1. in eenig van dese voorschr. 14 kirspelen boschen, wanneer dat hij wilt, op alsülcke keren als hierna beschreven staat.
2. Item is het saecken dat iemandt in desen voorschr. bosch veert mit wagen, als hij houdt soo roept hij; als hij lijedt (laadt) soo biddt hij; als hij vaert so fluidt hij. Kan hij dan alsoo seer ge-faeren, dat hij mit zijn vorste peerdt op sijnen hoff kan komen, daer hijn woont, dat die vörster hem nae komen, soo sal dan des geene, derden wagen drijeft, zijne roede achterwarts schieten, en-de daer met sal hij quit sijn op dij tijdt.
3. Maer is het saecken dat hem die försten tachtes volgen konnen, eer hij op sijnen misthoff kan kommen, ende dat hij geladen heeft eenig van drijen keushout, dat is te weten, eycken, neucken oft linden, soo sal der juistes dat ierst peerdt uytspannen en pende fur drij rinsche gulden, sonder eenigh wides segghen desgeenen: drij rijnsche gulden sullen 2 sijn dem heer van Born ende eener der voorschr. försteren
4. Vort is saecken, dat die förster emandt finden houwen keur hout, die niet en vaert mit waghen, den sullen die försteren penden dat wapen oft dat beijl, daer hij met houwt, ende laten hem dat niet losen sij en willent. Vers so magh men tacken van den keushout houwen inde all ander hout van der erden, sonder die drij keur-hout, eycken, böecken ende linde vorschr.: ende waes het saeck, dat emandt keurhout gehouwen hadde ende blijff daer liggen voerder derden dagh, en enigh mensch van den 14 kirspelen vindet, ende kan het bewijsen, dat het soo langh of is geweest, soo is het verleegen hout ende soo magh eenig mensch van 14 kirspelen het wegvaeren sonder misdoen.
5. Item ist saeck dat emandt in den bosch ten ontijt vaert met wagen ende dat hij wederom op sijnen hoff kommen kan, soo is hij frij, maer finden hem die försteren, soe mogen sij dan dat vooerst peerdt penden, für ein vat even of 5 schillingen, daervan te geven, ende een kers für 3 schillingen ende einen krentwagen fur 15 penningen, ein bössel, soo eenen mensch draegt fur ein alt meurcken; ende dat des daghs niet meer als eens. Die kleyn keuren sijn den fürsteren; ende daer heeft der heer niet aen; en waes het saeck dat emandt eeinigh keushout afsniede mit seegen dat war gestoolen, ende des heeren will, sonder lijff of lidt te neemen.
6. Ende want een heer van Born seydt oft verneempt dat der bosch voorsch. Te seer verfijlt oft schangen geyt, so magh heden bosch doen te vreden leggen met raedt der 14 k.dorpen voorschr. op einen dadh als hij wilt, maer so moet hij dan des nesten sondags dat be-vorens doen gebijeden in de voorschr. 14 k. kercken, dat sij komen op einen gemeinen dagh in de eerst genoemde weeck aen den selven bosch teghen Bergh op den Roorsack. Ende blijff eenigh van den voorschr. kirspeldorpen buyten, ende die wer der Heer van B. ende des boschrecht niet souden gehoorsamen op den genoemden dagh, der in de kercke geboden were, so magh den Heer van B. mit raedt der anderen die daer waeren, soo veur als emandt uyt den kirspel op de voorschr. houtgheding were, wael afsluyten; maer wer daer eenigh ander kirspel van de 14 K. sterck van leuden die mogen hun (een plaats vervanger) wael leenen man van hunnen luyden; en daer mit sullen sij noch bij hunne gerechtigheid blijfen die sij tot den voorschr. bosch hebben. Ende dan sal he niet raede der gemein-den van den 14 K.den voorschreven bosch te vreeden leggen, 5 jaer oft 3 jaer, daer nae dat dit den heer met der gemeinde oorberlijk (oorbaar) dunkt te sijn in alsülcker maeten.
7. Of het saeck were dat emandt binnen den tijden, dat hij te vreeder liyt boscht, het were groen hout oft scaken van den voerschr. drijer keurhout, met waghen, karren oft busselen, den die försteren vinden, eer hij op sijnen hoff quaem als voorschreven is, der sullen die vpprschr. Försteren penden fur den hoogen keus
8. Ende were het saeck dat deser voorschr. bosch te vreeden lagh, en dat dan een heer ban Born emandt hout in den voorschr. bosch geeft, het were luttel oft veel, so moghen ulle de voorschr. gemeinden wederom bosschen als eerst, eer hij ’t vreede gelacht was
9. En were het oock saeck dat emandt siche door of neven den bosch niet kan oft met waghen, ende dat hem iet brak aan sijn getouw, ein rond oft ein tonge oft ein witze, die magh ein ander in den bosch houwen ende legghen dat alde op de stadt, of den bosch te vreeden ligge of niet, sonder eenigh misdoen.
