
Oude Pastorie,
Oude Pastoriestraat 4: een vervallen bakstenen gebouwtje; gevelsteen met J.K. 1781 (J.Kerckhoffs, pastoor van 1772-1796). In¬wendig resten van een stookplaats met haardsteentjes, versierd met acanthus en bloemen, XVII. Om het gebouw sporen van vroegere gebouwen en een rechthoekig aangelegde om-grachting, overblijfselen van de voormalige Vroenhof of Herenhof, zetel der heerlijkheid. In de 13de eeuw ging dit goed met het patronaat der kerk over aan de Balie Alde¬biezen der Duitse Orde. In de volksmond leeft de naam Vroenhof nog voort, als benaming van een weiland achter dit terrein.
Pastorie St.Martinuskerk
In 1854 werd door ’t Gemeentebestuur in overleg met het Kerkbestuur besloten over te gaan tot den bouw van een nieuwe pastorie bij de kerk. Hierbij hadden de volgende veranderingen plaats:
1. de oude kapelanie aan de kerk werd afgebroken, er werd bijgekocht het huis van de wed. W.Henne-kens, en een gedeelte van den tuin van de erfgen. Kerckhoffs, daarop werd de nieuwe pastoorswoning gebouwd, welke een paar jaar geleden door een meer modern gebouw is vervangen, dat enkele meters achterwaarts is geplaatst.
2. de “Oude Pastorie” werd verkocht en is thans eigendom van den heer H.Crombag.
3. als nieuwe kapelanie werd aangekocht, het huis in 1852 gebouwd door J.L.Lemmens, later burge-meester, in de Heidestraat en thans als zodanig in gebruik. Hij kreeg hiervoor 1942 gld. en een perceel tuin op den hoek van de Molenstraat, waarop hij zich een nieuwe woning bouwde.
4 Deze tuin werd verkregen door ruil van den daglooner Math.Groels, deze ontving 756 gld. in contanten en “den tuin der armen” op de Ad¬steeg, waarvoor aan ’t armbestuur 250 gld. vergoed werd.
O.L.Vrouweparochiekerk
1958: opgericht en als bouwpastoor benoemd Willems H.J.W. tot dan kapelaan in de St.Martinusparochie aldaar. De noodkerk werd ingericht in de voormalige sigarenfabriek Hennekens aan het Wolfeinde.
Van de kerk aan het O.L.Vrouweplein langs de Veldekelaan werd 28 januari 1961 de eerste steen gelegd, waarna ze in november 1962 in gebruik genomen kon worden, naar ontwerp van arch. Harry Koene ge-bouwd door aannemer H.Bogman. Het middenschip heeft een ellipsvorm met errond een laagbouw in rechthoekige vorm, die gebruikt kan worden als processiegang, waarbij het lange overdekte bordes aan de voorzijde buiten betrokken kan worden. Ze telt 800 zitplaatsen met een uitbreidingmogelijkheid tot 1000. De achterin aan de westzijde ingebouwde doopkapel heeft een eigen torentje en voorportaal, van waaruit de dopeling volgens de doopliturgie afdalen kan naar het baptisterium. Aan de oostkant is een van bui-tenaf bereikbare kapel ingebouwd met een altaar voor O.L.Vrouw van de Wonderdadige Medaille. Daar-naast staat losstaand van het schip, maar er toch aan verbonden een 26 m hoge toren met bovenin het klokkenhuis voor 4 klokken. Achter het op het ruime rondbogige koor bevindt zich de sacristie, een aparte ruimte voor de misdienaars en een grote ruimte, die als parochiezaaltje gebruikt wordt. In 1966 kreeg het een gebrandschilderd glas-in-loodraam b.g.v. het zilveren priesterfeest van Pastoor Willems.
1967 kaplaan Coumans als opvolger van H.H.Snijders, die slechts een half jaar hier werkzaam was.
In 1975 werd bouwpastoor H.J.W.Willems om gezond¬heidsredenen assistent, om in 1976 eervol ont-slagen te worden, waarna in 19.. overleden.
1975 pastoor Marcus, voorheen deken van Helden
1978: pater Le Rütte S.J. pastoor tot
Callistusparochie Neerbeek
1931: zelfstandige parochie met pastoor Krijns als eerste herder
1963: Hemelsvaartdag installatie Pastoor J.Janssen. Hij wordt aan de grens van de parochie feestelijk af-gehaald door de gehele parochige¬meenschap. De schooljeugd begroette hem met een vers. Het oudste lid van het kerkbestuur M.Luijten bood onder passende woorden het her¬dersschopje aan en Burg.Minkenberg sprak een welkomstwoord. Bij de kerk overhandigde Kapelaan J.Geurts hem de sleutel van de kerk, ge¬volgd door de gebruikelijke ceremonies en de installatie door Deken Steegmans van Meerssen. In de hal van de jongensschool had vervolgens een drukke receptie plaats, waarop de gemeente Geleen vertegen-woor¬digd werd door Burg. Van Banning en de wethouders Van Hinsberg en De Vries.
