Gebouwen en Panden 1

Gebouwen-en-Panden.jpg - 359,57 kB

Aldenhof:

Ook ouwenhof: een der in een soort lintbebouwing langs de Keutelbeek gebouwde grotere hoeves. Huis tot Neerbeek groot 24 bunder en gelegen onder Beeck, Valkenborch leen, waar voorlangs die Keutelbeek loopt.

      De familie van Neerbeek zal oorspronkelijk wel gewoond hebben in het gehucht waaraan zij haar naam ontleent; ook komt de naam Nederbeke in de omgeving van Dusseldorp voor. Als oudste leden vermelden we: Zibrecht de Nederbeke in 1257 als getuige in een verkoop van goederen onder Geleen; Ghijse en Gerart van Nijderbeek als schepenen dier plaats (1378); Arnold van Nederbeecke verheft den Aldenhoff, een Thullart van N. 3 bunder lants gelegen aan den Hartboom (1381). Toen was nog sprake van “de hoeve toter Poerten mit allen synen toebehoerten als dae gelegen is ende dat helt XXX boenre lants is VI boenre Arnoltz keurguet ende chenseguet.. De naam Aldenhof is vermoedelijk eerst later gebruikt ter onderscheiding van een andere, nabij gelegen hoeve. Paepe Jan van Neerbeek en Ghijs van Neerbeek, voogd te Gangelt zijn in het bezit geweest van het Biesmansleen (1400-1500).

1537      Willem Balthsar v. Vlodrop Heere van Leuth

      Omstreeks 1600 verheffen verschillende leden der familie goederen onder Bingelrade en Oirsbeek (4 Rooth, veltersleen e.a.) Gijsbert van Nederbeek was schepen van Oirsbeek en drossaart van Geleen en Amsten­rade, als hoeda­nig hij in 1686 werd opgevolgd door Gerard Duyckers.

1546      2 april verheven door Balthasar van Vlodrop,

1562      verheven door Willem van Vlodrop, zoon van Balthasar.

1603      15 juli veheven door Christiaan Hestingen J.U.D. voor heer Adriaan Balthasar van Vlodrop en deszelfs broeders en zusters nagela­tene kinderen van wijlen Willem van Vlodrop en Johannes van Wiltz.

1613      12 okt. verheven door Paulus Nelissen voor heer Jan Willem van 

              Vlodrop

1615      verheven door Lemmen Thijskens in naam van heer Otto Hendrik van Vlodrop, na dood zijns broeder Jan Willem

1620      29 dec. verheven door Werner van den Bogaert heer tot 

              Wijnandsread

1621      8 febr. verheven door heer Adriaan Balthasar van Vlodrop heer van Well. Toen de landerijen onder de ingezetenen van Neerbeek ver­deeld waren moest Coenraad Kerckhofs ’t relief (15 goudgulden) beta­len als bezitter van het stokgoed.

1628      15 nov. Isabelle vrijvrouw van Vlodrop, geboren van Dorth, heeft tot borg gesteld 20 bunder akkerland voor eenen koop van gron­den te Daneken aan Adem Penris en Gerard van Daneken.

1649      Adriaan graaf van Vlodrop, vrijheer tot Leuth, Meeswijk en Eysden geeft den 1ste mei volmacht aan Martin Deckers, burggraaf te Leuth, om den hof te Neerbeek (Aldenhof) van het Staatsch leenhof te releveeren. Bij akte van 5 juli verklaart Adriaan Balthasar van Vlo­drop, vrijheer tot Leuth, Meeswijk en Eysden, heer tot Dorth. etc. dat hij belast heeft met zijnen hof te Neerbeek, genaamd den Aldenhoff met verscheidene kapitalen, in-gevolge eene constitutie gegeven aan Maar­ten Deckers, rentmeester en burggraaf te Leuth.

1656      6 nov. transporteert Adriaan graaf van Vlodrop den Aldenhof te Neer­beek op zijne drie ongehuwde dochters Anna Theodore, Adriane en Odi­lia

1662      zie Bank

1667      13 okt. Adriaan Gustaff grave fon Vlodroff, vrijheer tot Leuth, Meeswijck en Eisden. verkoopt aan Meester Peter Zegels, Jaspar Dul­lens, Mathijs Banens en Mathijs Coumans: huis en hof tot Neer­beek voor 18000 gld. groot 30 bd. Verkocht aan inwoners van Neerbeek