10. Vort were het saeck dat de fürsteren emandt fanden der ge boscht hadde inden voorschr. bosch mit der nacht oft daege op sondag oft op geboden vijerdaghen, den mogen sij borchtochten ofte fangen tot desw Heeren wille van Borne sonder hem lijff of lidt op te nemen.
11. Item ofte emandt die woont in den voorschr. 14 K. hout in den bosch ge-holt hedde en heddet vrij hem op sijn goedt ende draget ofte fuhret uyt den 14 K. ende die fürsteren of emandt der in die 14 K. woont mogen die luyden dan aen brengen ende borchtochten; die dat gedaen hebben sullen aen des Heer sijn verfallen, sonder lijff ofte lid te nemen, tot sijnen wille. Ende desgelijcke ofte een huys van den hout uyt den bosch getimmert were, en magh men niet brecken ende buyten den kirspelen verkopen: ende werd dat eerstwerff aenbrengt sal sijn borchtocht daeraef hebben ofte die fürstes het gedaen hedden.
12. Ende were het saeck dat iemand boschde in verschr. Bosch; der niet en woont in eenig van den vorschr. 14 K. het were mit waghen of sonder waghen, en dat dien emandt vonde, der woonde in den 14 K, die moght en penden fur den hochsten keus, gelijck offem die försten gepandt hedden.
13. Wanneer een heer van B. eenig hout weggeeft, soo ist dergeene dem dat hout gegeven is, als hij het afhoudt, schuldig den firsteren van sijnen hout eener alder groot.
14. En were het oock saeck, dat emandt van den försteren borchtocht were, ende seggen wolde, hij en weie niet terecht geborchtocht, soo sal der Heer v. B. tot sijnen genoegde, dan een houdtgeding doen maecken, wie dat voorschreven is, en wat dan die 14 K hem wisen naeder kunden vander fursteren ofte goede luyden, dat magh he nemen.
15. En were het saeck dat emandt gewisen wordt op des hoffs hoge keus, het were man ofte wijff, ende stelde den keus niet os, so sal en mag des Heer v. B. dee fúrste senden in die kirspel daer hij woont, en doen desen menscher geseggen, dat sy hem senden te Born voir sijnen keus; ende doen sij des niet, soo sullen sij allen van desen kirspel der gemeinden met sijnen toebehoren quit sijn, so verre hij hem krijgen konnen; Ende als hij hem te Born heeft, soo magh hij hem doen halden ter tijdt toe, dat hij die keiiren oft keus betaelt, wo wij dat gelegen is.
16. Ende wilt ein Heer v. B. nader bescheidt zien oft horen van den vorschr. 14 K. so sullen sij dit bewisen met hun bosschen en houwen, drijven ende vlieten ende waren tot des voorschr. gemeinde uyt ende in, soals sij dat für menigen jaren her gebracht hebben, ende mit hunne gemeine veestraeten, die uyt elcken kirspelen komen op de voorschr. gemeinde; ende dat sijn hon segelen ende brief, die vangantzen werde sullen sijn totten ewigen daghe toe, gelijck die hier to gehalden en gegeven sint.
17. Item die forsteren sullen alle sondaghs te Born ter misse komen en als de misse uyt is, oock mit op der borch gaen, en dan sal men hun die sop geven, ende sullen bij hunnen eydt, den sij gedaen hebben, de rechte waerheyd segge van de Heer van die keuren ende brücken, die binnen der vorschr. Weeke verschenen ende gefallen sijn; ende dan is den Heer elicten foistie allejaers eenen grauwen winter tabbers schüldig
Item in den jaer ons heeren 1486 werd gans verdraeghen, dat alle degheene, die in den 14 K. woonen ende opgaende bruggen heben dat die voortaen op den voorschr. bosch geen recht hebben, want sij für hun selven herlichheydt hebben, en willen, men sall bij boschtochten off sij daerop doen bossche houwen. Eenig halffner, die in de 14 K. wonen, ende ende mede nabueren geen gebuurschap halden en willen, sal afgestoten worden tot des tijdt toe, dat sij geme.. met den nabeuren bijft ende leydt te lijden. Doen men sal sij borchtochten.
