebber. In de oorlog werden de auto’s door de bezetter gevordert. Hij had de auto achter een hoeveelheid meubels verstopt. het was onmogelijk om de auto uit de brand te halen. Toen wij, schoolkinderen, na het bombardement naar de resten gingen kijken, maakte het geraamte van de auto grote indruk op ons.

Marie trouwde met Diederen, Hij had een grote boerderij Op ’t Rooth bij Margraten. Het bedrijf en het gezin groeiden. Regelmatig kwam het gezin met paard en een vol rijtuig, met vader, moeder en zes jongens, naar Beek op familiebezoek. Op een fatale dag in 1928 kwam het paard met sjees aan op de boerderij. Diederen zat dood in de sjees. Marie verhuisde met haar jongens naar een bovenhuis van de bazaar in Beek, waar dochter Jeanne geboren werd.

Christine verhuisde .

Martha trouwde met Versteghen uit Maastricht. Martha werkte met haar man in hun groot-en detailhandel in porcelein.

Christiaan voelde zich als oudste zoon van Joris verantwoordelijk voor de familie. Het is niet bekend waarom twee broers niet kozen voor de stroopfabriek, waar toch voldoende werk was. Ze werden mijnwerker.  De mijn Maurits was in ontwikkeling.  Er was veel vraag naar personeel voor het ondergrondse, zware werk, waar hoog loon tegenover stond. Christiaan liet in Elsloo voor elk van de broers een huis bouwen. De schoonzussen van Christiaan vonden werk in de schilkamer. Zo bleef er toch een verbondenheid met de stroop!

Na het overlijden van zijn broer en schoonzus in Oensel nam hij de zorg van zijn nichtjes Marieke, Leonie en Jeanne op zich. Het moet een enorme impact gehad hebben op de meisjes die hun ouderlijke huis moesten verlaten en door hun oom op een internaat geplaatst werden.  Christiaan was 70 jaar, en hoogstwaarschijnlijk  voelden hij en Aghata zich te oud om de meisjes in hun huis te nemen.

Marieke en Leonie gingen naar Landbouwhuishoudschool te Posterholt. Uit een rapport van het schooljaar 1923/24, in bezit van haar zoon Jan, blijkt dat Marieke zeer goed kon leren.  Ze haalde hoge punten voor een uitgebreid vakkenpakket, ze werd echter geen lerares. Na haar opleiding in Posterholt, werkte Marieke enkele jaren in de winkel en het huishouden van haar oom, waarna ze trouwde met Jacques Gelissen landbouwer en veehandelaar uit Beek.

Leonie werd landbouw-en huishoudlerares. Ze trok door heel Limburg om kooklessen en voedingsinformatielessen te geven. Ze was een specialiste in het maken van heerijke puddingen.

Jeanne de jongste dochter ging naar de zuster Franciscanessen te Valkenburg, Zij werd onderwijzeres. Tot haar pensioen heeft ze les gegeven aan een school in Heerlen. De vakanties brachten de meisjes door bij hun oom en tante.

Marieke, Leonie en Jeanne kochten een huis in de Proosdijstraat, waar Leonie en Jeanne tot hun overlijden zouden blijven wonen.

Leonie, bekend onder de naam ’tant Nien’ en Jeanne hebben samen bij een langdurige ziekte en na het overlijden van zus Marieke, hun zwager jaren bijgestaan met de zorg voor zijn zes kinderen.

De boerderij in Oensel werd door nonk Christiaan verhuurd. Hij zorgde goed voor de bezittingen van zijn nichtjes.

DE VIERDE GENERATIE

In 1929 droeg Christiaan zijn bedrijf over aan Hub, Chrétien en aan schoonzoon Matthieu Alberti.

De fabriek werd voortgezet onder de naam SICOF (siroop/conserven). Hub eb Matthieu zetten hun eigen bedrijf voort en Chrétien nam de dagelijkse leiding in de fabriek op zich.

Vijfde generatie

Ben (zoon van Chrétien), en Chrétien (zoon van Hub) en José Alberti (dochter van Mien en Matthieu) namen de Sicof over toen de vaders met pensioen gingen.

Met de zesde generatie John en Marcel begon ons verhaal. 

De zevende generatie werkt niet meer in Beek, de ‘sjroap’ verhuisde naar Beesel.

Een eeuw sigarenindustrie in Nederland

Door Paul Mennens

Feestgidsen van jubilerende verenigingen of instellingen zijn doorgaans voor meer dan de helft gevuld met advertenties van diverse bedrijven en winkels. Dit is niet iets van de laatste decennia. Mede dankzij de adverteerders kunnen al meer dan honderd jaar feestgidsen, week en dagbladen verschijnen. Naast het direct financiële aspect voor de uitgever zijn deze advertenties voor historisch onderzoek vaak een welkome bron van inlichtingen. Dit heb ik zelf ondervonden bij het onderzoek naar de Beekse sigarenindustrie.

In de ’Gids van de Limburgschen Katholiekendag’ op pinkstermaandag 12 juni 1916 treft men een zestal advertenties aan van Beekse sigarenfabrikanten. In het ’Gedenkboek van Beek (Limb.)’ uit 1948 treft men nog twee advertenties aan. In de feestgids ’75-jarig bestaan Beeker Liedertafel’ uit 1964 vinden we geen advertentie meer van de Beekse sigarenindustrie. Het onderzoek is nog in volle gang, maar toch volgt nu deze publicatie. Hopelijk ontvang ik reacties die het verdere onderzoek ondersteunen.