Beschrijving orgel (dossiermap 3)
Hervormde kerk:
Jaarboek Limburgsche Protestanten Vereeniging 1928 ,1929 e.v.met geschiedenis vanaf 1674 (klapper 26)
1781 21/8 Extract Resol. Ed. Mog. Here Rade van State der Neder¬landen De clasis van Maastricht wordt gelast
en gerecomman¬deerd ofwel toe te zien, dat de artikelen van het schoolre¬glement behoorlijk worden na-gekomen – de resp. Predikanten ter plattenland ten plattelande minstens eens in de maand met een lid van de kerkeraad de school bezoeken (waar geen kerkeraad een lid der regering) onderzoek vorde¬ringen leerlingen – van drie tot tot drie maanden bezoek in bijwezen van twee gedeputeerden uit den geregte – daarvan rapport uitbrengen aan den classis – Verder moet de classis een “algemeene methode” trachten samen te stellen
1794: 27/1 Hendr. Theod. Bausch x Maria Anna Beauregard schepen en burge¬meester leen 400.- van Prf.
T.C. Essers, ten faveur der Evangeli¬sche Gereformeede gemeente Beek, ter betaling van het nieuwe orgel; pand zijn huis in de Molenstraat, 160 kl.r. en andere perceel
1796: Ds. Cox, predikant te Geulle, wordt ook waarnemend predikant te Beek
1835: bij het einde van het simultaneum telt Beek 68 protestantse inwoners. 11 juli komt het bericht dat Koning
Leopold heeft besloten tot de bouw van 4 kerken, te weten in Beek, Meerssen, Heerlen en Gulpen.Hierna volgen plaatsaanwijzing, akte van afstand en rechten op de dorpskerek enz.
De Hervormde kerk aan de Raadshuisstraat is een der kerkjes, wier stichting het gevolg was van de defi-nitieve teruggave van oude paro¬chiekerken aan de Katholieken. In dit geval bepaalde een Belgisch K.B. van 1835 de bouw evenals voor de Hervormde kerkjes te Gulpen, Heerlen en Meerssen. Als architect trad op H.Koning, schrijnwerker te Roermond (Rijksarch. Maastricht, minuten van notaris A.Milliard 8.8. 1835). Aannemers waren Gruyters en de Beekenaar L.Lemmens (Jaar¬boekje der Limburgsche Protestan-ten-Vereenigingen 1916; 1925 blz.170; 1928, blz.117; 1929, blz.77; 1930, blz.69. Limburgsche Kerkbode 1937, nrs. 42, 43, 45, 46 en 47 met bijdragen van S.A. de Vries). Het 9 x 16 m aan oppervlakte metende drie¬zijdig gesloten bakstenen gebouwtje onder een leien zadeldak heeft een dakruiter met op de spits een vergulde bol, waarop een horizontaal oriënterend kruis staat en een 14 m hoge blinkende vergulde haan. Verder heeft ze aan de voorzijde heeft een pilasterachtige muurgeleding en rondboogvensters met goti-serende houten raamverdelingen; hardstenen ingangsomlijsting. Over de binnenruimte een tongewelf van stuc. Gale¬rij, preekstoel, eenvoudige banken, tekstborden uit de bouwtijd. Het orgel met Lodewijk XV-kast, is een in 1775 door P. en J. de Rijckere te Kortrijk gebouwd exemplaar, afkomstig uit Axel, dat in 1924 hier terecht kwam. Dat jaartal 1775 staat vermeld op de als eerste geplaatste pijp. Verder staat er, omrankt door krullen op te lezen: Dese pijpe is / ingestelt Door / D:H: Mijn Heer / Josias paulus / Bor-gemeester Der / stede en ambcht / van axel en nuesen / Desen 21 Desember 1775.. Het rococo front bestaat uit drie torens met elk vijf pijpen met ronde opgeworpen labia en twee tussenvelden met elk dertien pijpen, welke spitse lania hebben. Het is geheel van tin en was gepolijst, nu echter met aluminium verf bestreken.; de labia waren met bladgoud belegd en zij nu zwart geverfd, terwijl het goud onder de verflaag nog aanwezig is. De kast en het snijwerk is nu donkerbruin geverfd, terwijl de tongen tussen de pijpvoetenn, die oorspronkelijk verguld waren, nu zwart zijn geverfd. Onder de geprofileerde lijst, waarop de frontpijpen staan, bevindt zich een uitneembare band, waardoor de ventielkast bereikbaar is. Ook bezit ze een wijnkan van delfts aardewerk uit omstreeks 1700, met tinnen deksel.
Op het kerkhof ligt de eenvoudige grafsteen van J.H.Cox (1792-1846), predikant van Beek en Geul sinds 1815.
1847: 2 mei Thomkins D.C. beroepen tot Hervormd predikant
1854: 15 jan. een of andere vandaal (toen niet meer dan een randverschijning) bekladt de opgang naar de
inmiddels eigen (prot.) kerk met de woorden: “dat wordt de Paterskerk / God heeft het zelf”.