1682      deze hof, ook genaamd Varrestukken, groot ruim 40 bunder, ver­pacht aan Willem Willems x Beelken Banits voor 400 vat rogge “goed gewand” te leveren “op den zolder” te Maastricht bij den eigenaar Lam­bert Rietraet, gehuwd met Marie de Belgens en “gescheiden van bed­de”. Er waren drie kinderen, Jos Billa de Groot voordochter der moe-der en twee eigen doch-ters n.l. Anna Maria, gehuwd met Moyers Painet Vis en Joh. Clara, gehuwd met Martin de Quade (Quadstraatje)

       Mevr. Anthony Colie-de Quade verkocht haar helft ± 21 buder aan Mathijs Coumans-Vartenberg, Peter Coumans en Mr Jan Zegels. De lande­rijen grensden aan den Neerb.veeweg, de Peerboomweg, en de Graethei­de. De andere helft kwam van haar zuster Mevr.Wolf van Guderberg-de Quade en vervolgens aan Fred. Philip v. Mengerou-Wolf van Goedenberg, pachter was Jan Zegels

1750      24 febr. verheven door Konraad Kerkhoffs als ophelder.

1761      301 kl.r. een hoofd den voetpad, gedeeld ± 16 bd. aan Hendrik Coumans-Stijnen

1765      werd deze helft (zie 1682) verkocht (voor 625 gld per bel.) aan Jan Stijnen, collecteur, wiens zoon Mathijs ze deelde met P.L.Banens-Dol-mans. De goederen waren ter deele allodiaal, ten deele leenroerig aan Limbricht.

1782      ophelder is Kerckhoffs

1788      60 1/4 kl.r. aan Hendrik Coumans-Stijnen

1782      ophelder Coenraad Kerkhoffs

1784      toegevoegd exploit deurwaarder aan de hoofdbank Beek

1788      een stuk land agter den Aldenhof tot Neerbeek “wezende Aldenhofsleen” 60 1/4 kl.r.

1942      op 5 okt. werd ze tijdens het bombardement op Geleen zo zwaar beschadigd, dat ze moest worden gesloopt. Alleen het bakhuis bleef gespaard.  

Aldenhofstraat 

            Voorheen Lippesteeg geheten

Asselenkuilweg 

Gelegen tussen de Pr.Mauritslaan ende weg naar de Beekerhoek. In 1970 werd ze aan het openbaar verkeer onttrokken

Beekerhoek 

            De weg hiernaar, gelegen tussen de Neerbeekerveeweg en de 

            Vondelsweg

      Werd in 1970 aan het openbaar verkeer onttrokken

Beecker-Heygat 

     te Neerbeeck gelegen hoeve, groot 3½ bunder en een morgen,      deel uitmakende van de hoef te Catsop onder Elsloo, was een klein-  of kluppelleen en werd  verheven:       

 1381      door Johan van Catsop en daarna door N.Printen

 1537      door Gerard van Schaloen en na diens dood in 

1568      door sijnen zoon Gerard van Schaloen en na diens dood         door Jr.Hendrik van Eynatten heer van Abbée

1603     4 juni door Hendrik Sassen in naam van Marcellis van Eynatten zoon van heer Hendrik van Eynatten voors. Op welken dit leen verstorven is ten gevolge van het overlijden van Gerard van Hulsberg genaamd Schaloen, heer tot Herten. Daarna door Jan Coninx van Elsloo tengevolge eener akte van aankoop.  

1622     door Peter van Oensel, in naam van Michael Coninx 

Benedenste hoeve Printhagen

Benedenste_hoeve_van_Printhagen_Gr_Genhout_2.jpg - 286,97 kB

      Printhagen 2, opgetrokken om twee binnenplaatsen. De in vakwerk opge-trokken tussenvleugel van twee verdiepingen onder een zadel­dak en door een zadeldak gedekte vakwerkschuur aan de overzijde van de ach­terste binnenplaats zijn ouder dan de overige gebouwen; de tussen­vleugel is echter gedeeltelijk uit baksteen vernieuwd; aan de buitenzijde heeft deze vleugel thans een in- en uitgezwenkte topgevel met afdekkingen, dubbele speklagen en hoekblokken van mergel en in de top een krulanker en een steen met het omrankte jaartal 1744 en IMCW. De voorste binnenplaats is ontstaan doordat links van deze gevel gelijktijdig een nieuwe vleugel werd gebouwd en haaks hierop de in­gangsvleugel; beide vertonen aan de bui-tenzijde dezelfde speklagen. Rechts van de topgevel – wellicht op de plaats van de oude toegang – een lage baksteenvleugel ter afsluiting van de voormalige ingangszij­de van de achterste binnenplaats. In de buiten-gevel van dit gedeelte zit een poortje met een korfboog en hoekblokken van mergel.

