Gebouwen en Panden 2

1560      verheven door heer Conraad van Binsvelt, de oudste zoon uit het huwelijk van Werner van Binsveld en diens eerste echtg. Agnes van Nessel­rode. Hij was ook heer te Wilre. 

 1601     31 oct. Verheven door Paulus Stallenborch in naam van heer Jan van Binsvelt, terwijl de oude hof rond 1600 werd gesloopt en in de loop van die 17e eeuw weer herbouwd 

 1627     8 juni verheven  door Otto Crop, scholtis te Wilre, in naam van heer Bertram van Binsvelt, oudste zoon van douarière van Binsvelt, na diens dood 

 1628     27 oct. door Jan van Binsvelt, broeder van den voorschr. Bertram en na diens dood 

 1632     24 april door jr. Adolph van Binsvelt, heer tot Binsvelt en na diens dood 

 1638     5 juli door Christiaan Widdershoven, in naam van heer Willem van Binsvelt 

 1645     Willem v. B. domheer te Hildesheim huwde in 1645 met Catharina van Wach­tendonk. Hij belastte in hetzelfde jaar zijn hoeve te Beek met 3500 gld. In de leggers (kadaster) kwam een aanzienlijke erfpacht voor onder den naam van Voerendaalsche Kerkepacht, 8 vat rogge per  bunder, bij-horende aan den hof Binsveld en werd geheven van percelen land hoofd-zakelijk gelegen op den Sinsberg in het Hommelsdaal en in het Bosserveld  

 1653     9 dec. verheven door Jr. Arnold van Wachtendonck tot Wilre, na dood des heeren van Binsvelt 

 1671     tot 1682 pachter Jan Keulen Staatsch leenhof 

 1694     27 april verheven door Hendrik Stas van Valkenburg  

 1741     4 mrt. verheven door Hendrik van der Maesen voor Hendrik Diony­sius Stas, oud 14 jr. 

 1860     Een gedeelte der onroerende goederen ging door erfenis over aan de familie Colleé, die daarvan een perceel verkocht, waarop thans het klooster der Car­melitessen is gebouwd.

             Van de ergenamen van wijlen raadsheer Godfried Stas, die in 1876 overleed, was de laatste Mej. Therese Stas, die overleed in 1901. Het landhuis met plantsoen en weide werd toen door aankoop eigendom van dokter Jos.Beckers. Deze heeft de oude pachterswoning ingericht tot museum van oudheden, hoofdzake­lijk onder zijn leiding opgegraven en verzameld, dat zich mag ver­heugen in de belangstelling van binnen- en buitenlandsche archeolo­gen en oud-heidkundigen. Op het oude kerkhof (kerkplein) tegen het zuider­gedeelte van het koor stonden vroeger twee grafsteneenen der fam. Stas. Nu rusten ze onder den vloer van de nieuwe kerk. In 1990 werden ze daar weer onder vandaal gehaald en in de kerk zelf in de zuidelijke dwarsbeuk ingelegd  

  1985    opgravingen: in de zomers van 1978 en 1979 uitgevoerd door leden van de archeolo­gische werkgroep van de Heemkunde-Vereniging Beek, op verzoek van de werkgroep Historie van H.V.B. die toen bezig was met de gegevens te verzamelen over de vroegere hofsteden in de omgeving van de kom Beek. De opgravingen zijn op amateuristische wijze uitgevoerd zonder des­kundige leiding. Hierop is toen wel een beroep gedaan, doch wegens tijdgebrek hebben de benaderde deskundigen het toen echter moeten laten afweten. Het verheugt ons evenwel, dat de gevonden fun-deringen en profielen, op een voortreffelijke wijze door onze bouwkundig tekenaar Th.v.Winkel, op tekeningen zijn vastgelegd. Eveneens is uitge-breid fotomateriaal aanwezig. Verder een aanzie­neijke collectie scherven van middeleeuws aardewerk en steengoed, waaronder een ± 35 cm hoge, vrijwel gave kan uit Pingsdorf-aarde­werk. Het vroegst te dateren is Mero-vingisch. Er was veel puin, be­staande uit mergelblokken en dakleien waaronder een cirkelvormig leitje met tekst, waarvan een omschrijving in de Nuutsbaker is opge­nomen. (zie verder Bourgognestraat 35) 

             Nog te zien zijn sporen van een omwalling, ringmuur van het               oude kasteel.