Al deese puncten staen tot erkentenis des te weten van ider kirspel twee
Vredes stont:
Item dat vorss. is gecollatisneert myllen ich vonden hebbe int ampt van Born, op .. in juny genaemd hoymaent Anno XVCXXX
Het schijnt dat in 1351 reeds een gedeelte van het-Graet-in-heide was herschapen. De stadt Sittard had in dit geen bepaald gedeelt maar slechts een oveverdeelt. De definitieve scheiding tusschen de op dit eigen rechthebbende gemeente had eerst plaats in 1819, van een besluit der permanent dequitatie van dat jaar.
De pastoor van Beek, Nicolaus Prenetius, lid van De Duitse Orde, vertelde 26 febr. 1642 aan Jacob Kritsraedt S.J., dat hij gewoon was alle zondagen na de mis een gebed te spreken “voor de rust der ziel van koning Sanderbout en diens huisvrouw Sophia”. Als hij bij ongeluk dit vergeten had, werd hij door de koster gemaand en ook het volk begon te morren.
1566 Aug. Mussckel Chr: Sittard Maasg. 1897 pag.75
Im.J 1566 ist noch ein dergleiche Holzgeding gewesen, wozu Johann von Harff Amtmann zu Born die Dorfer Beeck, Opgeleen, Elsloo enz. eingeladen, und an ihre Schultheisen geschrieben, wie von aelte zeiten hergebracht, sich auf den sogenanten Reursack, Berg gegenüber, in die Graitzheide zu versammelen
1609 Item aus einem Alten Gedings-Protocoll vom 9 October 1609 geht hervor: dasz aus jedem kirspel Holzgedings Männer angestelt gewe sen, zu dem Endzwecke, dasz der Busch nicht vergänglich werdeen mögte.
Als derselbe endlich aber durch zeit vergangen und zur Heide geworden war, sind die Autheide eines jeden Dorfs mittels Ausstechung von Graben, begrenzet worden, um ihr Viehe in diesen Gemarkungen halten zu müssen. Beij neberschreitungen aber wurde das Viehe gepfändet.
Gemäsz glaubwürdige Nachrichten hatte der Unteramtmann von Drimborn einen Falkenberger, der diese Grenz Zeichen zerstoert hatt, gefänglich nach Sittard bringen und alda lange Zeit sutzen lassen. Woher die alte annoch stalhabende Gerechtigkeiten zu merken sind, bei uberschreitung der Grenzzeichen der viehes von anderen Gemeinten.
1642 War noch alles Heide bis an der Sittarder Vorstadt. Stäck en bijvanck der Heerligheit Sittard.
26 fbr. Op de pastorie te Beek, bij den pastoor Nikolaas Prenetius, lid der D.O. verkerende, werd hem door dezen verteld dat hij gewoon was alle zondagen na de preek te bidden voor de rust der zielen van koning Sanderbout en diens huisvrouw Sophia.
1660 Genachtingen 22 juni Sijnde alsnoch in deliberatie
1. hetgeen nu onlangs in de Graetheide is gepasseerd, met het slaan, stooten, kwetsen en andere soules nu andermaal bij de ingezetenen van Stein gepleegd aan de ingezetenen van Beek, schrijven Scholtis van Born.
2. door burgemeesters geklaagd, dat verscheidene ingezetenen meer koeien en varkens hebben, dan zij met den herder meegeven en zoo den herder te kort doen. Is goed gevonden aan alle ingezetenen te ordonneren, dat ze hun vee mee moeten laten gaan, en zoo niet, toch het loon betalen moeten
1685 21 sept. Missive van Willem van Gent over de klachten van de ingezetenen van Beek, dat zij door die van de heerlijkheid Stein werden belet in het heihouwen op de Graetheide en voor den heer Bentinck ambtman van Millen en Born en de heimannen (n.l twee gedeporteerde der 14 dorpen), indivise gerechtigd tot het gebruik der Graetheide, breukachtig waren verklaard omdat zij zich in hun bezit hadden trachten te behouden en zulks ondanks het gebruik der heide sinds eenige honderden jaren, door zekeren koning Sanderbout aan die 14 dorpen geschonken, naast aan deze heide gelegen, volgens akte berustend op de secretarie van Born, gesteld in handen van de Ged.: tot de zaken enz.
1771 aug. Beschikking op een request van Henricus Stas gep. Luitenant van het corps Mineurs en Sapeurs, om 40 bunder in altoosdurende erfpacht te mogen hebben.