 Berkenboslaan 

            Genoemd naar de veldnaam Birkbosch 

Beijens-leen: 

             Groot 20 bunder en 2 morgen, gelegen onder Neerbeeck, was een groot leen van Valkenburg en werd verheven:  

1542:     door Thijs Banents van Neerbeeck.

1574:     door N. Banents 

1615:     den 7 mei door Peter banents 

             Als Staats leenhof 

1746:     den 23 juli door Petrus Banens, voor zijnen onmondigen zoon Petrus Franciscus Banens 

Biesmansleen:  

      gelegen te Neerbeek, groot zijnde zes bunder en een morgen, is een kluppelleen van den huize te Valkenburg en werd met een half heerge-weide:  

1383   of daaromtrent, door Hendrik Mutsenich van Geleen: Hencken Meut­zenich van Glene is man de Valkenborch van VI bruynre lants gelegen te Neder-beecke in Glener gericht ende in dat gericht van Beecke ende gelegen bij der Hr.land van den Biessen en “des voits son van Rure­munde”, ontfan-ghen overmits mannen van Valckenborgh Roiffart Roessen ende Wilken van den Biessen in den jaere CCC ende LXXXIII. 

1429      door Johan, zoon van Giselbert Biesmans, opvolger van Pape Jan van Neer­beeck. Johan Ghijsen Biesmans soen, ontvangt 5 boenre lants die Paepe Jan van Nederbeeck plach te halden, des sondachs nae St.Ma­thijsdach.

 1471      12 nov. na de dood van Ida Biesmans door Johan Biesmans en daarna door Ghijs van Neerbeek voogd te Gangelt en nadiens dood. 

1535   wordt het leen verheven door Peter Penris v.d. Biessen en na diens dood in 

1595  op 20 jan. door Hendrik Claessens van Geleen  

1617  13 nov. door Henken Willems  

1626  verheven door Willem Smeets te Neerbeek. 

1664  18 aug. verheven door Jaspar Dullens voor zijn zoon Jaspar Dullens den jongen, die zijnen eed als opvolger heeft gedaan den 12 jan. 1699 

1729  verheven door Peter Lemmens en diens zoon Hans Peter Lemmens 

1743   W.Sleypen koopt 112 kl.r. Beyersleen, voorhoofd Trichter 

1793      23 aug. na dood van J.P.Lemmens door Michiel Buskens verheven, in 1505 gespaard omdat ze door huwelijk van een dochter van Gerard Huyn en Agnes van Printha­gen met Hendrik van Gave­ren, de Schoonvoorts te Elsloo in het bezit was van die familie. Leen van 211/2 goudgul­den. 26 febr­.1537 verheven door Johan Hoen van Cartils den jon­gen: 1557 een leen van 21 1/2 goudgulden op de hoef verheven door Johan van Emstenraedt  

      Peter Francis Banens, begin 19e eeuw her- verbouwer. Zijn fami­liewa­pen stond op een grote gevelsteen gebeiteld, welke later in het     R­ijksmuseum te Maastricht terechtkwam.  

1805 Lamb. Alex de Montagne overleden en in strijd met de wet in de kerk begraven. Burgemeester R.Corten diende een verzoek in om het lijk te mogen laten rusten. Geen resultaat bekend. 

1916 donasien L.v.d.Plancke-de Hemptuine de Gande verkoopt de  

        Neerbeekerhof 

1919 afgebroken. Ze was deels in vakwerk gebouwd rond een geslo­ten binnenplaats met torenachtig poortge­bouw. In de bovendorpel van de ingang stond ANNO 11.IMGS 1805. Het enige overblijf­sel is een bakste­nen gebouwtje met rondboog­ingang, versierd met bos­sageblok­ken en dichtgemetselde ellip­tische vensters. Een gevelsteen met de wapens van Banens en De Sau­veur be­vindt zich in het Provinci­aal Oud­heidkun­dig te Maastricht. Haardte­gels zijn verwerkt in de Raadszaal te Beek.   

Bisschopsmolen (Spaubeek): 

      Of in Beek zelf ooit een molen geweest is, is niet met zekerheid te zeggen, al wijzen de namen Molenberg, Molenstraat en Meulenput er wel op. In de archieven is niets daaromtrent te vinden. In 1246 wordt voor het eerst melding gemaakt van een dwangmolen, als Dirk van Val­kenburg, de goederen, welke door Gerard v. Printhagen en door de Wed. v. Willem, voogd van Beek, aan de Duitsche Orde geschonken, uit het leenverband ontslaat. 