1867: het aantal leden van de protestantse Gemeente bedraagt 63
1881: uit de kerkeraadsnotulen: “een bepaald lid heeft de Kroon op¬zijn gedrag gezet met tot de R.C. gemeente over te gaan”.
1894: predikant Floris Jacob Nicolaas Brouwer, geboren 13 Aug.1827 te Waardenburg. Hij kwam 1 dec.1889
uit Oost-Indië, vertrok 30 oct.1892 weer naar Indië en was van 1894-197 hier predikant en in Geulle
1932: De kleine Hervormde Gemeente wordt door de burgemeester en pastoor “vergeten” bij de oprich-ting van het “Nationaal Crisis-Comite”, dat door “alle” gezindten gedragen zal worden. Na aandringen door de Kerkeraad worden de Hervormden er alsnog bij betrokken.
Ze bezit een uit 1725 daterend orgel, dat in1924 vanuit Axel naar hier werd overgebracht
Hervormde pastorie:
Burgemeester Janssenstraat 2, staat op een terrein, dat in 1721 in het persoonlijke bezit kwam van Ds. Hendrici (transport van 2-8-1721 in het Gichtregister van de hoofdbank Beek, Rijksarchief Maastricht). Dit perceel, waarop de pastorie blijkens de gevelsteen in 1723 werd gebouwd, kwam eerst in 1828 defi-nitief in handen van de Hervormde gemeente (notulen, medegedeeld door Ds.S.A. de Vries te Beek). Recht¬hoekig gebouw van twee verdiepingen onder een zadeldak, afgesloten door trapgevels, de linker met een jaartalsteen 1723. Het huis is opgetrokken van baksteen met toepassing van natuursteen: in de lin¬kerzijgevel mergelstenen hoekblokken en speklagen; trigliefenlijsten en consolefriezen van mergel; de middeningangen met dubbel bovenlicht aan voor- en achterzijde hebben hardstenen omlijstingen; ook de on¬derdorpels en lateien van de 19de eeuwse vensters zijn van hardsteen. In de linkergevel en beneden in de voorgevel zitten sporen van de oorspronke¬lijke smalle vensters met mergelstenen, resp. bakstenen strekken; in de linker geveltop zitten enige oorspronkelijke boogvenstertjes. Inwendig heeft ze moer-balkzolderingen, een schoorsteenmantel met dorische zuiltjes en tegels, XIXa, en een schoorsteenmatel met stucboezem in Lodewijk XV-stijl en een régence-haardplaat; ingebouwde Lodewijk XVI-klok van Nicolas Grulbert. In de hoge tongewelfde kelder uit mergelblokken zijn nog oude verlichtingsnissen en ontluchtingskanalen te zien en pekelbakken. De bouw zelf heeft treven plafonds, doorgebogen zware moerbalken en grote zolder met knoerharde grote eiken spanten. De ten dele nog blauw geschilderde keuken betimmering geeft nog iets van oude sfeer weer.
Op de bouw sluit langs de Raadhuisstraat een speklagen muur aan, die lang als chinese muur de aandacht trok i.v.m. sloopplannen. Het westelijk gedeelte ervan werd uiteindelijk teruggebracht tot een halve meter hoog muurtje. Het op de bouw aansluitend gedeelte bleef behouden voor afscherming van de bewoners.
Hubertuskerk Genhout
in 1932 gesticht als parochie: de kerk werd in 1936 gebouwd naar ontwerp van A.J.N Boosten. Ze bezit een kruis met houten corpus uit de 16e eeuw, afkomstig uit Duitsland, hoog 100 cm.
Laurentiuskerk Spaubeek
In 1837 gebouwd als opvolger van de Oude Kerk, waarvan Pastoor P.Salimans de bouwpastoor was. Ze werd toen bekostigd uit gemeentemiddelen, bijdragen der ingezetenen en de Kerkfabriek, als ook met subsidie van het toenmalig Belg. Gouvernement. Het werd een neogotisch eenbeukig kerkje, niet geori-ënteerd, met stukwerk aan pilasters en lisenen, waaraan niet alleen tigchelstenen werden gebruikt maar ook Nassausche en zandsteen en het dak van zink.
Bij opheffen van het kerkhof hier werden gave oude grafstenen in de nieuwe kerk ingemetseld. Op het toen ook aangelegd omliggend kerkhof werd M.S.Eussen-Ramaekers als eerste begraven. Inmiddels is ze verplaats naar de Mussenberg.