1773 omtrent Sinter Meys (St.Remigius) zijn te Beek zegge de bank Beek, op de Graetheide 6 personen opgehangen en een de vilder van Beek, levend geradbraakt onder schout Pelt. Volgens aantekining waren de bezitters der Graetheide met dat ophangen en galg plaatsen niet erg in hun schik, daar zij protesteerden tegen den scholtis Pelt. Dit heeft niet vel geholpen, want in hetzelfde jaar teekent onze schepen aan, dat onder Scholtis Limpens weer zes personen aldaar gevonnist werden.
8 maart
1. gelezen dat H.Stas de 40 bunder afgemeten heeft gekregen door de landmeter Wilmar.
2. dat zij ook gelezen hebben, dat de rest der heide tot een gemeen pascuagie voor de banck Beeck hadden doen afpalen, zoodat zij eerstdaags publiek verpacht kunnen worden
3. over drei gemeenten tegen H. Stas
4. En wijders .. dat de 280 bunders uit de heyde aan Beeck toebedeelt binnen palen en limieten worden gelegd.
5. geen toestemming om tot delging der onkosten eenige bunders definitief te verkoopen.
6. keuren ook nog goed den 27 februari en 12 juni 1778 uitgegeven 90 bunder en 13 gr.roeden
7. zorgen dat elk verzet tegegegaan wordt, de bank aansprakelijk
Buitengewone vergadering van de gemeenteraad op 3 april 1823
– Tengevolge deliberatie van de gemeenteraad van 31 okt.1822 en de van 31 okt.1822 en de daarop gevolgde approbatie van de Edele Hoog Edelachtbare Heren gedeputeerde Staten dezer Provincie van 4 dec. 1822, strekkende tot de verdeling van de Graetheide, daarop gevolgde approbatie van de Edele Hoog Edelachtbare Heren gedeputeerde Staten dezer Provincie van 4 dec. 1822, strekkende tot de verdeling van de Graetheide, is den gemeenteraad buitengewoon vergadert op heden ten einde deze verdeeling werksellig te maeken, en heeft goedgevonden om alle twist tusschen de zeven gehugten der gemeente te voorkomen.
van de Graetheide in zeven loten te stellen
1. dat voor ieder gehucht der gemeente een lid van het bestuur een loot of nummer zal trekken
2. dat no.1 beginnen zal naast het Rood huis en zo vervolgens tot
No. 7
3. dat aan ieder gehugt zijn gedeelte, volgens de dees inzicht bevindende huisgezinnen bij een zal afgemeten worden
4. dat de Heer Scheepen en landmeter Vre:en belast zal wezen met den spoedigsten verdeling der heijde
5. dat de wegen nodig tot den landbouw, door de heide zullen getrokken worden,door gemelde heer Vreën
Aldus overgegaan zijnde tot de loting. Zo is aan Beek gevallen nr. 7 aan Neerbeek nr. 4
1779 En in 1779 den 14 Januari zekere Leentjes, maar dit keer op den graaf van het Steynderbosch. (Maasg. 1904 p.31)
1781 3 Juli A.Wilmar verklaart gemeten te hebben van Sr.Willem Smeysters tot Beek in de Graetheide op desselve perceel Erfpagt van 20 bunder de nieuwelijks ter culture gebragt Heyde en bevonden dat denselven in deesen jaare heeft geschooren ofte nog staat te scheeren boven behalve het in voorige Jaaren opgegevene van drie bounders sess groot en tien cleene roeden.
20 Nov. klaagt Henri Stass, dat in de maand April door de schapen is geweid ½ morgen. In Mei idem ½ morgen koren , 1 morgen aardappelen, ± 3 morgen haver, Aanvang oogst 30 kl. roeden koren afgemaaid en weggevoerd. Schade aan boomen – wegnemen egge – een ploeg in een boom hangen en re… zoutes versteken – verwijst naar resolutie 18 Maart 1779 (beschermen)
1785 1ste Rekening o.a.:
c. II P.G.Smeysters 20 bunder – gebroken 4 bunder 8 gr. En 14 kl.roede à 12 gld. ligt per bunder
Perc. III gepacht door Lt.stass overgedragen aan P.G.Smeysters 20 bunder, gebr. 1 bunder, r morgen, 15 kl r. ã 13 gld 10 st. ligt
Perc. VIII Pieter Claassen v. Neerbeek 9 bunder 13 gr.roeden à 13 gld. 15 st. ligt mits gebroken
2 sept. Rapport Bankcommissariën – door die van Elsloo en Krawinkel, door hyunne ordquiseringen het terrein van Beek beperkt, verder over vergoedingen aan de bank commies