Briefhoofden drie grootste sigarenfabrieken Beek

De sigarenindustrie in ons land kent een rijke historie. In de 16e en 17e eeuw werden sigaren aangevoerd uit Brazilië, Cuba, Spanje en Engeland. Op het eind van de 18e eeuw begon Albertus Hillen in Delft als eerste ondernemer in Holland met het handmatig vervaardigen van sigaren. Spoedig verspreidde de kleinschalige sigarenindustrie zich over het land. Vanaf circa 1850 vestigden zich in veel plaatsen in Nederland sigarenmakerijen.Meestal waren dat thuiswerkers of kleinbedrijven met hooguit tien á twintig werklieden. Zij produceerden voor de lokale markt, omdat een efficiënte verkoop en distributie buiten de eigen regio nog moeilijk was.Veel sigarenmakerijen hadden hun eigen winkel of café waarin zij hun producten aan de man brachten. Daarnaast leverden zij hun producten aan de plaatselijke middenstanders. Ook verkochten zij hun sigaren op markten en rechtstreeks aan de boeren op hetplatteland. Eind 19e eeuw verschenen de eerste grote sigarenfabrieken in Nederland. Deze industrie concentreerde zich in de omgeving van Eindhoven, Amsterdam, Den Haag, Kampen, Veenendaal en de Brabantse Kempen. In het begin van de 20e eeuw zien we dat veel producenten zich gingen hervestigen in het oosten en zuiden van Nederland, omdat daar de lonen veel lager waren dan in de ’Randstad’. Productiekosten konden zo aanzienlijk worden teruggebracht. Klinkende namen uit verleden van de Nederlandse sigarenindustrie zijn: Agio, Elisabeth, Bas,Henri Wintermans,Heren van Ruysdaal,Hofnar, Huifkar, Karel 1, La Paz, Oud Kampen, Panter, Ritmeester, Schimmelpenninck, Senator, Uiltje, Velasquez en Willem I. In de literatuur over de sigarenindustrie in ons land vinden we nauwelijks iets terug over de Limburgse sigarenfabrieken, terwijl toch honderden arbeiders in de regio Beek en Tegelen werkzaam waren in de sigarenindustrie. 

Sigarenindustrie in Beek

In 1866 telde de gemeente Beek 2.538 inwoners. Er waren geen fabrieken en nagenoeg de gehele bevolking was werkzaam in de landbouw. In 1867 begon Eugène Hennekens in een schuurtje achter zijn pand aan het Wolfeijnde met de handmatige productie van sigaren.Het succes stimuleerde de families Garé (1882), Retera (1888) en Romans (1892) om ook met de productie van sigaren te starten. Rond 1900 werkten ruim 350 personen in de sigarenindustrie, waarvan 80% uit Beek. De overigen waren vooral afkomstig uit Elsloo en Maastricht.De werknemers in de sigarenfabrieken kregen, vergeleken met andere beroepen, een hoog loon. Een volwassene verdiende ƒ 12,00 per week. De kinderen echter werden fors onderbetaald: ƒ 1,80 per week. Door de groei van de sigarenindustrie in Beek ontstond er door de lozingen vervuiling in de plaatselijke beek. De gemeente Beek stelde al in 1904 milieuregels op:

1. ”Het water in de bakken, welke in de vochtlokalen der fabrieken geplaatst zijn en waarin de tabak aangevocht wordt, moet zoo dikwijls mogelijk en minstens éénmaal daags vernieuwd worden, opdat door gedurige toevoer van zuiver water de bruine kleur van het afvalwater zoveel mogelijk vermindere;  

2. het afvalwater uit de fabrieken moet, alvorens hetzelve op den openbaren weg afgevoerd worde, nagenoeg kleurloos zijn, wat door eene behoorlijke filtratie door houtskool, beendermeel of eene andere absorbeerende substantie kan bewerkt worden;

3. de concessionarissen kunnen nieuwe voorwaarden worden opgelegd, indien de ondervinding de noodzakelijkheid daarvan mocht aantoonen. 

In de periode 1900-1920 groeide de bevolking van Beek naar 3.700 inwoners. Door de hoge welvaart stegen de lonen en waren er weinig werklozen in Beek.
In deze periode van bloei openden de gebroeders Spronken en Jos Garé twee nieuwe fabrieken.
Rond 1920 was het afgelopen met de groei van de sigarenindustrie in ons land. In Beek kwamen veel sigarenmakers op straat te staan. Enkele sigarenmakers begonnen zelf thuis met het handmatig maken van sigaren, anderen gingen in de mijnindustrie werken. 

Maar omstreeks 1926 bloeide de sigarenindustrie in Beek weer op. In advertenties werd personeel gevraagd en de gebroeders Romans openden een nieuwe fabriek aan de Prins Mauritslaan.
In 1941 werkten in zeven actieve bedrijven nog 87 personen.Na de Tweede Wereldoorlog daalde het aantal sigarenrokers met bijna 50%.De fabrieken kampten met afzetproblemen.De meeste Beekse sigarenmakers kozen voor zekerheid: de mijnindustrie.