De grondslag voor de bouw van een nieuwe kerk werd gelegd door pastoor Brune, die van 1908 tot 1919 hier pastoor was. En daar op de vooravond van het feest der Onbevlekte Ontvangenis, onder de eerste vespers den geest gaf. Hij de nerveuse man, de stille werker, als zodanig bij het volk echter niet bekend, heeft in letterlijke zin zijn nachtrust dikwijls opgeofferd, om de financiële toetand, die ontredderd was, weer tot klaarheid te brengen. Akten werden opgediept, begin, verloop en eindresultaat der schenkingen nagegaan; rijkere bronnen van inkomsten werden aangeboord, om zo de financiële basis te leggen voor een bouwfonds . Voorgoed kon hij daarmee beginnen op de eerste zondag in mei 1916. Maandelijks zou er een collecte gehouden worden, giften zouden worden ingezameld, de opbrengst van het jachtrecht zou daarvoor besteed wor-den. Dit laatste is nog iets heel zeldzaams in Limburg. De boeren van het dorp staan unaniem het jachtrecht op hun gronden aan de kerk af. Zo werd in de oorlogsjaren ’n oppervlakte van 500 ha. verpacht aan 800 gulden. Juist tien jaar later, in 1926, was het bouwfonds versterkt tot ruim 30.000 gulden Onder pastoor Henri van Kan (1919-1921) groeide deze som nog aan. De tegenwoordige pastoor Eduard Beckers, vatte eerst het plan op, de oude kerk te verbouwen, omdat de middelen ontoe-reikend waren voor ’n nieuwe bouw. De plannen waren al klaar en tot in details uitgewerkt, toen op eens een ommekeer plaats greep. Hoe men het ook keerde of wendde, er was, volgens het hoofd der zusters-school geen goede plaats voor de kinderen te vinden. Goede raad was duur, men liet alles een paar maan-den rusten en een hartelijke noveen bracht uitkomst. De pastoor had een tovermiddel gevonden en deelde dit demensen in de zondagspreek mee: “Alle giften, die gij geeft, worden verdubbeld, maar 16000 gulden moet gij minstens zelf bijeen brengen”. De kerkmeesters waren er spoedig achter, op welke wijze de pas-toor de christelijke tovenaar uithing en het volk vond het schitterend. Waar het persoonlijk en financiëel offer van de pastoor voorging, volgde men gewillig en met vreugde. Want, de huiscollecte, door pastoor en kaplaan binnen de twee maanden gehouden, bracht de gevraagde som zo goed als bij elkaar. Er waren nu 62000 gulden in kas. Door een apostolische pleitrede van de pastoor in de Raad, volgde deze met 30000 gulden, zonder de minste verplichtingen. Toen de Provincie met 6000 gulden, en met opname van 30000 gulden waren de bouwkosten ongeveer gedekt. Hierbij kwamen nog 10000 gulden voor meubilair etc., zodat het geheel, kant en klaar, op een 140000 gulden te staan kwam. Intussen had de pastoor zich de raad van Kropholler ten nutte gemaakt en met een wijze en bescheiden raadgever werden kerken bezocht en kritisch bestudeerd. De architect wist aan welke algemene eisen hij had te voldoen en spoedig volgden grondplan en uitwerking. Ze werd oct.1924 aanbesteed en toegewezen aan de Fa. Coppes en Höffte te Geleen, die met grote voortvarendheid het werk aankpakte en afwerkte onder opzicht van van Leo Maes uit Spaubeek, die zijn taak nauwgezet en met veel toewijding volbracht. 24 mei 1925 had de plechtige eerste steenlegging plaats. Erebogen en bonte slingers, feestkleren en blijde gezichten, zang en harmonie en over alles de lentezon. De jongelingen en jonge dochters van spaubeek hadden eer van hun werk. O.L. Heer zal hun zeker gezegend hebben. Mgr. Mannens, de onvermoeibare eerste steenlegger, was bereid gevonden ook hier die plechtigheid te verrichten en door zijn tegenwoordigheid op te luisteren. Oud en jong volgde van nabij de liturgische ge-beden en zegeningen, door een korte verklaring van mgr.Mannens voorafgegaan.De pastoor dankte hem en allen die het feest hadden opgeluisterd, waarna gelegenheid werd gegevenop die eerste steen te “kloppen”, wat dan ook kwistig werd gedaan, hetgeen weer enkele duizend gulden opleverde. Het opschrift erop luidt: Intra oCt. asCensC. ChristI ConCuCUr-rente popULo, Me posUerUnt InCoLae paroChIae. = Onder het Octaaf van “s Heren Hemelvaart, hebben de parochianen, onder grote toeloop van volk, mij vastgemetseld. Het verdere verloop verliep spoedig. De gehele gemeen-te nam overigens deel aan de bouw, en niet alleen financiëel. Op echt middeleeuwse wijze werden door de bevolking alle vrachten gedaan; de Nievelsteiner zandsteen en andere bouwmaterialen aan het station afgehaald, de brikken aan de ringoven en het zand en kiezel door een der families gratis afgestaan, aan de groeve nabij Spaubeek. In een glasraam werden die vrijwilligers danook vereeuwigd. Bij het aanbrengen van de kap werd het oude gebruik in ere gehouden, dat de arbeiders in casu door het kerkbestuur gerega-leerd en het z.g. richtfeest gevierd. Toen de haan op de toren werd geplaatst ging de man, die dit gevaar-lijk karweitje moest opknappen vooraf met het vergulde beest het dorp rond. Tegen vergoeding mocht men erop gaan zitten. Het echt-idyllische ontbrak al evenmin, want een vogeltje maakte van het asielrecht gebruik en bracht tijdens de bouw er een nestje jongen op groot.