1786 18 febr.antwoord: dat alle zich in Beek nog bevindende onverpachte heilanden, waaromtrent ongeveer 4 jaar geleden is voorgesteld de rest huisgewijze te verdeelen. Verder een grensbeleiding , waarbij de heide allee nog onzeker is. Tusschen de in cultuur gebrachte heide door die van Geleen, en het reeds door H.H.M.M. verpachte en nog te verpachten of nte verdeelen gedeelte, verder de gewone limieten, TomEykerweg, Boekestok, Boschweg, Weberig enz. tot aan het kruis van Nicolaas van diest (onder beek) half en half door een klein steegje, tot op het veld waar de Rij. Met hoeken en winkels door meer als 100 perceelen dwars over den Hulterenweg tot aan Hesselsweg loopt. Het Hesselwegje vormt tot op de helft ongeveer de grens, alwwar de limiet tusschen verscheidene stukken land doorgaat tot op het paadje, dat nu tot waterhaling in Spaubeek gebruikt wordt, en dat vroeger een loedgraaf zou geweest zijn, alwelk paadje loopt door de weide van Andries Stassen tot op de gemeenstraat. Volgens het zeggen der ouderlingen liep de grens vroeger recht door den schoorsteen van genoemd huis. Verder ter rechterhand weer door verscheiden akkerlanden tot op den vloedgraaf, alwaar ie de Valkenbergerweg toucheert, leidende de Bies en Gr.Genhout
Stellen voor van ’t huis van Diest tot hier een landmeter een kaart te laten maken
1787 19 Mrt. Resolutie Staten Generaal – refert missive A.L.Pelerine W.D.Vignon Lt.Voogd Lt.Dross.- de gewezen Lt.voogd Brull en Lt. Dr. Vignon in 1775 op last van H.H.Meynde met den raadsheer Luitgens van weegens het gouvermendt Brussel, de geheimraad Knap weegens zijne Keurvorstel: Doorlugtigheid van de Paltz over de verdeeling der Graatheide, binnen de stad Sittard vergaderd hadden. Op 2 April 1777 rapport gedaan- verzoeken hun vocatiegeld: voor eerst te houg gevonden (voor landmeter Wilmar ontvangen 900 gld Hollands) aan de twee anderen elk 400 gld. Te betalen door de Bank Beek – indien niet genoeg opnemen à 3 %
1791 7 Dec. Resolutie en Staten Generaal, dat voorstaand schrijven zal gezonden worden aan de Bank Beek als informatie op hun schrijven van 8 July laatst leden, met verzoek als de schapen niet dadelijk mochten vrij gegeven worden.
22 dec. brief aan Gerecht Geleen, of zij zich willen houden aan de brief van gezand Hop te Brussel
1792 13 Febr. Uitvoerig rapport over deze questie aan de Raad van State. Verder dat Beek bijna afgesloten is door de ontginningen van Elsloo, Steyn van het nog toekomende gedeelte, dat Geleen al veel te ver is
– dat de schapen gearresteerd zijn op een gedeelte noodzakelijk voor Beek om het nog mankeerende uit de indivise Heinz te kunnen ontvangen, – Geleen in 1775 maar niets gevraagd uit dat gedeelte, wel bewust dat ze hun quantum reeds hadden en daarom de onderhandelingen van hun zijde op de lange baan ge schoven.
Beek daar altijd geweid en die van Geleen daar geweid zonder door die van Beek gehinderd te zijn.
1795 30 Prairial
Antwoord op een request van de ingezeten en kleine geerfdens van Beek, aan de administratie van ‘t arrondissement der Stad Maastricht:
dat verscheiden inwoners, zonder tegenstand der gemeente, eenige stukken hadden bebouwd, dat zij in 1772 onder de gehuchten van Beek werd verdeeld, waartegen ’s lands officieren interdictie heb- ben gedaan; wordt aangemerkt, dat bij occatie van een different over de souvereiniteit der Gr.Heide, door den keurvorst van den Paltz.
Antwoord op een request van de ingezetenen en kleine geërfdens van Beek aan de administratie van ’t Arrondissement der Stad Maastricht, dat verscheidene inwoners, zonder tegenstand der gemeente eenige stukken hadden bebouwd, dat zij in 1772 onder de gehuchten van Beek werd verdeeld, waartegen ’s Lands officieren interdictie hebben ge-daan; wordt aangemerkt, dat bij occasie van een different over de souvereiniteit der Gr.Heide, door den keurvorst van der Paltz als Hertog van Gulik priva-telijk geprotesteerd wordende, alreeds in 1768 door Lt.H officieren aan de Staten was voorgesteld de Heide te verdeelen waarop 14 omliggende dor-pen recht van pascuasie hadden – waartoe van wegens den keurvorst van den Paltz alreeds aanzoeken waren gedaan – Hangende deze kwestie werd door Lt.voogd Brull en Lt.Drossaert Farjans 24 Juny 1769 H.H.M.M. voorgedragen, dat al-reeds door eenige ingezetenen van Beek percelen waren gecultiveerd in navolging van andere dorpen, dit werd oogluikend toegelaten zoolang er geen klachten kwamen, doch nadat verscheidene ingezete-nen van Beek hadden begonnen afteekeningen en zoogenaamde verdeelingen eigener gezag te maken, werd zulks als strijdig met gezag en de goede orde, verboden in 1772.