Reclame Sproncken sigaren

In de oudste sigarenfabriek (Hennekens) werkten in 1954 nog slechts drie personen; de fabriek sloot in dat jaar haar deuren. Sanders& Co en J. Garé volgden snel dit voorbeeld. In 1963 werd de naam van de laatste sigarenfabriek (Spronken) veranderd in ’Automatenhandel Spronken’ en een jaar later werd de ’N.V.Tabaksfabriek De Morgen vhn Jos. Garé’ officieel ontbonden. Dit betekende officieel het einde van de Beeker tabaks- en sigarenindustrie. In Beek herinneren enkel nog een paar voormalige fabriekscomplexen aan de bloeiende sigarenindustrie uit de vorige eeuw. Momenteel loopt een procedure om de oudste sigarenfabriek in Beek (Hennekens) als beschermd monument te redden van de slopershamer. 

JaarHennekensGaréReteraTotaal
1871230023
1881750075
188692120104
1891844320147
18961093863210
19001145578247
19011194978246
19061156074249
192836404025101
19413003
Ontwikkeling werkgelegenheid in de drie grootste sigarenfabrieken in Beek (bron: gemeenteverslagen)

De tabel laat zien dat in de periode 1871-1906 de werkgelegenheid bij de drie fabrieken gestaag toenam. Na die periode zien we een forse daling van de werkgelegenheid bij de fabrieken.Oorzaken zijn: de crisis in de sigarenindustrie tussen 1920 en 1925; arbeiders kiezen voor werk in de mijnen waar de lonen aanzienlijk hoger liggen; individuele arbeiders beginnen zelf een werkplaats voor het vaardigen van sigaren; en er wordt onvoldoende ingesprongen op de eerste mechanisatie in de sigarenindustrie. 

De Katholieke Arbeidersbeweging (KAB) in Beek 

Op initiatief van kapelaan Kissels werd In 1904 in Beek de plaatselijke R.K.Volksbond opgericht.Voorzitter werd F. de Rooy, secretaris P. Gijzen en penningmeester J. Broeckhoven. Op de eerste vergadering waren vijftig leden aanwezig. De eerste R.K.Volksbond was in 1888 opgericht in Amsterdam en had als doel de verbetering van het lot der arbeiders. De bond was toegankelijk voor iedereen, ook voor werkgevers. Aan de laatstbedoelde categorie viel veelal de leiding toe.Alphons Ariëns, kapelaan te Enschede, verwierp dit paternalisme, omdat hij ervan overtuigd was, dat de arbeiders moesten worden geschoold in een verenigingsleven, waarvan zijzelf de leiding in handen namen. Hij stichtte in november 1889 de R.K.Werkliedenvereeniging, die de kiem werd waaruit de landelijke katholieke arbeidersorganisatie (KAB) groeide. In 1893 richtte hij het arbeidersweekblad De KatholiekeWerkman op, dat aan het toekomstige kader de nodige journalistieke scholing moest geven.Alphons Ariëns bleef actief en in 1895 kwam op zijn initiatief de vakbond de  nationale vereniging Sobriëtas zou voortkomen. De R.K.Volksbond Beek nam het initiatief tot het oprichten van een leesbibliotheek in Beek. Ook op het terrein van de drankbestrijding was de bond actief: er kwam een Sobriëtaslokaal in Beek. In 1908 werd de eerste vakbeweging opgericht, de afdeling Beek van  de Nederlandse Tabakbewerkersbond St.-Willibrordus. Deze heilige werd vereerd als beschermheilige van de fabrieksarbeiders. De H Rochus was de  beschermheilige van de tabakssnijders.

reclame Hennekens sigaren, snuif- en pruimtabak

Al snel volgden de RK Bouwvakkerbond Beek en de Mijnwerkersbond Beek. Na de bouw van het patronaat in 1910 werd dit gebouw het centrum van waaruit de KAB zijn activiteiten ontplooide. Zo werd in 1914 een ’kolenspaarkas’ opgericht en in 1915 een ’Verbruikscoöperatie’.De coöperatie had een moeilijke start,maar na enkele jaren waren de kinderziekten overwonnen en kwam de coöperatie tot bloei. In de crisisjaren (1931/1933) verslechterde de toestand en werd besloten om bij Coöperatie Maastricht aan te sluiten.  
In 1932 werd een ’Credo-Pugno club’ opgericht. Deze afdeling van de KAB hield zich vooral bezig met propaganda en vormingswerk. In de daaropvolgende jaren werden nog meer afdelingen, vooral voor de jeugdige arbeiders, opgericht. De afdeling Beek van de KAB werd in 1942 verboden door de bezetter en moest zich aansluiten bij het Nederlands Arbeidsfront dat bij decreet van 30 april 1942 door rijkscommissaris Seysz-Inquart was opgericht. Slechts enkele Beekenaren waren aangesloten bij de organisatie. Na de oorlog nam de KAB zijn activiteiten weer op en groeide uit tot een organisatie met vijfhonderd leden in 1949.