 Cortenpad 

      genoemd naar G.F.R.Corten (1833-1917) landbouwhervormer en wandelle­raar  

Crawinkelweg 

Gelegen tussen de Neerbeekerveeweg en de autosnelweg E-39. In 1970 werd ze aan het verkeer onttrokken 

Daalstraat 

            aansluitend op de Kapelstraat: 

      – pand waarin tot de oprichting van de melkfabriek aan de Hoolstraat in 1918 de fótsj was, een van de verschillende kleinere meklfabriek­jes van Beek. Het werd daarna opgekocht door Jan Dirx (g.m. Net Cou­mans) die het verbouwde tot woonhuis (bk.Gev.nr 91) 

      – nr.4 woning met winkeltje (bk.Gev.nr.93) van Jantje Marchal (g.m. Maria Dirix), later opgevolgd door kantonnier Sjo Coumans (g.m. Lies Bec­kers en later met Net Marchal). Daaraan vast de woning van mijn­werker Hub Speet­jens (g.m. Trina van Hoeb Peters). En erachter woonde nog de fam.Speetjens, waarvan de huisvrouw een Pruisin was, in de volks­mond Bet van de Soere (Souren) genoemd. Zij vente met pe­troleum langs de huizen in de omgeving. Dit complex moet zijn bedoeld dat van Agt en Marres beschrijft als: boerenwoning van baksteen en mergel­hoekblokken en hardstenen vensteromlijstingen en mergelgevelsteen anno 1780. Door ingrijpende verbouwingen en gevelbepleistering is dit niet te verifiëren.  

      Aansluitend staande woning van landbouwer Joseph Swelsen (g.m. Maria Hubertina Alofs). Het pand werd in de volksmond “aan de bre­vebös” ge-noemd, omdat er een brievenbus van de posterijen tegen hing (bk.Gev. nr.94). Eer­tijds moet er ook café in gehouden zijn. 

1916      Dan volgt de boerderij uit 1916 van metselaars Hub Alofs (g.m. Maria Moors). Aan de straatkant heeft het een hoge topge­vel (bk.Gev.nr.96). Nadien woonde er Cor Aspers (g.m. Noen Alofs), die een kippen­fokkerij ex­ploiteerde. Aan de westkant gestaan hebbend huisje (bk.Gev.nr.97) van Hub Swelsen (g.m.Beth Jennekens), dat in 1957 werd gesloopt.  

      Terug naar de overkant gelegen hebbend huisje (bk.Gev.nr.98) van schrijnewerker Sjang Ritzen (g.m.Maria Hermans), later bewoond ge­weest door Jan Scheer. Het werd in 1937 gesloopt voor nieuwbouw.  

      Weer aan de westkant staand laag boerderijtje (bk.Gev.nr.99) van big- genhandelaar Sjang Schols (g.m. Hoebertien Raeven) 

1932      Daarnaast de in 1932 gebouwde woning van stuca­door Hoebaer Maas­sen (g.m. B­ertha Kno­ren), die later melkventer werd.  

      Aansluitend het voormalig cafépand (bk.Gev.nr.102) met beugelbaan van schoenmaker Laurens Kusters (g.m. Maria Huveneers). Het was tevens de thuisbasis van de postduivenvereniging Geverik-Beek L’avenir en de in 1923 opgerichte duivenclub De Zwaluw.

              Het aan de oostzijde dan liggend weiland droeg de naam

              Lebberig, met erin een drinkbak          

       Daarop volgde de woning (bk.Gev.nr.104) van metselaar Pie Peters (g. m.Maria Luijten) met aansluitend de woning (bk.Gev.nr.105) van brik­kebakker Bertje Hermans (g.m.Anna Marschal) 

      – nr.7 het door Jan Frusch (g.m.Maria Beckers) bewoonde pand (bk.Gev. nr.109), opgevolgd door Christiaan Baukes (g.m.Anna Geelen)   

      – buren links (bk.Gev.nr.111) zijn achtereenvolgens: de boerderij van Sjaak Frusch (g.m. Beth Pinxt) en die van Lei Erckens (g.m. Johanna Frusch), welke volgens het jaartal in 1913 een face-lift kreeg door ce-ment-bepleistering 