Inmiddels bleven de onderhandelingen om tot de verdeling van de Graet- heide te raken, van tijd tot tijd uitgesteld totdat eindelijk de conferentie te dier einde in de maand juni 1775 te Sittard plaats had, doch dezelfde be-paalde zich alleen tot een bloote constatering der Limieten en de wijze hoe de verdeeling zou geschieden bleef onbeslist.
Wanneer eindelijk H.H.M.M. bij resolutie van 27 Februari en 12 Juni 1778 verklaarden, dat om eens een einde aan de zoolang beraamde verdeeling te maken de Lt. Hoofdofficieren werden geoutboriseerd om provisioneel voor de Bank Beek te doen afstreken en quantiteit van 280 bunder en voor die van Elsloo van 140 bd, waarvan een convenabel getal uit de gelegend-ste percelen in een altoosdurende erf-pacht zal uitgegeven worden, bene-vens zoodanige perceelen, welke bereids door particulieren zonder permis-sie zijn gecultiveerd voe-gende H.H.M.M. daarbij dat in de conditiën van uitgiften of verpag-ting zal moeten worden bepaald, dat na een zesjarige vrijdom, aan ’s Lands domeinen de novale tiendens zullen moeten worden betaald en dat wijdens van ieder bunder tot culture gebracht aan ’s Lands domeinen zal moeten betaald worden, een recognitie chijns van 50 stuiv. Holl. En verdere conditiën bij voors. Resolutie vervat.
Ingevolge van bovengem. autorisatie zijn op den 11e December van 1778 voor den gerechte van de Hoofdbank Beek verpacht, publiek en aan de meestbiedende onder approbatie van H.H.M.M. in een altoos-durende erf-pacht uitgegeven geworden 99 bunder, 18 gr.roede. Deze uitgeving is openlijk, voor den geregte aan den meestbiedende na voorafgegane af-kondiging geschied, en dus vervalt het tweede bezwaar, t.w. “dat van deze heyde een uitgevinge is gedaan agter den rugge en buyten weet der min-dergeërfdens”. En als zij willen voor-geven, of zich bezwaard voelen, dat zij minder geërfden, benevens anderen niet ter vergadering opgeroepen waren, om de beraadslagingen bij te wonen, zoo dient opgemerkt, dat in alle regeeringsvor-men, waar een volks representaties plaats heeft, deze representatie zich niet verder uitstrekt als tot degene, welke uit hoofde der wetten daartoe aangewezen zijn, en het is altijd geweest, dat niemand op een bankvergadering kon verschijnen of hij moest 15 bunders land bezit-ten. “Het genot van voors. was van groot nut voor de arme ingezetenen”.
Men zal alhier in geen onderzoek treeden omtrent het voor- of nadeel van de algemeene pascuagiën in het generaal, en of dezelfde niet meer con-tribueeren tot uitdooving van industrie, door een kleingenot, welke zij ver-schaffen, dan wel van nut zijn. Het is waar, dat de minstgegoede ingezete-nen, van die gehuchten, welke kort bij de heide gelegen zijn, op dezelve een of twee koebeestjes des zomers konden onderhouden en zich verge-noegden daarmede te leven, zonder door eenige andere middelen, van handwerk of anderszins, zich een beter bestaan te verschaffen, doch als zij dan ’s winters het voeder voor die beesten bezwaarlijk konden aanschaf-fen, waardoor veeltijds aanleiding tot ongeregeldheden werd gegeven, en om deze reden het gebruik der gemeenen pascuagie bij vele wordt afge-keurd.
4. sept. “dat aan diegene, welke van deze Heyde vruchtbaar akkerland gemaakt hadden, den onbetwistbaren eigendom van hun goed door de paghtenden heide ontnomen is”.
Waaromtrent wij moeten aanmerken, dat alle deze particuliere bezittin-gen, ongeoorloofd waren en daarom ook met grond zijn tegengegaan, zo-als o.a. in 1772, daar een particulier geen recht heeft zich van een onver-deeld en gemeenschappelijk bezit meester te ma-ken; die zulks doet be-nadeelt zijn deelgenooten. Een zoodanig be-komen bezit zal nooit voor een wettig eigendom kunnen aangemerkt worden.