      Hieronder was een molen begrepen, welke op de Geleen lag en nu maakte Dirk het voorbehoud, dat zij, die op dien molen verplicht waren te laten malen, voortaan daar van vrijgesteld zouden zijn. In de kerkre­gisters komt deze molen in de 16e eeuw nog voor onder de naam van: “de Bisschoppij”, omdat een familie Busschops er langen tijd pachter van is geweest. Die naam bestaat nog. 

1482      In 1482 betaalde Heylwig Bisschops nog den erfcijns van 21 stuivers bb. op Allerheiligendag en 21 st. bb. op Onser Vrouwen Lichtmis en 6 kapoenen op St.Stevensdag.

 1570 In 1570 wordt ze beschreven als: “onse moelen dat nu heit dy busscho­py te samen VII bonre lantz ende II bonre baentz ende broeck soe wy dat omtrent Spaubeeck ende Sint Jans geleen in die banck van Beeck, ende op gheen zijde der Gelenen in Schinnender bank gelegen is”. Het schijnt nu dat die molen later in ’t bezit der heeren van Geleen gekomen is, en de rente van stuivers en kapoenen vastgesteld worden op 14½ grijpen.

 Blooteweg:  

in de kom van Beek naar Neerbeek lopend en eertijds onderdeel van een interlocale route. De naam zou een verbastering kunnen zijn van het duitse Blaten = melaatsen 

Boekestokkerweg: 

            in de middeleeuwen onderdeel van de route Maastricht-Tudderen 

Bourgognestraat: 

            lang de begrenzing vormend van de bebouwde kom. 

             – nr.1 pand met tegen de hoek een eenvoudig wegkruis uit de 18e eeuw   

       – nr.35 Huis Nieuwenhof, XIXc, staat op het terrein van het voormalige goed en Valkenburgs grootleen Cartils- of Binsveldhof, een der in een soort lintbebouwing langs de Keutelbeek gebouwde grotere hoeves. Het werd opgericht rond 1381, voor een groot deel door Eustachius van Beekhoven; vervolgens door Jan in het Panhuis gen. Van Beekhoven; na deze door Gerard van Wylre (Wilderoide). De naam Cartylshof, die ze kreeg voor die van Binsveld, duidt op een bezitting door die van de Car-tiels. Hoen Cartiels, die dit leengoed bezeten zou hebben voor Werner van Binsveld, die het verheft in 1537. Het bleef in deze laatste familie tot ca.  1653, het jaar waarin Arnold van Wachtendonk het verhief. In 1694 is het eigendom van Henri Stas. Diens afstammelingen beheerden het tot aan het einde van het oude regiem en bleven eigenaar tot aan het begin van de 20ste eeuw. Mej. Therese Stas stierf in 1910. Dokter H.J. Beckers ver-kreeg dit buitenhuis van de erfgenamen van de familie Stas.

        De namen waren ontleend aan de families die het in de middeleeuwen, rsp. in de 16e en 17e eeuw bewoonden (Habets 1884 blz.423; De Crassier 1930 blz. 159). In het in 1850 gebouwde tegenwoordige landhuis met mansarde dak bevinden zich nog lambrizeringen, schoorsteen met zwart-wit marmeren onder-mantel en in stucwerk in Lod.XVI-stijl omlijste bovenmantel, een ijze­ren stookplaats en steektrapje met leuning  in dezelfde Lod.stijl. Het gedeel­telijk door een mansarde dak gedekte bak-stenen gebouw met seg­ment-boog­vensters XVIII, rech­ts voor het huidige land­huis is als koetshuis waar­schijnlijk nog een der bijgebou­wen van het oude Bins­veld. Inwen­dig zit een eenvoudi­ge steektrap met een Lod.XVI-leuning, een Lod.X­VI-schoor­steenman­tel en moerbalk­zolderin­gen. Lang was er een collectie in van dr.H.J.­Bec­kers, bestaan­de uit een geo­logische verza­me­ling, vogels en de vond­sten van zijn arche­ologische opgravin­gen

in Limburg. Deze werd in 1952 heringericht, maar is intussen overge-plaatst naar Stein 

      Achter het huidige landhuis ligt een recht­hoekig golvend terrein 16 x 20 m. met resten van kel­ders en sporen van een omgrachting. Tevens wer­den bij opgravingen in 1978 verkoolde resten en wat lei- en baksteen aangetroffen  

Bovenste hoeve Printhagen:

Bovenste-hoeve-Printhagen.jpg - 181,85 kB 

      Printhagen 3, genoemd naar het geslacht, dat dit leen van Valkenburg in de 14e eeuw bezat, doch reeds in de 13e eeuw werd vernoemd. Groot omtrent 28 bunder, in 1381 verheven door Wal­raaf zoon van Jan Re­sen. Daarna door Wil­lem van Pri­ntha­gen. 