In het lidmaatschapboekje van Jos Janssen lezen we dat de KAB in oktober 1944, een maand na de bevrijding van Beek, de leden de volgende ’instellingen en diensten’ aanbood: Onderlinge Brandassurantie, Bureau voor Rechtsbijstand, Bureau voor Beroepskeuze,  Culturele Dienst, Cooperatieve Inkoopvereniging (o.a. kolenspaarfonds), Kleinvee-Verzekering,Dr. Poels Stichting (rustoord vrouwen en vakantieoord kinderen),Dr. Poelsfonds (studiefonds), Priester Studiefonds, Solidariteitsdienst, Ziekenfonds (Alg. Centraal), Levensverzekering Maatschappij Concordia, Herwonnen Levenskracht (sanatorium) en Spaarbank CentraleVolksbank. In de volksmond werd in die tijd gezegd: ”De KAB verzorgt de leden van de geboorte tot het graf.” 

Rooms Katholieke Tabakswerkersbond

De oudste vakafdeling binnen de KAB in Beek was de Tabaksbewerkersbond. Deze afdeling werd in 1908 opgericht, midden in de eerste bloeiperiode van de Beeker sigarenindustrie. De initiatiefnemer was kapelaan Kissels. Jos. Broeckhoven werd de eerste voorzitter, ofschoon hij timmerman was. De leden zagen in dat dit geen goede zaak was en zij kozen twee jaar later W. Michon tot voorzitter. Achtereenvolgens zien we de volgende voorzitters komen en gaan:May Gelissen, Pie Dols, H. Bours, J. Solberg en de laatste J. Houben. In de beginjaren telde de bond meer dan honderd leden.Tijdens het feest rondom het 45- 

jarig bestaan van de KAB in 1949 telde de tabaksbewerkersbond nog maar 28 leden en hij werd enkele jaren later ontbonden.Dit in tegenspraak met de optimistische toekomstwens van de schrijver van de jubileumgids in 1949: ”Wij hopen voor u, tabaksbewerkers, dat eens weer de tijd zal komen, dat gij weer werk zult hebben in uw vak en dan zal ook uwe afdeling weer groeien tot heil van u en uwe gezinnen.” 

Staking tabakswerkers

Op 11 februari 1929 gingen de werknemers van de vier grote sigarenfabrieken in Beek (Garé,Hennekens,Romans en Retera) in staking.De strijd draaide om het collectieve arbeidscontract van de R.K.W.V. afdeling tabaksbewerkers. Zelfs de gemeenteraad vergaderde op 23 maart van datzelfde jaar over de staking.Onderwerp van gesprek was onder andere een samenscholingsverbod, om zo het posten bij de fabrieken te verbieden. Aanleiding waren de vele  scheldpartijen voor de fabrieken tussen werkwilligen en de zogenaamde ’onderkruipsigarenmakers’, en een fikse knokpartij bij de fabriek van Romans tussen de twee partijen.

Op 27 april 1929 vond er overleg plaats tussen enerzijds de bond en aan de andere kant de burgemeester en pastoor van Beek. Het breekpunt was de indeling in loonklassen. Van patroonszijde werd een indeling geëist in de vierde loonklasse. Dit pikten de tabakbewerkers niet, aangezien de Beekse ambtenaren al in de tweede loonklasse zaten. Na dertien weken, op 10 mei 1929 kwam een einde aan de staking. Het resultaat was een volledige naleving van de CAO.Dit werd bereikt na een vergadering van acht uur onderhandelen tussen de bekende Mgr. Poels, aalmoezenier Steegmans, Pastoor Brounts, adviseurVan Eijs, vertegenwoordigers van de tabaksbewerkersbond en Burgemeester Janssen. 

Het resultaat was:

  • 1.Voor de zes christelijke feestdagen wordt 100% in plaats van 50% uitbetaald.
  • 2. Er komen zes vakantiedagen in plaats van drie.
  • 3.Met ingang van 1 oktober wordt 1% van het loon in het pensioenfonds gestort.

Overzicht van de sigarenfabrieken en -werkplaatsen in Beek 

’FirmaWed. Eug.Hennekens’, 1867-1954

Sigarenfabriek hennekens
Sigarendoos Richard II

In 1867 werd de eerste sigarenfabriek in Beek geopend: Hennekens Wolfeijnde 4 te Beek. Het oude fabriekscomplex bevindt zich nog achter het huidige Elsmuseum. Hennekens maakte een breed assortiment rookwaren: sigaren, sigaretten, rook-, pruimen snuiftabak. In de bloeitijd van de sigarenindustrie in Beek (begin twintigste eeuw) werkten ± 125 mensen in de fabriek. De productie was niet alleen op de binnenlandse markt gericht. Vooral Scandinavië was een belangrijk afzetgebied voor de Hennekensproducten. In de jaren 40-44 liep de afzet terug en werkten er nog een tiental personen.Dit aantal liep lang- zaam terug tot drie. Op 10 mei 1954 werd de fabriek officieel uitgeschreven bij het ’Handelsregister van de Kamer van Koophandel en fabrieken’ te Heerlen. Merknamen: HeSiBe, Pro Justia Themis, Richard II,Alexandre II, Jong China en Krelis (tabak). 

‘Firama Alphons Garé’, 1882-1934

De sigarenfabriek van Alphons Garé was gevestigd in het pand Molenstraat 4 te Beek en was gelegen achter het huidige pand  Klinkers. 