– nr.8 Frusch-Salden met op grote poort een deurklopper met kruis en op de voorgevel een Maria-reliëf, hoog in in de kopgevel een kleine piëta. Verder erbij een Mariagrotje in cement 

Dassenburcht 

Genoemd als blijvende herinnering aan het feit , dat i Beek de das nog, hoewel sporadisch, in Beek werd gesignaleerd 

Den Haertboem:

               Huis en hof groot 200 kl.r. rg. Jan Coumans az hr.                     Landcommandeur, in 1667 verpand door Thijs Coumans

Neer­beek met er tegen­over 1/2  bd. land  

Dorpshuijs:

      1681 Met het ingaan van de nieuwe godsdienstregeling dient de voormalige kapelanie tot Hervormde pastorie, waar­voor de kaplaan huis­huur voor dit “Dorpshuijs” uit de dorpskas ontvangt. Biesmansleen: gelegen te Neerbeek, groot zijnde zes bunder en een morgen, 

Drieherenstraat 

Waarnaar de Parellelweg werd hergedoopt, nadat de gelijknamige weg  werd opgeheven door de bouw en ontwikkeling van Proosdijveld Noord  

Dries Custers-Leen:  

in 1381 is Thullart van Nederbeke man van III boenre lants a/d Hart-boem, overmits Willem v/d Biessen en Hencken van Neder­beecke (Reg. Dobb. 157). Het moet gelegen hebben waar het “op den Dulder, Dulleerd of Dullaert”. Later werd dit “op den Dolder” ge­noemd. 

Eerdshaag: 

Hoek Schimmerterweg staand wegkruis, dat in 1980 na vernieling werd het opgericht. Het oude werd na herstel aan de overkant langs de Schimmerterweg bij de uitmonding van de Kelmonderstraat herplaatst 

Eikgraaf: 

Lopend vanaf de Schimmerterweg – de Putgraaf overstekend – tot aan de Hoolstraat. Op de eindhoek daar hangt rechts tegen een oude eik een houte kruis.  

Elslooerweg:  

              rond 1800 aangelegd op voormalig tracé van een landgraaf, lopend op de gemeentegrens van Elsloo naar Sittard 

 Roodhuis, in 1971 op de stal na gesloopt, ddie toen tot woonhuis werd verbouwd. Erbij verrees restaurant Ruim Zicht, gebouwd boven de ge-welfde kelders van het Roodhuis. 

Erenfriedstraat 

Genoemd naar Erenfried, zoon van Wilhelmus, de eerste voogd van Beek in 1246 

Eurocontrol 

              bij vliegveld 

Eykgraaf:  

genoemd naar de vele eiken die moeten staan. In de middeleeuwen was ze een belangrijke schakel in de weg naar Maastricht 

Fattenberg 

Voorheen Fartenbergh 

1705 Thijs Erkens van Nierbeeck, de welcke als manende momboir van Petien op Fartenbergh 

Fredericusstraat: 

        Genoemd naar pastoor Frederick van Limburg (1261) 

Gasthuissteeg 

Genoemd naar het op de oosthoek Adsteeg gestaan hebbend gasthuis, dat in 1505 een van de weinige panden was, dat  toen de plundering door de Gelderse troepen overleefde, maar in 1775 reeds verdwenen was. Het bestond uit een armenhuis en hospitaal. Daarvan was hospitaal meer een logeerhuis voor doorgaande reizigers als pelgrims, marskramers en ambachtslieden. Toch werd aan hen ook medische verzorging gegeven. Als armenhuis werden er daklozen en behoeftigen verzorgd, soms tot de dood toe. Volgens het Reglement voor de H.Geistmeisters van het jaar 1599 hadden ze sub 2. recht op: “pot, pan, schoetelen, lepelen, 2 ketels, 1 tijnmets, brant tegen de wijnter, warmede die armen ende dat gasthuys opelt sich te wermen”. Verder werden voor de armen sub 3.strobedden beschikbaar. Als hospitaal sub 4 “tzo wilen des avonts visiteren om te sien en weten wat dar waer ende sien ende ommegaet. Daermede menschen met behoof… logieren….. met alle noddruft so veel moegelick sal versien ende sie sterven eerlick ende christelich doen begraven, die anderen op den 4e dach ewech werd so ver sie vremt sien, anders niet, tot dat neste hospitael nae wilchen ort sie dan willen”. Sub 5.: jonge en alden, crancken, lamen off blinde menschen. Thans staat er complex Wouters, voorheen Lemmens, waar eertijds in de linker voorkamer rond 1918 een café gevestigd was, dat bekend stond als kaartcafé. Van 1931 tot 1966 was het opslag voor mengvoeder en meelgraanmaalderij. Op de ander hoek stond tot 1975 het “Huuske van Lieske”, dat toen werd gesloopt. Voordien was het tot 1970 bewoond door haar broer Pieter M.Lemmens en daarvoor vanaf 1927 door leden van de Fam. Gerits Maassen. 