1469      Willem van Prenthagen verkoopt de jaarrente van twee mud rogge en de lossing van de jaarrente aan Johan Lyebrechs 

1470      St.Nicolaasdag verheven tengevolge van een cessie van Willem van Printhagen, door Richard van Printhagen, Willems broeder. 

1471      Arnolt van Prenthagen restitueert de geldsom, die Rytzart van Prenthagen van Diederik Kouman had geleend voor een jaarrente van twee mud rogge uit de hoeve Prenthagen, waardoor Diederik’s aanspraak op die rente vervalt.  

1473      Rytzart (Richard) van Prenthagen verkoopt aan Ghielles Slynck van Resydt een jaarrente van drie mud rogge uit zijn hoeve. 

1474      Rytzart verkoopt de hoeve aan Arndt van Prenthagen 

1524      Arnt Huyn van Amstenraede lost een jaarrente van twee mud rogge uit de hoeve van de erfgenamen van Barbe van der Beeck, af. 

1649      14 nov. verpacht aan Servais Pijnxten voor 6 jaar een terrein nabij de “marais” 

1613      Maximiliaan Rijngoudt transporteert een jaarrente van 226 gul­den uit de hoeve aan Lanslot van Haudion 

1765     7 dec. gekocht door de adellijke nonnen van St.Gerlach uit handen van Francois prins de ]ligne, graaf van Geleen en Amstenrade 

1794      ze wordt genoemd onder de hoofdbanken, maar het is onduidelijk wat Habets bedoeld wanneer hij zegt dat Beek onder de hoofdbank Mer­sen behoorde, wanneer het niet als hoofdbank doch als gewone schepen­bank in hoger beroep ging. Uit zijn verwijzing naar de leenen van Valkenburg blijkt evenmin iets daaromtrent. 

1797      Onder de Franse overheersing werden alle kloostergoederen ge­confis­ceerd en aan de meest biedende verkocht. Zo ook die van het klooster St.Gerlach, doch dit klooster kocht zelf de meeste goederen terug waaronder de twee hoeves Printhagen, ieder groot groot ruim 50 bunders. Dit gebeurde 21 juli door den rentmeester Joannes Schoenma­kers in naam der religieuzen van St.Gerlach voor 100.000 franken. Beide hoeven waren toen te zamen dus 100 bunders groot. Later, wan­neer de kloosterordes niet meer hersteld werden, schonken de religi­eusen al hare bezittingen aan bovengenoemde Schoenmakers voor 2000 franken ’s jaars, lijfrente per persoon. Bij erfenis kwamen de hoeven toen aan wijlen den heer Anton Joseph Frans Corneli, wiens zoon Jo­seph Corneli ze verkocht aan Mevr. Schoenmakers-Rosen te Berger­straat 1846: pachter A.Eijssen. De hoeve bestaat uit drie losstaande vleu-gels om een ruime met linden beplante binnenplaats, toegankelijk via een korte oprijlaan. Behou­dens een glad hardstenen kruiskozijn en een geprofileerde mer­gelste­nen dak­lijst, XVIIIa wijst alles op het begin van de 19e eeuw; recht­afgedek­te vensters en ingangen in hardsteen, segmentboogvensters in mergel, type 1a, ebkele elliptische vensters in mergel – een met het geschil­derde jaartal 1806 ? – etc. Inwendig moerbalkzolderingen en een hou­ten schoorsteenmantel, XIXa. In het weiland tussen beide hoe­ven aan­duidingen van een vroeger gebouw. 

Tussen deze en de Benedenste hof ligt een geaccidenteerd terrein met resten van grachten 

Broekhovenlaan: 

      lang de begrenzing vormend van de bebouwde kom en genoemd naar vroedvrouw Regina Broekhoven (1866-1946) 

Brugstraat: 

hoek Molenstraat staand kruis, waarbij eertijds de uit Kelmond en Geverik komende rouwstoeten voor een korte bidstond halt hielden. Tijdens processies werd erbij ook lang een rustaltaar opgesteld 

natuurstenen pomp, in 1904 opgericht.Ze mocht worden gebruikt door 15 personen, die in de stichtingskosten hadden bijgedragen alsook bewoners van de pastorie, de kapelanie en pastorie van de Herv.kerk. Ten behoeve van wegwerkzaamheden werd ze tijdelijk opgeslagen in het gemeentelijk magazijn. Later bleken onderdelen ervan te zijn zoekgeraakt, zodat ze niet herplaats. Toen ter sprake kwam, dat ze dan maar opgeruimd moest worden bood toenmalig gemeentesecretaris L.Cobben, zoon van der oprichters ervan, ze graag in zijn achtertuin aan de Molenberg te willen plaatsen, hetgeen goed gevonden werd.