5. De minder geërfden hebben moeten gedogen de uitgeving van 90 bun-ders aan den gepens. Lt. Stas wordt aangemerkt, dat die uitgeving is ge-schied ingevolge speciale resolutie van H.H.M.M. ad 10 gld. per bunder, en dat indien het al een faveur mag geweest zijn, voor gen. Lt.Stas, dat de 40 bunder niet publiek zijn verpacht geworden, zoo is het in alle landen van alle tijden gebruikelijk geweest, dat degene die het opperst gezag voeren om particuliere redenen zoodanige faveur doen.
6. In de naburige plaatsen door de resp. souveramen geen belasting van der voet of anderen, is gevorderd geworden, en dat de cijns welke H.H.M.M. hadden gereserveerd op een onwaarachtig bericht is opgelegd geworden.
Wij kunnen niets positiefs omtrent de belasting, op de gecultiveerde Heilanden binnen andere districten verzekeren, of de derde voet aldaar gevorderd wordt, alleen weten zij, dat de keurvorst, van den Paltz uit de Graadheyde voor zich heeft, die zoogenaamde Vrijbosch, bij Born gelegen, zooals het Groot en Klein Rooth naar de zijde Guttecoven gelegen, en dat het aandeel van Stein, de heerlijkheid voor zich privatelijk behouden zoo- genaamde Spellecamp.
En wat den cijns betreft, welke door H.H.M.M. op de gecultiveerde per-ceelen onder Beek is gelegd geworden, is dezelve bij resolutie van 27 Febr. 1778 geordonneerd geworden, zonder dat wij weten op wiens particulier bericht, deze bijzondere finatieele en domanieële schikking is geschied. Het eenigst dat wij kunnen vermoeden, dat een bericht van den overleden Lt. Googd Brull von den 13e Mei 1775 daartoe aanleiding zou kunnen gegeven hebben.
In het algemeen voelen de requestranten zich verongelijkt, dat bij de verpachting de meest geerfde het grootste voordeel trekken, waarop wij meenen te kunnen aanmerken, dat zoo de meest geerfdens,door de ver-lichting in den ordenariën schat, bij middel den verpachte Heilanden, meer profiteren als de mindergeerfden, zulks op billijkheid is gegrond.
Vermits de Bank Beek, wel een derde hoogere schat per bunder als andere dorpen betaalt uit aanmerking van deze heide, en het is een natuurlijk gevolg, dat degeene het meest in de lasten draagt ook het meest moet verlicht worden, hoezeer dezelfde proportie van verlichting tusschen de meerder- en minder geërfden altoos blijft subsisteeren.
Wij probeeren ons bij deeze aanmerkingen, om niet al te uitvoerig te worden. Wij kunnen niet nalaten, daarbij nog aan te merken, dat al het-geen betrekkelijk de Graetheide, door ons is gedaan wettiglijk en te gelijk met goede inzichten is geschied, steunende op het goedvinden der be-stuurders van het Gemeenebest; waaronder wij hebben gehoord; zij kun-nen, het is mogelijk hebben gedwaald (enz.)
Niettemin vinden wij ons verplicht de administratice voor te dragen een middel om de requestranten in derzelver bezwaren tegemoet te komen; met het overig gedeelte der nog onverpagte Heyde, ‘twelk nog vrij aan-zienlijk is, onder de meest vermogende ingezetenen te verdeelen, onder een modique jaarlijksche retributie aan de bank, nadat die perceelen bin-nen een getal van zes jaren nader te bepalen tot culture zullen zijn ge-bracht. Dit project zoude alreeds werkstellig zijn gemaakt indien de laatste afgeloopen jaren hadden gepaard geweest met die rust en trauquiliteit, welke tot verrichtingen en uitvoeringen van dien aard vereisch worden.
1846 Gedep.Staten maken bezwaar tegen de regeling, dat vòòr 1812 in cultuur gebrachte gronden eigendom der ontginner zouden zijn; want in een plaatselijk reglement van 1784 staat art.14 (voornoemd)
1862 eindelijk definitief met de gemeente geregeld – de percelen op naam – en ook de grondbelasting betalen
Groeneweg
– wegkruis kruising Geverikerstraat, dat blijkens de inscriptie in het fun-dament in 1877 werd opgericht
Groote Hoef van Oensel:

Gewandeweg 1: in 1381 als groot leen van Valkenburg verheven door heer Johan van Buren, groot in akkerlanden 30 bunder en in weiden, beemden en bosschen omtrent 10 bunder.