Directie en personeel sigarenfabriek Garé vieren 25-jarig dienstjubileum Jan Geurts, 1908

In het begin van de twintigste eeuw werkten ongeveer 60 personen in de fabriek. De lonen in de sigarenfabrieken lagen ongeveer 30% hoger dan in de overige plaatselijke ’industrieën’ zoals de leerlooierijen en brouwerijen. De zoon van Alphons Garé, Jos, opende in 1910 een tabaksfabriek en produceerde uitsluitend pruimtabak. Aangezien er geen opvolger was in de sigarenfabriek, werd de firma op 1 juni 1934 geliquideerd. De vijftien werknemers werden niet allen ontslagen, want de firma Sanders en Co nam de fabriek over. Onze Burgerwacht, Schoone van Niza, Charlemagne, Lucie, Figaro en armira.

‘Firma M. Retera’, 1888-1940

Deze fabriek was gevestigd in het pand Molenstraat 1. In de bloeiperiode (begin 1900) werkten 78 werknemers in Beek en had men ook nog een filiaal in Elsloo.

Molenstraat Beek, links sigarenfabriek Garé en rechts sigarenfabriek Retera

M.Retera was ook actief als groothandel in koloniale waren’. De firma Retera was heel actief op de reclamemarkt. In de registers van ’Octrooiaanvragen sigarenindustrie’ vinden we veel  aanvragen van Retera terug. In het vakblad van de sigarenindustrie,DeTabaksplant, lezen we in de uitgave van 1903/1904 het volgende redactionele artikeltje: Reclame. De heer M. Retera, sigarenfabrikant te Beek, zond ons een zeer sprekend reclame-biljet zijner in den handel gebrachte 2½ cent sigaar ’Batalla’.Volgens dit biljet is de sigaar een groot knakmodel, geurig zacht met minimum nicotine. Of de sigaar aan dat alles beantwoordt, wij waren  niet in de gelegenheid zulks te onderzoeken zoodat de winkeliers maar eens moeten probeeren of de sigaar in den smaak van het publiek valt en daarvoor te zorgen is de heer Retera als vakman het meest geïnteresseerd.” Maakte de firma Retera de eerste ’light-sigaar’?

Sigarenfabriek Retera vernield tijdens bombardement 5 oktober 1942

In het begin van de Tweede Wereldoorlog sloot de fabriek haar poorten.Het pand werd tijdens een bombardement in oktober 1942 verwoest. Na de oorlog werd ter plekke een nieuw pand gebouwd; daarin vonden enkel nog groothandelsactiviteiten plaats. Tussen 1970 en 1980 was er enkele jaren een groothandel gevestigd onder de naam ”Allmarkt”.

Merknamen:Madame Le Brun, Emera special, Emera bouquet, Batalla, Lieveling, Patricio, Pilota, Gedeh en Regina.

Tabak en sigarenfabriek Romano’, 1892-1952

In 1892 startte P.H. Romans thuis in de Hoofdstraat 9 (thans Burg. Janssenstraat) met de productie van sigaren. De sigaren werden verkocht onder de naam Romans sigaren. In 1928 werd bij de ’Kamer van Koophandel en Fabrieken de naam veranderd in ’Tabak en Sigarenfabriek Romano’.Als bedrijfsactiviteiten werd opgegeven ’tabakskerverij, sigarenfabriek en winkelier in tabak en sigaren’. Er werkten toen negen personen. In 1939 verhuisde het bedrijf naar de nieuwbouw aan de Prins Mauritslaan 49. Na het overlijden van de eigenaar sloot het bedrijf op 3 september 1952 officieel zijn poorten. In het pand vestigden zich achtereenvolgens schoolhandel ’Het Zuiden’ en busbedrijf Ebatours. Begin jaren negentig werd het pand gesloopt en verscheen ter plekke een appartementencomplex.

Binnenetiket sigarenkistje Romanosigaren

In 1949 opende in Geel (België) een sigarenfabriek onder de naam Romano. In 1963 werd het bedrijf eerst overgenomen door ’Velasques Sigarenfabriek Nederland’ en later door ’Henri Wintermans Cigars’ uit het Brabantse Eersel. Sinds 1996 maakt ’Henri Wintermans Cigars’ deel uit van de ’Scandinavian Tobacco Group’.

Merknamen: Romano, Generaal van Heutz, HetWapen van Beek, Jong Limburg, Albada, Nijverheid, La Offerta, La Tinna, La Parola, Java’s, Borneo, Spada en Romano Tabak Groen.

Directie en personeel sigarenfabriek P. Romans bij 40-jarig jubileum in 1935

Op de foto:
1e rij v.l.n.r. (zittend) Jaak Gijzen, Jos Romans, Pieter Romans, Jaak Peters, Harie Romans,  ????? 2e rij: v.l.n.r. Nicolaas Lemmens, Sjeng Cleermans, Pie Smeets, Molin, Sjeng Gelissen, Andrees Wouters, Jaak Welschen, Lambert Peeters, Sjeuf Cleermans, Pjer Lemmens.3e rij: v.l.n.r. Math Gelissen, Harie Janssen, Coen van Mulken, Jaak Gelissen, Sefke Gijzen, Math Dirix, Pie Peters, Tiske Speetjens, Giljam Janssen. 4e rij: v.l.n.r. ? Bartels, Jaak Ummels, Nic Lemmens, ? Caris, Arnold Lotz, Math Vranken, Nic Vranken, Sjeng Geerkens.