 

nr.2 OP DE PLATSCHJ, in 1911 gebouwd voor Jan Gökemeyer door aannemer P.J.Schrage uit Kerkrade, die mogelijk ook de ontwerper ervan was. De gevel, die in 1969 voor Th.Cremers een nieuwe pui kreeg, geeft aan, dat het nu een café-pand is, terwijl er voorheen een textielwinkel was. Als café werd het door meerdere geëploiteerd, o.a. door Houtvast, Cremers, Nes v.a.Walter en Lieske de Boon. Het is onderkelderd en wordt gedekt door gekmikte mansarde kap. De gevel heeft verder vroeg-twintigste eeuwse bakstenen versieringen.  

 

nr.4 Banxhuis,

Banxhuis.jpg - 35,66 kB

Waar de schepenen van Beek vergaderden, rechtspraken en aantekening hielden van hypotheken en overschrijvingen van onroe­rende goederen, vergelijkend met het tegenwoordige kantongerecht en kadasterkantoor. Zaken be­tref­fende zware vergrijpen waarop de dood­straf stond, werden te Val­ken­burg behandeld. In 1701 was Jan Kerckho­ffs (gehuwd met Maria Kree­f­ten) er de eigenaar van. Na hun dood wer­den hun vier onmondige kin­de­ren onder voogdij van hun heeroom Nic.Kreef­ten ge­stel­d, die pastoor te Meerssen was. Zoon Jan ging la-ter in Luik studeren en de drie meisjes naar kostschool. Huis en inventaris werden ver­pacht aan Machiel Coenen en de rest verkocht.

1730 In 1730 is een Jan Kerckhoffs (gehuwd met Maria Maenen) er de eigenaar van. In 1739 verkoopt Jan Dol­mans als voogd van hun dochtertje Maria Anna het huys met hof, stallingen enz. met de recensie dat de Bank er in de grote voorkamer vergaderingen mag blijven houden. Na meerdere wisse­lingen van eigena­ren scheen het pand daartoe niet meer te vol-doen

waarna de zittin­gen plaatsvonden op het “landhuis” te Valken­burg.  

1863      In 1863 werd de helft bewoond door Abr. Bloch, dat hij ruilde voor een terrein aan de Molenstraat, waar nadien de synagoge op werd gebouwd. In de periode dat erachter nog school werd gehouden, woonde erboven de bovenmeester. Het pand stand via een deur in verband met die school, die niet meer dan een schuur met zoldering was, De vloer was nog van leem en het meubilair bestond uit banken voor acht à 1ien kinderen, uit een paar borden tegen de muur, een los bord, een paar boekenkasten en een letterkast. De klassen waren niet door muren of beschotten gescheiden. Het geheel was één lokaal met slechts één buitendeur, en de gangetjes tussen de banken vormden de afscheiding der klassen. De verwarming en de ventilatie lieten natuurlijk ook veel te wensen over. Ze werd bezocht door kinderen uit Klein- en Grootgenhout, Spaubeek, Elsloo en Stein, die vooral in de winter beklagenswaardig waren, daar ze  vaak half gekleed met een dun broekje over blote benen, een jasje over het hemd en een doekje om de hals of pet, door weer en wind over slecht begaanbare wegen moesten komen en met natte voeten de hele dag in een schaars verwarmde ruimte moesten zitten. Ze werden zo wel gehard, maar de zwakere ging te niet. Verbeteringen werden wel beloofd maar bleven uit tot 1888. Wat de woning betreft bleef toch een ruimte beschikbaar voor de gemeente. 

1866      4 mei 1866 kreeg de in 1852 opgerichte Harmonie St.Caecilia, wegens gebrek aan een geschikte repetitieruimte, toestemming die vergader-ruimte tijdelijk te gebruiken, onder voorwaarde enkel buiten de schooluren te repeteren en dat de toestemmin ook ten alle tijden kon worden ingetrokken. 