De nieuwe kerk is een georiënteerde kruiskerk van Nievelsteiner zandsteen, met een lengte van ruim 50 m. en een breed schip, dat van hart tot hart van de pijler 14 m meet., en transept, zodat men van alle zit-plaatsen een onbelem-merde blik op het hoofdaltaar heeft.De smalle zijbeuken dien voor de circulatie en bevatten de biechtstoelen en staties; zij vormen met het voorportaal een ommegang, waar processies kunnen gehouden worden. In het voorportaal zijn twee afsluitbare devotiekapellen, van waaruit ook het hoofdaltaar zichtbaat is. De toren, die in de as der kerk ligt en schuin op de weg, telt twee verdiepingen; de eerste biedt ruimte voor 70 à 80 zitplaatsen, de tweede dient als zangkoor, waar ook het orgel is aan-gebracht. De overwelving is in hout en zodanig aangebracht, dat, terwijl de muren slechts 9.50 m hoog zijn, de top van het gewelf 16.20 m boven de vloer ligt. Het gewelf spaart dan ook de dikwijls zo nutte-loze zolders uit. Lichte gewelfbouw was aangewezen door de ligging der kerk in de mijnstreek, en ook door de slappe moerassige ondergrond. Daarom ook de lichtere bovenbouw van de toren. De fundering der kerk moest danook worden aangebracht in de vorm van gewapend-betonnen platen; niet diep maar breed uitgebouwd, hier met 1 kilo druk per cm², de los aangebouwde toren op 11 betonputten van bij de 8 meter diepte. Het terrein immers leverde aanstonds grote moeilijkheden op, want onder 4 m vaste grond volgt 4 m kwellen, weke leem. Energisch werd danook tot ’s nachts toe, met electrisch licht, door de aan-nemers gewerkt, om te verhinderen dat de kwellen zou bijschieten, maar alle moeilijkheen kwam men glansrijk te boven. Geen millimeter heeft de toren, nu hij eenmaal op de kiezellaag staat, gewerkt. Met alle recht mag men de woorden uit de kerkwijding hier toepassen: “Haec est domini, firmiter aedificata, bene fundata est super firmam peltram”= Dit is het huis des Heren, stevig gebouwd, terdege gegrondvest op een harde rots. Bijna zonder ornamentatie opgevat, blijkt het zeer duidelijk, dat aan de hechtheid veel aandacht geschonken werd, uit technisch en, als ik me zo mag uitdrukken, uit artistiek oogpunt. De bij-ruimten bestaan verder uit een bergplaats aan de N.O. kant, sacristie, kluis en vertrek aan de Z.O.kant. Als figuur-beeldhouwwerk komen boven de vier zijingangen, aan N.W. zijde de ichtus, de vis met de brood-korf, aan z.w. kant de duiven, die verzadigen aan de kelk, aan de N-zijde de leeuw van Juda en de Z-zijde de Goede Herder.
De oude kerkmeubels werden grotendeels in de nieuwe kerk hergebruikt, zoals de twee biechtstoelen, de preekstoel en het orgel.De drie oude altaren werden omgebouwd en van het hoofdaltaar alleen de mensa behouden. De neogotisch opbouw daarvan paste niet, want ze zou de gebrandschilderde ramen groten-deels bedekken. De doopvont, communiebank, de kroonluchter in het centrum in het middenschip zijn nieuw. Die in het trancept bleven wel behouden. Nieuw zijn ook de twee zijaltaartjes in de nevenkoren en de twee devotiealtaartjes in de devotiekapellen. De bestaande do-klok kreeg een nieuwe a-klok toege-voegd. Ook het slagwerk van het torenuurwerk is nieuw. De bevloering is eenvoudig, behalve in het koor, waar gekleurde glastegels werden gelegd. De opzet van de ramen is als volgt: in de concha met haar vijf ramen, bevinden zich de voorstellingen der vijf Blijde Geheimen van de rozenkrans. Daarvan werd de middelste met de Geboorte van Christus sierlijker uitgewerkt.in de vorm de Allerheiligste Drievuldigheid in een cirkel, welke ook Maria deels omvat, terwijl St.Jozef er buiten wordt gedacht. In het midden op de onderrand van de cirkel zien we het Kind, dat het licht in de wereld is komen brengen; daaronder de op-heffing na de Consecratie, het moment dat Christus telkens opnieuw geboren wordt. Het daarvoor opge-stelde nieuwe altaar is de hernieuwde geboorteplaats. Boven het altaar zien we in de concha een geschil-derde Maria als Middelares en daarboven op de triomfboog de Calvarieberg met de afbeelding van de mens, die in verschillende levensomstandigheden de Calvarieberg bestijgen.Van bovenaf is dat het begin der Verlossing, de Middelares Maria en het dagelijks weerkerend offer of hèt genademiddel.. Aan de zuidkant van het koor zijn het de twee zuilen der kerk, Petrus en Paulus op de ingekorte ramen uit de oude kerk. Aan de noordkant St.Johannes de Doper, de voorloper van de Zaligmaker en St.Laurentius, patroon van de kerk.. In een groot rond venster in het zuidelijk transept met in vier taferelen de geschiedenis van de H.Eduardus, patroonheilige van de