Geverikerstraat: 

      Eertijds een belangrijke doorgaande weg richting Vliekereiken, Ulestraten en Meerssen 

      – laagstamboomgaard waarin achter de windhaag bouwresten van een Romeinse villa zijn gevonden. 

      – Verderop rechts in 1934 door Mathieu Notten (gehuwd met Maria Lem­mens) uit Kelmond gebouwde woning, met aangebouwde timmer­werk­plaats, waarin hij in de oor­logsja­ren ook klompen maakte (bk.nr.4 Gev.) 

      – vlak langs de weg door Hub.Soons voor stucadoor Nicola Huijnen (g.m. Anna Erckens) gelegen pand uit 1913 (bk.nr.6 Gev.). Het werd te­vens be­woond door Daniël de Jong, koetsier op Kasteel Genbroek. Later ook nog door mijnwerker Christiaan Peters (g.m. Maria Hermans). In 1973 werd het pand gesloopt voor nieuwbouw. 

      – pand (westz.bk.nr.7 Gev.) uit 1939 van mijnwerker Jozef Sjeuf Ge­lissen (g.m. Gelis­sen), waartoe waarschijnlijk ook de twee woningen als boerde-rij­com­plex hebben behoord. In het voorste deel van het eerste bouwblok woonde Hoeb van Martinke Gelissen, die nog boerde met een os als trek-dier. Van Hoeb wordt verteld, dat als hem gevraagd werd waar­om het dier bulkte, hij steevast antwoordde: ik ben hem aan ’t trai­nen voor het zang-koor. Hoeb ging werken op het S.B.B. en in zijn vrije tijd was hij een ver-woed duivenmelker. In het achterste deel van de woning van Hoeb Gelis-sen woonde Pie van Thieu Fredrix met zijn moede­r, de wed. Lena Fredrix-Smeets (bk.nr.8 Gev.). Pie was mijn­werker en had als hobby handboog-schieten. 

      Daarnaast (bk.nr.9 Gev.) woonde mijnwerker Sjaak van Martinke Gelis-sen, gehuwd met Berb Dassen uit Stein. 

      Er schuin tegenover (oost bk.Gev.nr.10) ligt de boerderij van Math. Lem­mens (geh.met Anna Boers), later bewoond door zijn zoon Jef, die op de boerderij van Kasteel Genbroek werkte. 

      Verderop weer rechts (west) het pand (bk.nr.11 Gev.) dat bewoond werd door Huubke en Lieske Beugels-Schols, later door Sef Schols, die nieuw-bouw pleegde. 

      Ernaast iets teruggelegen stond tot 1982 een deels uit vakwerk be­staande woning (bk.nrs.13/14 Gev.), welke ondermeer bewoond werd door mijn­werker Thei van Mulken, petroleumventer Hendrik Peters en vis- en ijs-koopman Pietje Veerkamp. 

      Daarop sluit de boerderij (bk.nr.15 Gev.) van Hoeb Schoffeleers (g.m. Dina Mul­kens) aan, die tevens sigarenmaker was en in 1885 medeop­rich­ter van handboogschutterij Willem Tell. De voorgevel werd in de (19)­dertiger jaren gecementeerd, dat afbreuk deed aan de landelijke sfeer.

        Daar schuin tegenover (oost bk.nr.17 Gev.) lag eertijds de smidse    van Jozef Kerckhoffs (g.m. Anneke Moors), die ook een café exploi­teer­de. Tussen smidse en café lag de drekkegelbaan, welke in de win­termaanden