1887      Het Banxhuis zelf wordt 15 okt.1887 voor ƒ75.- verhuurd aan Martinus Retera  

             – nr.5 fraai vakwerkhuis met overkraagde voor- en zijgevel en het op-schrift 1660 4 IVNIVS is helaas in 1933 gesloopt. Een schets van de voorgevel door J.H.A. Mialaret berust in het archief van Monumenten­zorg.

         nr.15 looierij van Erens, tot 1895 bewoond door de familie Paulissen, waarna Jan Gerard Erens er een looierij vestigde tot 1925. Nieuwe eige-naar werd toenJozef-Henrik Lemmens, die er tot 1940 sigaren fabriceerde. Na 1945 werd het een rijwielzaak. Het werd afgebroken in verband met een saneringsplan  

Bruilofsteeg 

      In 1901 vestigde J.Muris er een meubelwerkplaats, het latere café Lemmens, dat inmiddels is gesloopt  

Burg.Janssenstraat: 

Joods monument hoek Raadhuisstraat, opgericht op 22 okt. 1987. Het werd gemaakt door Francisca Zijlstra. Het is in natuursteen samenge-steld uit een staande zuil, waarop een balk ligt. De liggende zuil, waarop vier stenen liggen, werd gekapt in fijnkorrelig lichtbruin graniet. De geprofi-leerde zuilen zijn van blauwe hardsteen, ook wel petit granit, Naamse steen of Escauzijnse steen genoemd, naargelang de groeve, waaruit ze afkomstig zijn. Zo’n steen ontstond door verstening van bezonken klei in de carboontijd, ca. 300 miljoen jaar geleden. Het monument verwijst naar de poort van de synagoge, die in de Molenstraat stond. In de latei aldaar, de balk boven de ingang, die in de later daaruit verbouwde, in 1985 afge-broken twee woningen behouden bleef, stond dezelfe tekst, die nu in de op de staande zuil liggende balk gebeiteld staat. Deze is ontleend aan psalm 118 (117) vers 20. In goudgevulde letters weergegeven luidt ze: DIT IS DE POORT NAAR DE EEUWIGE / RECHTVAARDIGEN MOGEN ERDOOR GAAN. De datum van de onthulling staat in zwart gevulde tekens in de zijkant van de zuil uitgekapt. De er verspreid op staande jaartallen 1868 en 1954 verwijzen naar het bouwjaar en die verbouwing tot de twee wo-ningen. Die vier deels ronde granieten stenen verwijzen in abstracte vorm naar de gebrokenheid van de mens van de Molenstraat. Verder is op beide koppen van de latei een zespuntige Davidster uitgekapt zoals koning Da-vid ze op zijn schild gedragen zou hebben. 

– pand aan de westzijde, links van de Suspendersteeg, “Op de Linden” geheten. Hiervan is het erf groot 75 kleine roeden of 1335 m², dat in 1795 werd bewoond door Johanna Penders wed. van Jan Hagemans, toen belast met 2 vaten haver en 2 vaten koren jaarlijks voor hr. Hesselt. De oudste zoon werd toen als herbergier vermald; een dochter Elisa-beth als ziekelijk en dochter Gertry als koeijmeid. 1. sept. 1979 werd het door de toen nieuwe bewoners, de Fam Vossebeld, Op de Linden gedoopt, welke naam in de balk boven de ingang van de achtervleugel gebeiteld werd.   

– boterfabriek, die geheel op handkracht was ingesteld. In 1905 had de eerste melkverwerking plaats. Iedere melkveehouder voerde zelf  per hon-denkar, kruikar of desnoods met waterhaam, de op zijn bedrijf gewonnen melk aan. Het was er een hondengeblaf van jewelste. 

1. werkman (voorman) was Lambert Voncken: was ‘s morgens om 4 uur aanwezig in de fabriek om de bestaande heetwaterinstallatie (men had nog geen stoom-ketel) op temperatuur te brengen. Gestookt werd met bruinkoolbriketten. Middels de heetwaterinstallatie (een grote bak met water die boven het stookvuur was geplaatst) werd de warmte verkregen om de aangevoerde melk op te warmen om later op een geschikte tem-peratuur te kunnen centrifugeren. De volgende werkzaamheid was het karnen van de karnroom met een handkarn, waardoor een scheiding plaats vond van de boter (in korrels) en het bijprodukt karnemelk. De karnemelk werd via een kraan afgetapt en in gereedstaande vertinde ijzeren vaten gedaan met be-stemming om als veevoeder te dienen of als consumptiemelk verkocht te worden. De boterkorrels, die dan overbleven op de bodem van het karn-vat, werden vervolgens een paar maal met zuiver water gewassen, daarna met een boterzeef afgeschept en op de kneedtafel gelegd. Op die tafel werd het overtollige water uitgekneed  totdat een smeuig en goed smeerbare boter als eindprodukt werd ver-kregen.  