pastoor. Daaronder St.Josef, het Paterke van Hasselt, de H.Barbara, H.Theresia, van het Kindje Jezus, Gerardus Majella en St.Antonius van Padua, allen noodhelpers van het volk. In dat van het noordelijk transept staat de H. Familie als blijvend model van het christelijk huisgezin, voorstellingen van St.Gerlachus van Houthem, de Maastrichtse bisschop St. Hubertus, die de vier evangelisten flankeren. Het middenschip toont aan de zuidkant in 5 dubbelvensters afbeeldingen van Christus en aan de noordzijde titels van Maria. De zuider-zijbeuk toont het Lam Gods, de vijf broden en twee vissen, de aanbidding van de Eucharistie en de Kerk van Christus, die de storm trotseert; de noord-beuk met de schepping der wereld, het offer van Noë, Jonas in de walvis en Mozes met de stenen tafelen. Merendeels zijn ze ontworpen door kunstschilder Jos Postmes. Die in de doopkapel en het westelijk front door de architect zelf. In de doopkapel zijn dat de uit-drijving van de duivel en de nederdaling van de genade bij de afwassing in het H.doopsel, het blanke doopskleed als symbool van de gereinigde ziel, de ontstoken doopkaars als symbool van Christus, het Eeuwige Licht. Boven de hoofdingang aan de buitenkant het schip van Christus kerk, bestuurd door de twaalf apostelen en aan de binnenkant de schepping van het licht en ter weerszijden bij de kleine ingangen het morgenuur aan God gewijd en de lelies der zuiverheid, zondeloosheid, die bloeien in Gods Kerk.
Pastoors:
– Henricus Hubertus Dominicus Deutz. Geboere in 1808 te te Vijhlen Nieswiller onder Vaals. Hij was eerst pastoor te Heugem en Guttecoven, van waaruit hij in 1853 hier werd benoemd. Hij bedankte in 1856 en stierf te Sittard op 15 april 1871
– Ludovicus Josephus Godfroy beneomd in 1858. geboren te Maastricht, was eerst kaplaan te Valken-burg, vervolgens Rector van O.L.Vrouwe Munsterkerk te Roermond. Van hier werd hij verplaatst naar Papenhoven-Grevenbicht, alwaar hij 30 oct. 1865 op 42 jarige leeftijd overleed. 16 jan. 1860 richtte hij hier nog het Genootschap der H.Kindsheid op en het Missiekruis
– Michaël Gielis, 1862 benoemd. Geboren te Weert, was eerst kaplaan te Bergh-Terblijt en bedankte hier in 1885. Tijdens zijn pastoraat verwierf de kerk de beelden van O.L.Vrouw, H.Laurentius, H.Hart van Jezus en H.Hart van Maria, twee nieuwe biechtstoelen, nieuw orgel en een nieuwe draaghemel
– Gerardus Henricus Hubertus Welters, benoemd 3 april 1885. Geboren te Echt 27 sept. 1839, Priester gewijd op 21 maart 1863 te Roermond en was achtereenvolgens tot 1866 Rector in het Gesticht der Da-mes van het H.Hart te Blumenthal Vaals; kaplaan te Merkelbeek tot 1872 en tot 7 mei 1885 Rector der Ursulinen te Grubbenvorst. Hij werd te Spaubeek geïnstallerd den 7 mei 1885. 6 dec.1886 betrok hij de nieuwe pastorie onder bescherming van St.Jozef. Ondanks zijn ziekelijke toestand leest met Kertsmis nog eenmaal de H.Mis, waarna hij 17 juni 1887 overleed aan een kankergezwel. Hij leefde als priester, leed als een martelaar, vooral in zijn laatste levensjaar. Als een arme moest hij zijn kostbare bibliotheek laten verkopen, want hij gaf letterlijk alles weg. Hij was een bijzondere vereerder van het H.Hart, op welker feestdag hij ook overleed. Te Spaubeek heeft hij te kort geleefd en te veel geleden om met zijn zwak ge-stel veel tot stand te kunnen brengen. In zijn dankwoord op 28 maart 1886 bedankt hij zijn parochianen voor de giften voor de nieuw te bouwen kerk
– Joannes Hubertus Ludovicus Leonard, geboren te Maastricht 21 mei 1840, gewijd te Roermond in 1866, daarna benoemd tot professor aan het Bisschoppelijk College te Roermond, verolgens in 1868 als kaplaan te Elsloo en in 1887 tot pastoor te Spaubeek. Vandaar vertrok hij in 1894 als pastoor naar Gronsveld , waar hij 5 juli 1895 onverwacht overleed
– Petrus Theodorus Andreas Dohmen 1 febr. 1847 geboren te Buchten, 21 maart 1874 gewijd en be-noemd tot kaplaan te St.Odilivënberg en in 1878 als kaplaan te Maasbracht. Daarna werd hij 1887 rector te Raath (Bingelrade) en 28 1894 als pastoor te Spaubeek, onder wiens pastoraat in 1904 de nieuwe pas-torie werd gebouwd. 19 juni 1908 werd hij overgeplaatst naar Geulle. Na zijn emeritaat overleed hij in 1918 te Buchten
– Natalis Hubertus Brune te Meerssen geboren op 18 jan. 1858. Hij werd in 1883 te Roermond tot priester gewijd en toen aangesteld als kaplaan te Blitterswijk. Van-daar vertrok hij in 1894 als kaplaan naar Ca-dier en Kaar, in sept.1897 naar Schinveld en als pastoor in 2003 naar Mesch. Als paatoor te Spaubeek werd hij benoemd 20 juni 1908, waar hij 7 dec.1918 overleed.