’Stoom en tabaksspinnerijV. Balma’, 1901-1920

Logo V. Balma

De sigarenindustrie in Beek was in het begin van de twintigste eeuw landelijk bekend en had een goede naam. In 1901 vestigde zich V. Balma vanuit Amsterdam in Beek aan de Brugstraat.Hij was een tabaksfabrikant.Hij was de eerste niet-Beekenaar die een sigarenfabriek in Beek opstartte. Er werkten ongeveer dertig personen in  de fabriek. Opvallend was dat zich onder het personeel veel protestantse inwoners van Beek bevonden. Het bedrijf had een tabaksfabriek in Amsterdam tegenover het Centraal Station op de Prins Hendrikkade onder de naamTabaks- en sigarenfabriekV. Balma en in Maastricht aan de Gubbelstraat, N.V. Nederlandsche Sigaretten- &Tabaksfabriek v.h.V. Balma.

Brugstraat Beek, links pand V. Balma

In 1904 schreef het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Beek het bedrijf aan wegens het lozen van vervuild water. Er golden toen ook al milieuregels! Door de opkomst van de mijnindustrie verlieten veel mannen de sigarenindustrie en gingen werken in een van de vele mijnbedrijven in de regio. Dit speelde het niet-Beeker bedrijf V. Balma parten en men besloot de productie in Beek te stoppen. Merknamen: Balma .

’Sigarenfabriek Jos Lemmens & Zn’, 1905-1941

Jos Lemmens woonde in de Brugstraat 11.Hij leerde het vak van sigarenmaker in de buurt,want de fabrieken van Retera en Garé lagen op een steenworp afstand van zijn ouderlijk huis.In 1905 begon hij thuis in de werkplaats met het maken van sigaren onder de naam Lemmenssigaren. Later veranderde hij de naam in Belesi (BEek LEmmens SIgaren).

Brugstraat Beek, rechts bij pomp pand Lemmens

Naast sigarenmaker was hij ook nog actief als landmeter en assuradeur. In 1926 kwamen zijn zonen in het bedrijf werken en veranderde de fabriek van naam: Jos Lemmens & Zn. Er werkten zes à zeven personen in de werkplaats. In de Tweede Wereldoorlog, op 25 juni 1941, werd de bedrijfsvorm en -naam van de werkplaats overgenomen doorT.A.Wammes uit Culemborg, die werkzaam was bij de sigarenfabriek Dejaco later Graaf Egbert. Later opende de familie Lemmens een rijwielhandel aan de Maastrichterlaan te Beek.Merknaam: BeLeSi.

’Firma Reinier Maassen’, 1907-1941

In het begin van de 20e eeuw lagen in de huidige Burg. Janssenstraat veel cafés,waaronder café/beugelbaan Maassen. Daarnaast had de familie Maassen ook nog een viswinkel. Op het achtererf was een sigarenwerkplaats, waar ongeveer tien personen werkten. De sigaren die  gemaakt werden, stonden wegens hun vorm bekend als ’stompkoppen’. Een broer, Reinier Maassen, had een sigarenwerkplaats aan de Maastrichterlaan (naast restaurant Colaris). De gehele sigarenproductie van de familie Maassen werd in 1928 verplaatst naar de Prins Mauritslaan (huidige hotel Kempener). Hier werkten in datzelfde jaar 25 personen.

Hotel/lunchroom Wilms, voorheen sigarenfabriek Maassen

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd aanvankelijk nog doorgewerkt, maar in 1941 werden de deuren definitief gesloten. Later vestigde zich een ’loda-fabriek’ in het pand. Loda en Lodaline waren in die tijd de toonaangevende schoonmaak- en afwasmiddelen. Ze werden in literflessen verkocht.De hoofdvestiging was in Breda. Sinds 2004 wordt Lodaline in België geproduceerd. Voordat Hotel Kempener de deuren opende, was in het pand lunchroom en bakkerij Willems gevestigd. Merknaam: Sanderbout.

’Tabaksfabriek De Morgen’, 1910-1964 

In 1910 werd door Jos. Garé (zoon van sigarenfabrikant Alphons Garé) de tabaksfabriek ”De Morgen” gesticht. Deze fabriek specialiseerde zich in het maken van rooktabak, pruimtabak en pruimrollen.Men startte in het pand op de hoek van de Burg. Janssenstraat en Achter de Kerk. Later verhuisde men naar de Prins Mauritslaan 40. In de fabriek werkten gemiddeld vijftien mensen. Wat was het verschil tussen pruimrollen en pruimtabak? De tabak van pruimrollen (natte pruimtabak) werd gesponnen en in een speciale saus gedompeld. Deze saus bestond uit allerlei zoetmakende stoffen (o.a. zoethout) en smaakversterkende aroma’s. Pruimtabak was droge, licht gesausde en gekorven tabak . Deze verkocht men in propjes en moest gekauwd worden. Mijnwerkers gebruikten veel pruimtabak en -rollen, omdat in de mijngangen een rookverbod gold. In juni 1950 veranderden de eigenaren Alphons en Ferdinand Garé de naam en het doel.

De naam werd ’N.V. Tabaksfabriek De Morgen vhn Jos. Garé’ en het doel werd als volgt omschreven: ”Het vervaardigen, bereiden, fabriceren en in handel brengen van pruimrollen, pruimtabak, rooktabak, shagtabak, sigaren, sigaretten en aanverwante artikelen, een en ander in de ruimste zin van het woord, daaronder begrepen het deelnemen in andere ondernemingen met gelijksoortig doel. Zij beoogt meer speciaal de voortzetting van de tabaksfabriek, door comparant.