1443 In 1443 werd ze als Grootleen van Valkenburg verheven door Steven van Lieck den alden, overmitz mannen Arnolt van Berghem ende Johan van Mersen.
1528 als grootleen van Valkenburg verheven door Willem Penthers
1537 als groot leen van Valkenburg verheven door: Gerard Penthers, zoo voor zich als voor zijne consoorten Jan Berliers en Hendrik Loesen
1553 als groot van Valkenburg verheven door: Gerard Penthiers den Jongen en daarna door Joanna Penthiers
1570 6 april verheven door Jr. Willem Penthier na dood zijns vaders Gerard Penthiers. En daarn door heer Claudius van Withem heer van Ruysbroeck, die dit leen had aangekocht.
1597 5 aug. verheven door Peter van den Houve voor vrouwe Margaretha van Robles wed. van heer Claudius van Withem
1600 10 dec. verheven door Alexander markgraaf de Malespina
1619 15 febr. verheven door Maximiliaan van den Houve als voorganger van vrouwe Francoise de Gaveren
1630 10 okt. verheven door Willem van den Houve als voorganger en na dood van vrouwe Francoise van Gaveren door Jan Arets in naam des hee-ren Markgrave Albert Francis de Trasignies
1699 Albert de Tres… vicomte de Bilsteyn, proostvooght van Nivelle, verkoopt aan Johan Lamb. Meusens g/m Simone Maastricht en Petrus Banens g/m Maria Wouters ieder voor de helft den groten Hoef van Oensel 88 bd waarvan ± bd leengoed (pachter was L. Boshouwers) ad 65 pattacons per bd.
1724 11 mrt. als Staatsch leenhof verheven door Frans Banens-Dautzenberg als opvolger van den peymeester Meussen te Maastricht. Deze kocht “de Heufke” onder Klimmen, een Retersbeekhof in 1742. Hij woonde te Oen-sel, in een daeling dezer familie vinden we 7 kinderen vermeld: Peter Banents, Maria Roemen, advocaat en oud-burgemeeste van Maastricht, Maria Anna (Corten), Theodoor Jan, Philippina, Franciscus en Servaas (1767). Franciscus Joseph was kanunnik bij coll. der Staten Generaal. Josef Theodoor, kanuunik van O.L.Vrouw, die 2400 gld leende op zijn kindsdeel, en voor den jongsten, Servatius, lt. in het Reg.Dragonders van St.Ignon werd door de familie toestemming gevraagd 10.000 gld te mo-gen aanwenden om een officiersplaats te koopen in ge-noemd regiment. Hij was toen 21 jaar en nog minderjarig (1775).
1733 jaartal op gevelsteen met I.H.S.
1751 Frans Banens-Dautzenberg moet van 6 bunder uit den hof jaarlijks een deel van de 32 rijksdaalders beschikbaar stellen voor de gez. Judith en Petronella Banens
1767 21 aug. verheven door Servaas Banens, luitenant in het regiment van Arberg in keizerlijken dienst.
1780 13 aug. verheven door Frans Lothar Corten in huwelijk met Marie Anna Banens, die dit goed ten deele erfde en ten deele kocht van de erfgena-men van Isabella Neeven, geboren Meussen. Later kwam het landgoed door erfenis in bezit van Frans Theod. Corten, in leven kantonrechter te Meerssen, later Sittard en burgemeester van Beek van 1819-1830. Vervolgens werd eigenaar de familie Corten te Maastricht. Het huis werd landelijk des zomers bewoond door den heer Louis Roërsch. professor aan de hoogeschool te Luik. Langen tijd werden de gebouwen nu niet meer de eigenaars bewoond, ook ’s zomers niet.
na moderne inrichting werd wat er nog van over was verkocht. De lande-rijen kwamen aan particulieren en de hof aan den heer Jos Duizings.
Ze bestaat uit twee haaks op elkaar staande vleugels, opgetrokken uit baksteen met mergel speklagen; deze oorspronkelijk architectuur uit de 17e eeuw is nog gaaf aanwezig in de door een gebogen fronton bekroonde eindgevel van de woonvleugel, doch verder zijn er vernieuwingen uitge-voerd in baksteen; in de achtergevel zitten enige oorspronkelijke hardste-nen kruiskozijnen onder ontlastingbogen, waarboven tweelichtvensters met houten kozijnen. In de voorgevel een rechthoekige ingang in hard-steen met op de bovendorpel IHS 1733; rechts hiervan twee paar gelijk-tijdige vensters in gekoppelde rechthoekige omlijstingen van hardsteen, ten dele samengesteld uit fragmenten van oorspronkelijke kruiskozijnen;