– Johannes Henricus van Kan, 12 april 1868 geboren te te schimmert en gewijd 1894., waarna hij in oct.1895 benoemd werd tot kaplaan te Noorbeek. Vandaar werd hij 1901 overgeplaatst naar Gulpen om in 1919 als pastoor naar Spaubeek te komen. Daar overleed hij 12 febr. 1921
– Beckers, Michaël Jozef Eduard Maria, geb. Ubachs over Worms 12 oct. 1877. Na het gymnasium te Rolduc en het seminarie te Roermond werd hij 1902 benoemd tot kaplaan te Swolgen en in 1902 tot kaplaan alhier. In die periode richte hij 1906 de Jongenscongregatie en de R.K.Werkliedenvereniging op, waarvan hij geestelijk adviseur werd en vervolgens ook van de Boerenbond. In 1914 volgt het Patro-naatsgebouw en de Jonge Werkman In 1921 werd hij i.pv. kaplaan pastoor. In 1922 weet hij de Kleine Zusters van St.Joseph naar hier te halen, die een bewaarschool en meisjes school beginnen met ook een afdeling van het Limb.Groene Kruis In oct.1925 start de bouw van de nieuwe kerk, waarvoor 24 mei 1925 de eerste werd gelegd. Zijn toenmalige kaplaan beschrijft hem als: Dat er een sterke geest kan schuilen in een zwak lichaam en dat er met betrekkelijk geringe lichaamskrachten, maar veel goede wil, ondernemingsgeest en doorzettingsvermogen veel priesterlijke arbeid kan worden verricht, zeker op deze pastoor van toepassing is.
Kaplaans:
– 1846-1855 Wilhelmus Jacobus Schmeitz
– 1855-1865 Franciscus Hubertus Lauten
– 1866-1867 J.H.Peusens
– 1867-1878 Bleesers
– 1878-1880 Godefridus Dols
– 1880-1885 Josephus Pyls
– 1885 Henricus Winckels, die in hetzelfde jaar nog overging naar het bisdom Luik
– 1885-1893 Ed.Christ. Hub, Maria Joseph Iwan Ruland , als pastor naar Amby, in 1900 naar Scheulder, en in 1905 naar Amstenrade
– 1893-1894 Jacobus Godefridus Leonardus Josephus Dewever, voordien kaplaan te St.Odiliënberg en vanhier in 1894 naar Lutterade en in 1896 naar Schimmert. Daarna in 1913 als pastoor naar Jabeek
– 1895-1897 Maria Hubertus Josephus Brune, van hier naar Heerlerheide en in 1909 naar Beek, Daarna in 1919 als pastoor naar Eys-Wittem
– 1897-1901 Franciscus Josephus Aloysius Keybets, van hier naar Nieuwenhagen. Daarna in 1910 als rector rector naar Reijmerstok en in 1919 naar Welten-Heerelen
– 1901-1902 Joannes Mathias Kerckhoffs, geb.17-1-78 alhier en van hieruit in 1902 vertrokken als rector te Venlo
– 1903-1921 Michaël Jozef Eduard Maria Beckers, 1877 geb. Te Ubach-over-Worms en in 1921 benoemd als pastor alhier
– 1921 Victor Kellenaers, in 1896 geb. te Meerlo
Joodse gemeenschap:
In 1672 komen we de eerste vermelding tegen van een joodse ingezete¬ne. Rond 1720 word al gesproken over een synagoge. Hun aantal in Beek is nooit hoger geweest dan 35. Van de 27 die er in begin van de oorlog nog waren, zijn er door onderduiken 12 in leven gebleven.