Interieur ‘Tabaksfabriek De Morgen’

Marie Joseph Aphonse Hubert Garé te Beek (L) tot 1 april 1949 voor eigen rekening geëxploiteerd.”

Deze doelstelling was er duidelijk op gericht om in de toekomst te overleven, want beide broers hadden al heel wat Beeker sigarenfabrieken de deuren zien sluiten. Helaas, het mocht niet baten. Door de moordende concurrentie werden de fabriekspoorten in 1960 gesloten. Op 1 november 1964 werd de N.V officieel ontbonden. In de Beekse sigarenindustrie werkten veel inwoners uit Elsloo. P.J.H. Pijpers uit Catsop (Het Einde 2) was een van hen.Vanaf de oprichting in 1910 tot 1933 werkte hij in de fabriek als pruimtabakarbeider.Vanaf 1933 tot het begin van de TweedeWereldoorlog reisde hij door door Zuid Limburg om pruimtabak te verkopen. Na de oorlog werden veel tabaksbewerkers niet meer in dienst genomen, ook de heer Pijpers niet. Op 22 juli 1983 overleed de heer Pijpers op 86-jarige leeftijd.

Bij de foto van het interieur van de fabriek zit hij uiterst rechts achter de werktafel. Merknamen: De ware Jacob, Heerenbaai,  Maryland, Edel Varinas, Edel Portorico, Duk 1B en Groene zakken (1927).  

’Sigarenfabriek Jan Paes’, 1915-1939

In 1915 huurde Jan Paes het café van de familie Muris op de hoek Stationsstraat/Wolfeijnde. In een lokaal achter het café startte Jan een sigarenwerkplaats. Er werkten drie personen: Jan Paes, Frits Lemmens en Sef Spronken (Neerbeek). Pie Paes, een broer van Jan Paes, was verkoper en verkocht de sigaren in winkels en cafés in Beek en omgeving  Paes, was verkoper en verkocht de sigaren in winkels en cafés in Beek en omgeving.

Binnenetiket sigarenkistje ‘Alpenroosje’, sigarenwerkplaats Jan Paes Beek

In 1920 werd in café Paes de voetbalvereniging Caesar opgericht.Tijdens het seizoen 1931/1932 werd Caesar landskampioen van de Katholieke Voetbal Bond. Speciaal voor deze gelegenheid maakte Jan Paes een nieuwe sigaar, ’Sport’. In het voorjaar van 1939 werd het café aan het Wolfeijnde gesloten en opende Pie Paes op de hoek Prins Mauritslaan/Nieuwstraat een café.De sigarenproductie werd ter plekke voortgezet, maar reeds in november 1939 stopte men met de productie. Merknamen: Sport,Atilla en Alpenroosje.  

‘Sigarenfabriek Gebr. Bouwens’, 1929-1956

Binnenetiket sigarenkistje ‘Bovano’, sigarenfabriek Bouwens Beek

De familie Bouwens woonde aan de Prins Mauritslaan te Beek.Twee zonen werkten in de sigarenindustrie. Zoals in vele Beeker gezinnen begonnen beide broers thuis handmatig sigaren te maken. Deze sigaren vielen bij kenners zo goed in de smaak dat de broers Jan Martinus en JanWillem besloten om zelf een fabriek op te starten. In 1931 werd het fabriekscomplex Bovano aan de Prins Mauritslaan 84 geopend. Na twee jaar werkten al 35 personen in de fabriek. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de productielijn tijdelijk stilgelegd. I In 1945 startte men de fabriek weer op. Door de daling van het aantal sigarenrokers en de toenemende concurrentie van de grotere fabrieken moest men in 1956 de poorten sluiten. Het pand is een van de weinige tabaksfabrieken in Beek, die bewaard is gebleven. Momenteel is in het pand een dierenspeciaalzaak gevestigd. Merknaam: Bovano.  

’Sigarenfabriek gebroeders Spronken’, 1919-1963

In 1919 openden de gebroeders Spronken twee sigarenfabrieken, een in Beek en een in Sittard. Het filiaal in Sittard werd in 1929 gesloten. In 1922 wordt het bedrijf onder de naam ’Sigarenfabriek Gebr. Spronken’ ingeschreven bij het ’Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Heerlen’. De broers Leo Hubert, Jan Nicolaas en Jan Hubert ondertekenen op 24 april de documenten. De firma werd op 8 februari 1957 omgezet in een vennootschap onder de naam ’Sigarenfabriek Spronken N.V.’. Het doel van de vennootschap werd als volgt omschreven:” Het vervaardigen en verhandelen van alle voorwerpen van tabak en aanverwante artikelen, in de meest uitgebreide zin des woords. Het drijven van handel in alle op die vervaardiging hebbende grondstoffen en voorwerpen; het deelnemen in en mede oprichten van bedrijven, ondernemingen en zaken, die een gelijk of soortgelijk doel hebben als dat der onderhavige vennootschap en in het bijzonder de voortzetting van de exploitatie der tot dusver door de te Beek gevestigde vennootschap onder de firma ’Gebr. Spronken’ gedreven sigarenfabriek.” Opvallend was dat bij Spronken voor voornamelijk arbeiders van buiten Beek werkten (in 1940 bijna 90%). Het bedrijf was gevestigd aan de Prins Mauritslaan 74, dit pand werd in 1999 gesloopt.