2e werkman Hari Renkens (blind maar oersterk), later opgevolgd door Jac.Coumans, had tot taak de handcentrifuge te draaien (scheiden van room en ondermelk). Verder diende hij te zorgen, dat middels een zuig-perspomp voldoende koelwater in het waterreservoir aanwezig was. Renkens, die tevens mandenmaker was, maakte voor de fabriek de bo-termanden die benodigd waren om de boter, in 5 kg. verpakking naar de botermijn te Maastricht ter verkoop werden aangeboden. In iedere mand werden 10 kluiten à 5 kg. verpakt. 

Als secretaris fungeerde Burg. Janssen, die toen vlak naast de fabriek woonde en prompt elke 14 dagen de afrekening van de melkleveranciers verzorgde en verder als secretaris voor afwerking van diverse bescheiden zorg droeg.

 nr.47 nog op de oude rooilijn staand, voorheen bekend als het Hop-pershuis, in 1838 bewoond door Peter Mthijs Hoppers en Maria Agnes Winthagen. Dat echtpaar kreeg 6 kinderen, waarvan alleen de jongste Jan Joseph Hoppers (1848-1926) overleefde. Deze huwde in 1869 met M.J. Lemmens, waarvan Joseph (1871-1936, de oudste van hun 11 kinde-ren, van 1890 tot 1930 land-meter was. Hij werd toen als landmeeter opge-volgd door zijn zoon Henri (*1911), die dat bleef tot 1980. Het pand heeft segmentboogvensters in hardstenen om-lijsting met in de sluitsteen bo-ven de ingang het jaartal 1792. Toch moet er al eerder bebouwing hebben gestaan. De in veldbrand-steen uitgevoerde vòòr- en rechter zijgevel, resp. west- en zuidkant, zijn door bepleistering in imitatie natuurstenen blokken, tegen vochtdoorslag beschermd. De kanten en het fries onder de goot werden apart in ruiger sierpleis-terwerk uitgevoerd. Van het origineel intereur resteren slechts de mergelblokken tongewelfde kelder en eiken kaprestanten. In de loop der jaren is o.a. de kap opgehoogd tot een man-sardedak, waartoe de originele eiken spante werden uitgebouwd met een ingenieuse aanvul-lende constructie. De poort met bovenbouw rechts werd in 1930 gesloopt, maar de aanzet ervan is nog zichtbaar in de rechter kopgevel. 

 – nr.52 H.Hartbeeld op binnenplaats 

Cartylshof  

      of de hoeve van Binsfeld, onder Beeck gelegen. In 1283 koopt de Duitse Orde van Guillaume van Schinnen, deken van het kapittel van Saint Ge-reon te Keulen, die deze twee jaar te voren had gekocht van Christiaan, heer van Limbricht, er een aanzienlijke partij van. In 1293, toen groot zijnde 38 bunder, geven Walram, heer van Valkenburg en zijn vrouw Philippa aan de Duitse Orde het resterende kwart van tienden en een van het patronaatschap, tegelijker tijd met het restant van de Vroenhof, dat zij vrij verklaren van alle feodale banden, maar behouden zelf de rechts-macht van de heer. Deze donatie werd in 1307 bevestigd door hun zoon Renard en door de bisschop van Luik, Thibau de Bar en in 1308 door Paus Clemens V. Van toen af was het altijd een priester van de Duitse Orde, die pastoor van Beek werd. In 1381 werd het als een groot leen van den huize van Valkenburg, voor een gedeelte verheven door Eustachius van Beekhoven en erna door Jan in het Panhuys, genoemd van Beekhoven (Bourgognestr.35). Daarna door Gerard van Wilre: Gherart van Wilderoide is man van X11J boenre ackers. Een vroeg bekende heer was Theodoor, ridder en gehuwd met N.van Printha­gen; hun kind Ivo van Cartiels huwt met N.van Hoen zu Broich. Uit dit huwelijk sproot Joh. van Cartiels, die den naam zijner moeder aannam en zich noemt Hoen v. Cartils. Hij huwde in 1302 met Agnes von Busch  

 1537 Verheven door Werner van Binsvelt, landdrossaard, zoon van Jan en van N. van Bronckhorst te Gronsfeld. Hij huwde met Agnes van Nesselrode, die hem de vrije rijksheerlijkheid Wilre bij Wittem ten huwelijk bracht. Na haar dood huwde hij met Anna van Elter tot Vogel­zang.