– Synagoge ¬g¬e¬b¬o¬uwd op een terrein in de Molenstraat dat Abr.Bloch in 1863 verruilde voor de helft van het Banxhuis. De synagoge, gebouwd door J.L.Lemmens, werd 17 aug. 1866 ingewijd. Als gevelgeleding had ze rechthoekige spaarvelden met tandlijsten. De vensters kregen seg¬ment¬bogen en op de hardstenen omlijsting kwam in het hebreeuws de tekst vers 20 van psalm 118 te staan.Aan de noordoostzijde moet tegenover de ingang de ark ingebouwd zijn geweest en de vrouwengalerij was aan de westkant. Na op-heffing is de “sjoel” in 1954 werd ze verbouwd tot twee woonhuizen (Molenstraat 10 en 12). Een syna-goge had geen funktie meer als er geen 12 mannelijke competente leden meer waren. Het geheel werd rond 1985 gesloopt
– Joodse begraafplaats langs Putbroekerweg, in het hebreeuws “Beit Chaïm” geheten, hetgeen betekent: huis der levenden. Daarmee wordt aangegeven dat de dood het einde van de mens zijn aardse bestaan is, doch eens weer zal opstaan. Ze werd aangelegd rond 1860.
Metahier uit 1889, een traditioneel gebouwtje onder zadeldak voor de reinigingsge¬bruiken, welke in de joodse begrafenisritus worden toege¬past. Dat is een rituele wassing alvorens de overledene in doodskle¬ren gekist wordt. In 1987 werd geconstateerd dat de fundering door grondwater dusda¬nig was ondermijnd, dat het dreigde in te storten. Het zou ge¬heel moeten worden herbouwd en tevens het vloerpeil moeten worden ver¬hoogd. Voor¬trekker werd de toenmalige Ds.J.Roëll en onder leiding van bouwkundige Ad van Tilburg gingen Giel Cruts, Jan Goris¬sen en Con¬stant Jans¬sen aan de slag. Aan de bouw werden de schoonge¬kapte veld¬brandstenen hergebruikt. De toegang werd een dichte opge¬klampte, naar binnen opengaande koet-siergroen geverfde deur, afsluit¬baar met een handge¬smede schuif en hangslot. Het zalmrood geschilderd raamkozijn werd achter tralies aan¬gebracht en voorzien van draadglas. De gemeen¬te hielp de vrijwilligers royaal met ver¬voer, hulpmid¬delen e.d.; Dh¬r.Ponjé verzorgde met zijn leerlingen van de L.T.S. het beno¬digde timmerwerk. 8 mei 1987 kon tijdens een kleine plechtigheid de door de Fa.B¬röls gratis beschikbaar gestelde herdenkings¬steen worden ingemetseld met als teks¬t: “1889 her¬bouwd 1987”. Daarna werd de omge¬ving met grond aangevuld, opdat er zich geen regenwater meer kon verzamelen. Ook de afrastering rond de begraafplaats werd volledig ver¬nieuwd en het toegangspad ten dele herbestraat. Tevens werd na-bij de ingang een bord geplaatst met informatie over de belang¬rijkste gege¬vens van de begraafplaats.
– Herinneringsmonument hoek Burg.Janssenstraat/Raadhuisstraat op het trottoir voor de Hervormde pastorie, op ca 100 m af¬stand van de syna¬goge in de Molenstraat. Het idee ontstond in 1985, toen de inmid¬dels tot woning verbouwde synago¬ge moest wor¬den afgebroken. Officieel ont-huld werd het 22 okt.1987. Het werd ge¬maakt door plaats¬genote Fran¬cisca Zijlstra en bestaat uit een staa¬nde zuil, waarop een balk ligt en een liggend zuil¬fragment, waarop enige uit fijnkorrelig lichtbruin gra¬niet gekapte, op brokken molenstenen gelijkende stenen liggen. Deze duiden in abs¬trakte compo¬sitie op een vrou¬wen-figuur, want vol¬gens de joodse religie is het immers ver¬bo¬den in realistische vormen naar de natuur in beel¬dende kunst te wer¬ken. In de richting Mo¬len¬straat ge¬richte bovenbalk, waarop aan de twee kopzij¬den de Davidster is inge¬kapt, is op de lange zijde de aan psalm 118, vers 20 ont¬leende He¬breeuwse tekst uit-gehakt, die eertijds op de boven¬dorpel van de ingang der syna¬goge stond¬. Aan de achter¬zijde staat er de Neder¬land¬se ver¬ta¬ling van: DIT IS DE POORT VAN DE EEUWI¬GE, RECHT¬VAARDIGEN MOGEN HIER¬DOOR NAAR BINNEN GAAN. Verder staan er de jaar¬tal¬len 1868 en 1954 (periode dat de syna¬goge er gestaan heeft) op en de datum van onthul¬ling (22 oktober 1987). In totaal is er ongeveer 8.500 kg. graniet en pe¬tit-graniet aan verwerkt.