Binnenetiket sigarenkistje ‘Koningin Astrid’, sigarenfabriek Spronken Beek

Spronken behoorde tot een van de grootste sigarenproducenten in Limburg. In 1958 bedroeg de productie 813.000 stuks! Echter  drie jaar later in 1961 werd de inboedel te koop aangeboden en opgekocht door firma Schuurman uit Rotterdam. In 1963 werd de naam ’Sigarenfabriek Spronken N.V.’ veranderd in ’Spronken N.V.’ Het doel van de vennootschap veranderde in:

a. De fabricage en exploitatie van en de handel in alle soorten verkoopautomaten en alle door middel van deze te verhandelen artikelen.

b. De fabricage van en handel in alle soorten technische voorwerpen.

c. Het deelnemen of op andere wijze belang hebben in ondernemingen met gelijk of soortgelijk doel.

Het bedrijf werd vooral bekend onder de naam ’Automatenhandel Spronken’. In 1995 verhuisde het bedrijf vanuit de Prins Mauritslaan naar het bedrijventerrein ’Beekerhoek’, Middelweg 29.Tenslotte werd in 1998 de ’Houdstermaatschappij Spronken B.V.’ ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Zuid-Limburg. Merknamen: Spronken, Rijksmuseum, My Lord, Koningin Astrid, Limburgia,Vieux Visé, Jalesco en Amarillo.

Sigarendoosje ‘Hertog’, sigarenfabriek Sanders Beek

’Sigarenfabriek Sanders & Co’, 1934-1956

In 1934 besloot Alphons Garé te stoppen met de productie van sigaren in het pand Molenstraat 4. Twee maanden na sluiting opende de fabriek weer haar poorten. Vier voormalige werknemers vormden een vennootschap en namen de productie weer ter hand. Dit waren de heren H.H. Sanders, Molenstraat 29; P.J.H. Dols, Maastrichterlaan 55; G. Muris, Burg. Janssenstraat 55, allen uit Beek; en J.L.S. Ramakers, Mussenberg 266, Geulle. De productie was niet meer zo grootschalig. De heer P. Dols trad op als verkoper. Hij was ook actief binnen de vakbond en enkele jaren voorzitter van de bond van tabakbewerkers afdeling Beek. In 1943 stapte de heer Dols uit de vennootschap, maar hij bleef actief in de branche, want hij opende een sigarenwinkel aan de Maastrichterlaan te Beek. Merknamen: Klaverblad en Hertog. 

Sigarenwerkplaatsen

Reclame sigarenwerkplaats Moons, Kelmond

Naast de bovenvermelde twaalf sigarenfabrieken waren in Beek nog de volgende werkplaatsen kortere of langere tijd, actief met de productie van sigaren:Gebr.Augustus, Prins Mauritslaan; J. Franssen, Neerbeek 98; J.H.A. Gelissen, Oude Pastorie; W. Jansen; E. Pijls; J.J. Wouters, Neerbeek 25; en de gebroeders J. en L.Moors te Kelmond. 

Handelscentrum Beek 

Aan het eind van de 19e en begin 20e eeuw was Beek het handelscentrum in de regio. Er waren talrijke industriële vestigingen en er werd volop handel gedreven. De jaar-,maand- en weekmarkten werden druk bezocht.
De grote bloei van de sigarenindustrie in Beek lag in de periode 1900-1910. Ruim 350 mensen verdienden hun boterham in deze tak van industrie. De crisis in de sigarenindustrie tussen 1920 en 1926 had zijn invloed op de werkgelegenheid in Beek. Er volgde een licht herstel tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. Tijdens de oorlog lag de sigaren- productie stil. Na de bevrijding probeerden de sigarenproducenten, in samenwerking met de gemeente, Beek weer tot een centrum van sigarenindustrie te maken. Dit initiatief mislukte, omdat er onvoldoende kapitaal aanwezig was om over te gaan tot volledige mechanisatie. De concurrentie in onder andere Noord-Brabant deed dat wel en deze regio groeide uit tot sigarenindustrie.De tabak- en sigarenindustrie in Beek stierf een langzame dood en in 1963 en 1964 verdwenen de laatste namen uit de registers van de Kamer van Koophandel. Van de ’oude industrieën’ restten toen enkel nog de twee distilleerderijen, Hennekens en Smeets en de stroopfabriek ’SICOF’, maar ook zij konden niet opboksen tegen de concurrentie. Tegenwoordig kunnen wij bij de slijter wel nog een fles ’Hennekens Els LaVera’ of ’Smeets Jonge Jenever’ kopen en bij supermarkt SICOF-stroop. Echter ’Spronken Sigaren’ of ’Garé’s Pruimtabak’ zijn niet meer te koop. 

Literatuur: 

’Katholieke Arbeiders Beweging Beek 45 jaar’, uitgave K.A.B. afdeling Beek, 1945
Archief gemeente Beek
Archief Heemkundemuseum Beek
Stichting Nederlandse Tabakshistorie
Preventief onderhoudssysteem ’HenriWintermans Cigars NV’, Dennis Bogaerts

« van 2 »